29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 1180 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 26 mei 2023

Werk is een cruciale schakel in onze samenleving. In de hoofdlijnenbrief en de voortgangsbrief over het arbeidsmarktpakket (Kamerstuk 29 544, nrs. 1112 en 1176) schreef ik u hoe het kabinet erop inzet dat mensen in flexibele contracten meer zekerheid krijgen over hun inkomen, terwijl we ondernemingen helpen wendbaarder te worden. Daarbij schreef ik u in navolging van de Commissie regulering van Werk en het SER MLT dat het van belang is dat waterbedeffecten worden voorkomen. Met waterbedeffecten worden verschuivingen op de arbeidsmarkt bedoeld die het gevolg zijn van beleidsmaatregelen, maar die niet beoogd zijn.

Het is hierom belangrijk de kennis die wij hebben over waterbedeffecten te vergroten. Hierom heb ik onderzoek laten doen naar de aard, omvang en richting van waterbedeffecten in Nederland als gevolg van eerdere wijzigingen in het beleid. U vindt de resultaten hiervan in bijgaand rapport «Waterbedeffecten van arbeidsmarktbeleid».

De resultaten van het onderzoek laten zien dat arbeidsmarktbeleid dat zich richt op een verschuiving tussen verschillende vormen van arbeidsrelaties voor een groot deel leidt tot de beoogde effecten. Zo heeft wetgeving die zich begin deze eeuw richtte op de groei van het aantal zelfstandigen dat effect ook bereikt. En heeft de wet werk en zekerheid met het beoogde doel het aantal vaste contracten toe te doen nemen ook dat effect gehad. Tegelijkertijd is duidelijk dat (sommige) wetgeving gepaard ging met waterbedeffecten. Bijvoorbeeld de flexwet (1999) beoogde geen afname van het aantal vaste contracten, maar had wel dit gevolg. Een eerste casestudie naar de omvang van waterbedeffecten laat zien dat ook wanneer het doel behaald wordt, waterbedeffecten op kunnen treden. Daarbij lijkt het resultaat in de geselecteerde casus (inkorting ketenbepaling van 3 naar 2 jaar in de wet werk en zekerheid) er op te duiden dat werknemers een jaar eerder, niet vaker, uitstromen naar een vast contract, een ander flexibel contract of een uitkering. Het waterbedeffect in dit geval was dus vooral een versnelling van een gebeurtenis die anders ook had plaatsgevonden.

Overigens blijkt uit het onderzoek óók dat flexibilisering van de arbeidsmarkt niet alleen het gevolg is van beleid – bedoeld of onbedoeld. Relatief autonome ontwikkelingen, zoals vergrijzing en verhoging van het opleidingsniveau, zijn ook van belang.

Het onderzoek bestrijkt de periode 1996–2019. In de evaluatie van de Wet arbeidsmarkt in balans die vanaf dit jaar zal worden uitgevoerd zullen naar verwachting ook eventuele waterbedeffecten van de periode na 2019 in beeld komen.

Het onderzoek sterkt mij in mijn voornemen bij de uitwerking van beleid oog te blijven houden voor mogelijke waterbedeffecten. Dit rapport biedt handvatten om hierop betere inschattingen te maken. Ik zal dit rapport ook delen met het Centraal Planbureau, zodat zij in staat worden gesteld deze inzichten bij hun ramingen en beschouwingen te betrekken.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip

Naar boven