29 544 Arbeidsmarktbeleid

Nr. 1122 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 12 september 2022

Hierbij zend ik u de rapportage Cao-afspraken 2021 over de inhoudelijke ontwikkeling van cao’s.

De rapportage beschrijft de stand van zaken in cao’s ten aanzien van acht onderwerpen: de contractloonontwikkeling; de onderkant van het loongebouw; afstand tot de arbeidsmarkt; bovenwettelijke aanvullingen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid; normale arbeidsduur; flexibele beloningsvormen; flexibele schil en oudere werknemers.

Contractloonmutatie

De contractloonontwikkeling bedraagt in 2021 vooralsnog gemiddeld 1,9% op niveaubasis en 1,8% op jaarbasis.1 Dat is gebaseerd op 92 van de 97 steekproef-cao’s, van toepassing op ruim 4,7 miljoen.

De contractloonmutatie is in 2021 op niveaubasis gemiddeld 1,8% in de marktsector, 0,9% in de overheidssector en 2,9% in de zorgsector. De gemiddelde contractloonmutatie op niveaubasis ligt in de sectoren landbouw en visserij, bouwnijverheid en handel en horeca lager dan het totaalgemiddelde van 1,9%. In de overige sectoren ligt de gemiddelde contractloonmutatie hoger dan het totaalgemiddelde van 1,9%.

Voor 2022 is van 81 van de 97 cao’s, van toepassing op ruim 4,5 mln. werknemers, de contractloonmutatie bekend (peildatum 25 augustus 2022). Deze bedraagt 3,2% op niveaubasis en 3,0% op jaarbasis. De contractloonmutatie is in 2022 op niveaubasis gemiddeld 3,4% in de marktsector, 4,3% in de overheidssector en 2,2% in de zorgsector.

De inflatie bedroeg in 2021 2,7% (CBS, CPI). Het beeld is dan ook dat de gemiddelde contractloonstijging vorig jaar onder het inflatieniveau lag. In 2020 lag de contractloonmutatie nog boven het inflatieniveau.

In de 12 maanden tot en met juli 2022 lag de inflatie volgens voorlopige cijfers van het CBS op 10,3% (CPI). De gemiddelde contractloonstijging in 2022 tot nu toe ligt dus fors beneden dat niveau.

De onderkant van het loongebouw

In 2021 ligt het niveau van de laagste loonschalen voor een 21-jarige gemiddeld 2,4% boven het Wettelijk minimumloon (Wml). Ten opzichte van 2020 is sprake van een stijging met 0,8%-punt. De jeugdloonschalen liggen gemiddeld 24,9% (voor 15-jarigen) tot 3,8% (20-jarigen) boven het bijbehorende wettelijk minimumjeugdloon.

Afstand tot de arbeidsmarkt

75% van de werknemers valt onder een cao met afspraken die bij kunnen dragen aan de instroom van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dat kunnen bijvoorbeeld afspraken zijn met het karakter van een inspanningsverplichting. Voor 37% van de werknemers is een dergelijke afspraak in de cao opgenomen. Ook een laagste loonschaal op Wml-niveau kan bijdragen aan het beschikbaar komen van werkplekken voor deze groep mensen. 90% van de werknemers valt onder een cao met een dergelijke loonschaal.

Bovenwettelijke aanvullingen bij ziekte, arbeidsongeschiktheid en werkloosheid

Voor alle werknemers onder de onderzochte cao’s geldt dat de loondoorbetaling bij ziekte over de eerste twee ziektejaren gelijk is aan of hoger ligt dan 170% van het laatstverdiende loon. De loonbetaling in het eerste ziektejaar is voor de helft van de werknemers minder dan 100%. Daarnaast is reparatie van het 3e WW-jaar voor bijna 80% van de werknemers onder een cao afgesproken.

Normale arbeidsduur

De normale arbeidsduur per week in cao’s loopt uiteen van 36–40 uur en bedraagt gemiddeld 37,3 uur.

Bevrijdingsdag 5 mei

Op 28 april 2021 heeft de toenmalige Minister van BZK mede namens mijn ambtsvoorganger toegezegd om de afspraken in cao’s ten aanzien van het (niet) werken op 5 mei te blijven volgen.2 Deze informatie zal voortaan onderdeel uitmaken van de jaarlijkse rapportage cao-afspraken.

In 87 van de 98 onderzochte cao’s hebben sociale partners afspraken gemaakt over 5 mei. In 20 cao’s hebben werknemers elk jaar op 5 mei een vrije dag. In 57 cao’s is vastgelegd dat werknemers elke 5 jaar recht hebben op een betaalde vrije dag op 5 mei. In 2 cao’s krijgen werknemers vanaf 2025 het recht op een vrije dag in lustrumjaren.

Flexibele beloningsvormen

Bijna twee derde van de onderzochte cao’s bevat afspraken over flexibele beloningsvormen. In het algemeen gaat het om afspraken over structurele uitkeringen (vooral jaarlijkse uitkeringen). Afspraken over resultaatafhankelijke uitkeringen komen minder vaak voor.

Flexibele schil

In 33 cao’s komen afspraken voor die een visie van de betrokken cao-partijen op de flexibele inzet van personeel bevatten. Die visie kan zich richten op het beperken of reguleren van flexwerk. In het eerste geval gaat het bijvoorbeeld om een maximaal percentage flexwerkers, of om flexwerk zo veel mogelijk intern op te vangen. Bij het reguleren van flexwerk kan worden gedacht aan afspraken over gelijke behandeling voor gelijk werk en onderzoek naar flexwerk. Naar percentage werknemers bezien bevatten cao’s vooral afspraken over oproepkrachten (67%) en uitzendkrachten (58%).

Afspraken zzp’ers

Naar aanleiding van de gewijzigde motie van de leden Gijs van Dijk (PvdA) en Van Weyenberg (D66) wordt jaarlijks gerapporteerd aan de Kamer over (tarief)afspraken betreffende zzp’ers in cao’s3. Vorig jaar zijn de bevindingen eenmalig opgenomen in het rapport «Interne en externe arbeidsflexibiliteit 2020». Vanaf dit jaar heeft het onderwerp een vaste plek in de rapportage cao-afspraken gekregen.

Voor het onderzoek is een complete set van 658 cao’s onderzocht. In 4 van de 658 cao’s zijn bepalingen aangetroffen over (richtlijnen voor) het hanteren van een tarief: de cao Nederlandse Poppodia en -Festivals, de cao Toneel en Dans, de cao voor Architectenbureaus cao en de cao Muziekensembles. Daarnaast is een bepaling opgenomen in de «Fair Practice Code Goed Opdrachtgeverschap» voor de publieke omroep.

Oudere werknemers

Afspraken specifiek voor oudere werknemers komen voor in alle 98 onderzochte cao’s. In de cao’s van 43% van de werknemers zijn afspraken gemaakt over eerder uittreden in het kader van de tijdelijke fiscale versoepeling van de RVU-heffing. Daarnaast zijn er afspraken die de werkbelasting van oudere werknemers kunnen verlichten. Deze zogenaamde ontziemaatregelen komen voor in de cao’s van 81% van de werknemers. In de cao’s van 96% van de werknemers met een cao is een afspraak opgenomen met betrekking tot het langer doorwerken van oudere werknemers.

Voor de volledige bevindingen ten aanzien van deze en andere onderwerpen verwijs ik u naar de bijgevoegde rapportage.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, C.E.G. van Gennip


X Noot
1

Niveaubasis betekent dat géén rekening is gehouden met overloopeffecten i.e. de effecten van afspraken uit 2020 over wijzigingen in beloningen die doorwerken in 2021 en de afspraken uit 2021 die doorwerken naar 2022. Bij jaarbasis tellen deze effecten wél mee. In Bijlage II van de cao-rapportage staat een nadere toelichting op de berekeningswijze van de contractloonmutatie.

X Noot
2

Kamerstuk 34 430, nr. 19.

X Noot
3

Kamerstuk 31 311, nr. 233.

Naar boven