Kamerstuk
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29537 nr. 29 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
| Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum vergadering |
|---|---|---|---|---|
| Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2005-2006 | 29537 nr. 29 |
Vastgesteld 22 februari 2006
Binnen de vaste commissie voor Justitie1 hebben enkele fracties de behoefte over de brief van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie d.d. 22 november 2005 inzake de uitvoering van de maatregelen uit de Illegalennota (Kamerstuk 29 537, nr. 28) enkele vragen en opmerkingen ter beantwoording aan de minister voor te leggen. Bij brief van 21 februari 2006 heeft de minister deze beantwoord. Vragen en antwoorden zijn hieronder afgedrukt.
I Vragen en opmerkingen vanuit de fracties
De leden van de CDA-fractie constateren dat de rapportage voornamelijk een beschrijving bevat van de al eerder in de Illegalennota zelf bekend gemaakte maatregelen en van de in verband daarmee tot stand te brengen en gebrachte (verbeteringen van) samenwerkingverbanden, toegankelijkheid tot informatiesystemen, gegevensuitwisselingen, enz., en veel minder een beschrijving van – sinds het verschijnen van de Illegalennota op 23 april 2004 – geboekte kwantitatieve resultaten. Wat is de verklaring daarvoor? Waarom zijn er geen concrete kwantitatieve doelstellingen geformuleerd?
De leden van de fractie van D66 hebben met interesse kennisgenomen van voorliggende rapportage. Deze leden beschouwen illegaliteit als onwenselijk zowel vanuit maatschappelijk oogpunt als vanuit het oogpunt van de als «illegaal» bestempelde persoon. Bij het tegengaan van illegaliteit benadrukken deze leden het belang van goede evaluatiemogelijkheden. De voorliggende rapportage voldoet gedeeltelijk aan deze behoefte, maar roept ook een aantal vragen op.
Het grootste probleem voor de leden van de D66-fractie blijft het gebrek aan data met betrekking tot illegaliteit. Graag hadden deze leden in de rapportage meer kwantitatieve informatie gezien, met name over aantallen illegalen en onderverdeling in verschillende categorieën (overstayers, uitgeprocedeerde asielzoekers etc). Ook willen zij graag inzicht in de toe- of afname van aantallen illegalen. Naast de huidige aantallen als aanvulling op deze rapportage, vragen deze leden de minister in toekomstige rapportages standaard deze data op te nemen. Eén van de voornaamste doelen van illegalenbeleid moet zijn het terugdringen van illegaliteit, maar zonder betrouwbare gegevens kan niet beoordeeld worden in hoeverre deze doelstelling gehaald wordt. De data die wel voorhanden zijn roepen meer vragen op dan ze beantwoorden. Hoe kan het bijvoorbeeld dat ondanks een toename van het aantal gecontroleerde personen in het kader van objectgerichte controles er niet meer of zelfs minder personen staande worden gehouden? Hoe kan het dat het aantal strafrechtelijke zaken met betrekking tot mensenhandel afneemt ondanks intensievere opsporing? Deze gegevens geven niet de indruk dat de strijd tegen illegaliteit erg succesvol is. Graag een reactie van de minister.
Een ander punt waar de leden van de D66-fractie vragen over hebben, is de samenwerking tussen verschillende overheidsdiensten en -instanties. Gebrekkige samenwerking belemmert een effectieve aanpak van illegaliteit (zie bijvoorbeeld het rapport Van Kalmthout); de minister heeft in haar Illegalennota terecht aangegeven dat zij deze samenwerking wil verbeteren. In de rapportage beschrijft zij een aantal initiatieven waaruit moet blijken dat de samenwerking verbeterd is. In hoeverre is de samenwerking ook in de praktijk verbeterd en hoe vanaf de werkvloer gereageerd wordt op de voorgenomen veranderingen.
Deze leden maken zich verder zorgen over de uitvoering van de ICT-projecten van de Illegalennota. Uit de rapportage blijkt dat in veel gevallen «de invoering is vertraagd», een project «niet haalbaar gebleken» is of dat «het genereren van informatie» uit een systeem nog «in ontwikkeling» is. De leden van de D66-fractie willen graag van de minister horen in hoeverre deze problemen de uitvoering van de Illegalennota bemoeilijken en of zij actie gaat ondernemen op dit gebied.
Tenslotte missen deze leden in de voorliggende rapportage een Europees perspectief. Zij hebben behoefte aan kwantitatieve gegevens over illegaliteit in andere Europese landen en een reactie van de minister op de vraag of er een relatie is tussen de veranderingen in aantallen illegalen in andere Europese landen en Nederland. Ook willen de leden van de D66-fractie graag van de minister horen of het thema illegaliteit op de agenda staat bij overleg met haar Europese collega’s. Is er een Europese lijn/Europees beleid?
2. Maatregelen op het gebied van vreemdelingenbeleid
De eerstgenoemde pilot inzake het versneld afdoen van onwenselijke procedures, te weten die met het IND-loket, heeft procentueel gezien de meeste afwijzingen van kansloze aanvragen gerealiseerd, aldus de leden van de CDA-fractie. Hoe komt dat? Waarom is ervoor gekozen beide pilots vooralsnog voort te zetten, als reeds is gebleken dat de eerste pilot de beste resultaten heeft opgeleverd en er blijkbaar al toe is besloten dat de werkwijze met het IND-loket gefaseerd wordt uitgebreid tot een landelijke werkwijze? Op welke termijn zal naar verwachting de landelijke invoering zijn voltooid?
Waaruit bestaat de met betrekking tot de gemeentepilot vermelde overlast?
Uit de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de twee pilots (19 637, nr. 960) is gebleken dat het aantal aanvragen zonder geldige Machtiging tot Voorlopig Verblijf (mvv) ingediend bij de IND te Hoofddorp in de eerste zes weken van de pilot aanzienlijk omlaag is gegaan. Er zijn de helft minder afspraken gemaakt voor het indienen van een aanvraag dan er aanvragen zijn ingediend in de maanden daarvoor. Van de groep die wel een afspraak heeft, verschijnt bovendien circa 15% niet aan het loket. Kan een en ander betekenen dat de ondernomen pilots, als gevolg van het kennis hebben daarvan door vreemdelingen, wellicht hebben geleid tot een verplaatsing van aanvragen naar andere gemeenten, dan wel tot het kiezen voor illegaal voortgezet verblijf in Nederland?
De controles die worden uitgevoerd om een beeld te krijgen van het gebruik van de kortverblijfprocedure om voortgezet onrechtmatig verblijf in Nederland te verkrijgen, hebben ertoe geleid dat vreemdelingen door middel van uitzetting of vertrek onder toezicht zijn teruggekeerd naar hun land van herkomst. Zijn er geen andere sancties ten aanzien van hen getroffen? Zo neen, waarom niet?
Kan de minister aangeven hoeveel illegaal verblijvende vreemdelingen er op dit moment in Nederland zijn, zo vragen de leden van de GroenLinks-fractie. Valt daarin een onderscheid te maken naar al dan niet uitgeprocedeerde asielzoekers en overige vreemdelingen? Wat zijn de ontwikkelingen in de omvang van asielzoekers onder de illegalenpopulatie?
Kunt u aangeven wat het oordeel van de VNG is over de versnelde afdoening van onwenselijke procedures? Wat is precies de definitie van onwenselijke procedures? Valt het enkele feit dat mensen zijn ingereisd zonder mvv onder deze definitie? Waarom is dat eigenlijk? Wat is het verdere verloop van de procedure na de beschikking op onwenselijke procedures?
Per mei 2005 hebben de Arbeidsinspectie en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – in pilotvorm – tot het eind van het jaar een inzage-functie in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) gekregen, aldus de leden van de CDA-fractie. Zijn de resultaten van de evaluatie die in het najaar zou worden verricht al bekend en zo, ja, wat waren die?
Wat zijn de oorzaken van de vertraagde invoering van de Politiesuite Opsporing (PSO)? Hebben die (ook) te maken met de afstemming van de verschillende computersystemen?
Van een effectievere aanpak van mensenhandel en mensensmokkel via het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, waarin de politie, SIOD, KMar en IND samenwerken, zou volgens recente mediaberichtgeving (NRC 01-10-05 en Trouw 12-12-05) nog niet echt sprake zijn. Klopt dit en zo ja, waardoor wordt dat veroorzaakt?
Klopt het dat er signalen zijn dat er politiemensen zijn die slachtoffers van mensenhandel zouden stimuleren geen aangifte te doen van mensenhandel? Is aan te geven hoe de aanpak van mensenhandel in ons omringende landen is geregeld, (beter of minder goed dan in Nederland), met name bezien naar de aspecten als (de bereidheid tot) het doen van aangifte en het verlenen van een (tijdelijke dan wel permanente) verblijfsvergunning?
In 2004 zijn aanmerkelijk meer zaken op basis van artikel 273a WvSr (en artikel 250ter en 250a WvSr) in behandeling genomen door het OM dan in 2003. De cijfers over de eerste acht maanden van 2005 wijzen op een afname van het aantal in behandeling genomen zaken ten opzichte van 2004. Wat is de verklaring voor zowel die toename als die afname?
Welke straffen zijn opgelegd in de 15 afgehandelde mensensmokkelzaken?
Welke straffen zijn opgelegd in de afgehandelde mensenhandelzaken? Wat is de verklaring voor de hoge aantallen sepots in de mensenhandelzaken?
4. Aanpak van onrechtmatige bewoning
Tot op heden blijkt er nauwelijks sprake van inzet van artikel 197a Sr bij de aanpak van malafide huiseigenaren, aldus de leden van de CDA-fractie. Wat is de verklaring daarvoor?
Wat zijn de concrete resultaten van het project Alijda? Welke financiële, justitiële en bestuursrechtelijke sancties zijn er getroffen ten aanzien van de betrokken malafide eigenaren en verhuurders? Zij er indicaties dat men zich in voorkomende gevallen inderdaad sociaal verantwoord is gaan gedragen?
Wat zijn de concrete resultaten van het Amsterdamse project «Zoeklicht» en van het Haagse AMFI-project?
Wat zijn de concrete resultaten van het optreden van de Interventieteams in Utrecht en Den Haag tegen onrechtmatige bewoning van (huur)woningen en illegale kamerverhuur? Wat betekent een en ander concreet voor de betreffende verhuurders en huurders?
Het opleggen van de verplichting aan verhuurders van woonruimte om de verblijfstatus van hun (nieuwe) huurders vast te stellen en de legaliteit hiervan te registreren, zal betrokken worden bij de herziening van de Huisvestingswet. Hoe lang gaat een en ander duren?
Gesteld wordt dat malafide verhuurders, die zich juist op de illegalenpopulatie richten, geen gebruik zullen maken van een bevoegdheid de huur op te zeggen en dat de bonafide verhuurder niet geneigd zal zijn de verblijfsstatus van zijn huurders periodiek te controleren zolang deze de huur betaalt en geen overlast veroorzaakt. Zou in dit verband een aan verhuurders op te leggen periodieke controleplicht en een daaraan gekoppelde rapportageplicht soelaas kunnen bieden?
De leden van de VVD-fractie roepen motie 29 537, nr. 10, ingediend bij het overleg over de Illegalennota op 21 juni 2004, in herinnering. In die motie wordt de regering verzocht beleid te ontwikkelen waarmee het OM aan de hand van artikel 33 van het Wetboek van Strafrecht effectiever op kan treden ingeval woonruimte doelbewust aan illegalen wordt verhuurd. De motie werd aanvaard.
In de brief van 22 november 2005 wordt gesteld dat gemeenten wordt gestimuleerd in het doen van aangifte op basis van artikel 197a van het Wetboek van Strafrecht. Voorts hebben zij begrepen dat de mogelijkheid van het gebruik van de artikelen 197a en 33 Wetboek van Strafrecht onder de aandacht is gebracht van de parkethoofden van het OM. Uit het gewisselde in het algemeen overleg over de illegalenproblematiek dat op 28 april 2005 plaatsvond, hebben de leden van de VVD-fractie opgemaakt dat inmiddels gebruik wordt gemaakt van het instrument «verbeurd verklaren». Anderzijds staat in de brief van 22 november jl. dat er tot op heden nauwelijks sprake is van de inzet van artikel 197a Wetboek van Strafrecht bij de aanpak van malafide huiseigenaren. Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie meer en beter inzicht in de mate waarin er nu gebruik wordt gemaakt van artikel 197a j°. artikel 33 Wetboek van Strafrecht. Wat zijn tot op heden de resultaten daarbij? Voorts zijn zij benieuwd in welke mate het gebruik maken van artikel 197a en het«verbeurd verklaren» van goederen aan de orde komt in het driehoeksoverleg van het Openbaar Ministerie, de korpsbeheerder en de korpschefs, en dan met name in de vier grote gemeenten, de zogenaamde G-4. Wordt de onderhavige problematiek daar aan de orde gesteld? Want gemeenten moeten wel aangifte doen anders werkt het niet.
5. Aanpak van illegale tewerkstelling
Waarom participeert een vertegenwoordiger van de Raad van Hoofdcommissarissen pas sinds september 2005 in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams, mede gezien het feit dat de Illegalennota dateert van 23 april 2004, zo vragen de leden van de CDA-fractie. Wat is de betekenis van deze «participatie in de top» voor de (verbetering van de) intensivering van de samenwerking tussen Arbeidsinspectie en Vreemdelingenpolitie aan de basis?
Waarom wordt, bezien tegen de achtergrond van de datum van het verschijnen van de Illegalennota in april 2004, pas in het najaar van 2005 een start gemaakt met het opstellen van een landelijke dienstverleningsovereenkomst om de samenwerking tussen de politie en de Arbeidsinspectie, zowel op landelijk als op regionaal niveau te verbeteren en waarom is die overeenkomst naar verwachting pas begin 2006 gereed?
Wanneer is het onderzoek uitgevoerd en afgerond inzake maatregelen om belemmeringen voor gegevensuitwisseling in het interventieteam weg te nemen? Worden de beschreven aanbevelingen overgenomen en uitgevoerd en wanneer zullen de te nemen maatregelen zijn geïmplementeerd?
Aan welke alternatieve methoden van identiteitsvaststelling van werknemers wordt gedacht, ingeval de identiteit niet aan de hand van een erkend document kan worden vastgesteld?
De controles op illegale tewerkstelling worden uitgevoerd door de Arbeidsinspectie, veelal in samenwerking met de Vreemdelingenpolitie. Moet hieruit worden afgeleid dat dergelijke controles niet altijd «standaard» plaats hebben samen met de Vreemdelingenpolitie? Zo neen, waarom niet?
Daar waar wordt gesteld dat de Arbeidsinspectiecontroles zich primair richten op de werkgever en niet op de personen die aangetroffen worden tijdens controles, betekent dit dat in zulke gevallen alleen de werkgever wordt aangepakt en dat de aangetroffen illegaal tewerkgestelde personen vrijuit gaan? Of gebeurt dat laatste slechts dan niet als de controles op illegale tewerkstelling plaats hebben samen met de Vreemdelingenpolitie?
Zijn de aangetroffen 3500 illegaal tewerkgestelde vreemdelingen Nederland uitgezet? Hoeveel wel en hoeveel niet?
In hoeverre is er bij de beschreven controles sprake geweest van recidive, zowel bezien naar de werkgevers als naar de aangetroffen illegaal tewerkgestelde vreemdelingen?
Wat betreft de aanpak van illegale tewerkstelling wordt enerzijds overwegend een beschrijving gegeven van maatregelen die genomen worden (zoals meer samenwerking, gegevensuitwisseling, uitbreiding bevoegdheden, verplichte melding, etc.). Daarbij lijken de activiteiten van de interventieteams succesvol, bezien naar het aantal controles, aangetroffen vreemdelingen en uitgedeelde boetes. Anderzijds wordt geen inzicht verkregen in het antwoord op de vraag in hoeverre bepaalde doelstellingen worden bereikt, aangezien niet te constateren is welke doelstellingen er concreet zijn geformuleerd ten opzichte van de (inschatting van de) totale omvang van het probleem van illegale tewerkstelling. Daarom kan ook weinig worden gezegd over de effectiviteit van de aanpak. Vandaar de vraag in hoeverre het kabinet van mening is dat erin wordt geslaagd het probleem van illegale tewerkstelling effectief aan te pakken. Kan inzicht worden verschaft in de (geschatte) omvang van het probleem en in de effectiviteit van de getroffen maatregelen? De aanpak van interventieteams lijkt succesvol, maar in hoeverre berust de aanpak door deze teams op een inhoudelijke analyse van sectoren waar illegale tewerkstelling het meest voorkomt en/of schade oplevert? Kan inzicht worden gegeven in deze analyse en de effecten van de aanpak?
In het kader van de aanpak van illegale tewerkstelling kunnen thans hogere boetes worden opgelegd en is de capaciteit van de Arbeidsinspectie onlangs uitgebreid. De leden van de VVD-fractie vragen of deze maatregelen reeds effect hebben. Zo ja, in welke zin? Wat is tot op heden de opbrengst van de boetes?
Werden er tot 1 mei 2004, de datum van de toetreding van de nieuwe landen tot de Europese Unie, vaak personen uit sommige van die landen als illegalen aangetroffen, waar komen thans de illegalen vandaan die worden aangetroffen? Gaarne krijgen de leden van de VVD-fractie een reactie van de minister.
II Antwoord van de minister voor Vreemdelingenzaken en Integratie
Vooruitlopend op de beantwoording zal eerst kort worden toegelicht welke organisaties betrokken zijn bij de aanpak van illegale vreemdelingen (die hier illegaal verblijven, wonen en/of werken).
Politie/Vreemdelingenpolitie en Koninklijke Marechaussee
Door de (vreemdelingen)politie kunnen illegale vreemdelingen worden aangetroffen bij objectgerichte en persoonsgerichte controles en in het kader van algemeen toezicht. Soms via gerichte controles van de vreemdelingenpolitie zelf, soms vanuit andere politieonderdelen. De Koninklijke Marechaussee (KMar) treft illegale vreemdelingen aan in haar taakuitoefening bij de grenscontroles en het mobiel toezicht vreemdelingen (MTV).
Gemeentelijke inspectiediensten
Er zijn diverse gemeentelijke inspectiediensten die bij hun controles, met een ander handhavingsdoel dan illegaliteit, kunnen stuiten op vreemdelingen waarvan het vermoeden bestaat dat zij illegaal in Nederland verblijven. Indien de Vreemdelingenpolitie (VP) samen met de gemeentelijke inspectiedienst de controle uitvoert, worden de aangetroffen (illegale) vreemdelingen direct overgedragen aan de VP.
Indien er bij de controle géén (vreemdelingen)politie aanwezig is worden (illegale) vreemdelingen niet overgedragen aan de VP. De controlerende ambtenaren hebben immers niet de bevoegdheid (illegale) vreemdelingen staande te houden en over te dragen.
De interventieteams (IT’s) zijn integraal samengestelde projectteams met als taak/doel het aanpakken van werkgevers-, werknemers- en bijstandsfraude. Deze IT’s stuiten bij hun inspecties ook op (illegale) vreemdelingen. Per project worden afspraken gemaakt over de aanwezigheid van de (vreemdelingen)politie tijdens controles.
De Arbeidsinspectie (AI) richt zich op de werkgever (de faciliteerder). Het doel van de arbeidsinspectie is om de naleving onder werkgevers van de Wet arbeid vreemdelingen verder te verhogen. Met de bestrijding van illegale tewerkstelling wordt de met illegale tewerkstelling samenhangende oneerlijke concurrentie en verdringing van Nederlands arbeidsaanbod tegengegaan. De (illegale) vreemdeling is voor de AI hierbij een middel en niet hét doel: de werkgever overtreedt de wet door een vreemdeling illegaal te werk te stellen.
De leden van de CDA-fractie constateren dat de rapportage voornamelijk een beschrijving bevat van de al eerder in de Illegalennota zelf bekend gemaakte maatregelen en van de in verband daarmee tot stand te brengen en gebrachte (verbeteringen van) samenwerkingverbanden, toegankelijkheid tot informatiesystemen, gegevensuitwisselingen, enz., en veel minder een beschrijving van – sinds het verschijnen van de Illegalennota op 23 april 2004 – geboekte kwantitatieve resultaten. Wat is de reden daarvoor? Waarom zijn er geen concrete kwantitatieve doelstellingen geformuleerd?
In Nederland worden illegaal verblijvende vreemdelingen aangetroffen in het kader van algemeen toezicht en inspecties op het gebied van wonen en werken. Daarbij kunnen meerdere (inspectie)diensten bij de handhaving stuiten op illegaal verblijvende vreemdelingen. Samen met het gebruik van verschillende informatiesystemen bemoeilijkt dat het genereren van meer en betrouwbaardere data.
Bij het verschijnen van de Illegalennota, op 23 april 2004, waren er nog geen prestatie-afspraken gemaakt met de politie. Inmiddels zijn die afspraken er wel en rapporteert de politie primair over het aantal 1e- en 2e-lijnsidentiteitsonderzoeken en secundair over nog een aantal andere gegevens zoals persoonsgerichte en objectgerichte controles en het aantal afgesloten uitzetdossiers. De andere (inspectie)diensten stellen vanuit hun taakveld in hun jaarplannen doelstellingen.
Kan de minister in toekomstige rapportages standaard kwantitatieve informatie opnemen, met name over aantallen illegalen en onderverdeling in verschillende categorieën (overstayers, uitgeprocedeerde asielzoekers etc.), waarbij inzicht wordt geboden in toe- en afname van aantallen illegalen?
Aan het WODC heb ik opdracht gegeven onderzoek te (laten) doen naar de mogelijkheid tot het opzetten van een monitor om de omvang van de illegalenpopulatie in Nederland te meten. Binnenkort verwacht ik hiervan de eerste methodologische resultaten, op grond waarvan vervolgens de populatie illegalen kan worden gemeten. De resultaten daarvan verwacht ik medio 2006.
Hoe kan het bijvoorbeeld dat ondanks een toename van het aantal gecontroleerde personen in het kader van objectgerichte controles er niet meer of zelfs minder personen staande worden gehouden?
De redenen voor de vermindering van het aantal staandegehouden personen bij objectcontroles kunnen divers zijn. De uitbreiding van de EU zou een factor van belang kunnen zijn. Ingezetenen van Midden en Oost-Europese (MOE) landen verblijven sinds de toetreding van deze landen tot de EU, legaal in Nederland. Poolse vreemdelingen worden bijvoorbeeld vaak aangetroffen bij objectcontroles en mogen hier verblijven. Inspecteurs van de Arbeidsinspectie en Regionale Interventieteams beschikken niet over de bevoegdheid tot staandehouding, die is voorbehouden aan de (vreemdelingen)politie.
Hoe kan het dat het aantal strafrechtelijke zaken met betrekking tot mensenhandel afneemt ondanks intensievere opsporing?
Het is onjuist om te focussen op aantallen zaken, gelet op de zeer wisselende omvang daarvan en dus de gevraagde capaciteit in de opsporing daarvoor. Door de toegenomen aandacht voor terrorisme is er zeker ook sprake van enig verdringingsefffect binnen de bestrijding van georganiseerde criminaliteit. Op dit moment is er echter nog geen totaaloverzicht van de bestrijding van georganiseerde criminaliteit op de gekozen speerpunten beschikbaar. Het OM zal daarover medio maart rapporteren. Aan de hand van deze rapportage zal de bestrijding van mensenhandel in de context van de totale aanpak van georganiseerde criminaliteit worden beoordeeld. De Kamer zal hierover later bericht ontvangen.
De gegevens uit de rapportage geven niet de indruk dat de strijd tegen illegaliteit erg succesvol is. Kan de minister hierop reageren?
Of de strijd tegen illegaliteit succesvol is, is (nog) niet te meten. Er bestaat nog geen meting van de omvang van de illegalenpopulatie in Nederland. Zoals gezegd heb ik het WODC gevraagd hier onderzoek naar uit te (laten) voeren. Wel kan worden vastgesteld dat er meer capaciteit is vrijgemaakt voor de aanpak van illegaliteit en dat de samenwerking tussen ketenpartners is verbeterd. Daarnaast is een landelijk dekkend netwerk van interventieteams opgezet en heeft de Arbeidsinspectie het aantal controles uitgebreid.
In hoeverre is de samenwerking tussen verschillende overheidsdiensten en -instanties ook in de praktijk verbeterd en hoe wordt vanaf de werkvloer gereageerd op de voorgenomen veranderingen?
Er zijn meerdere diensten die een rol spelen op het gebied van de handhaving. Door de Arbeidsinspectie en de Vreemdelingenpolitie is een landelijke dienstverleningsovereenkomst opgesteld. Hierin is opgenomen dat voor elke reeks van objectgerichte controles waaraan de politie niet deelneemt afspraken gemaakt zullen worden tussen de partijen. De keuze hierbij kan zijn dat de politie de (vermoedelijk) illegale vreemdelingen ophaalt en overbrengt naar een plaats van verhoor of dat de Arbeidsinspectie alleen hun gegevens registreert en deze doorgeeft aan de Vreemdelingenpolitie Deze overeenkomst ligt momenteel ter besluitvorming bij de betrokken partijen. Naar aanleiding van de landelijke dienstverleningsovereenkomst worden op korte termijn ook regionale dienstverleningsovereenkomsten afgesloten, waarbij ook afspraken zullen worden gemaakt over de participatie van de vreemdelingenpolitie bij inspecties van de Regionale Interventieteams.
In hoeverre bemoeilijken de in de rapportage genoemde problemen op het gebied van ICT de uitvoering van de Illegalennota? Gaat de minister actie ondernemen op dit gebied?
De ICT-systemen bij de diverse diensten zijn gebouwd voor andere informatievragen dan die welke uit de illegalennota voortvloeien.
De mogelijkheden op ICT-gebied hebben nagenoeg géén invloed op de uitvoering van (gecombineerde) acties, maar met name op het gebied van het genereren van betrouwbare managementgegevens. Hierin wordt actie ondernomen door het al eerder genoemde onderzoek naar de omvang van de illegalenpopulatie.
Zijn er kwantitatieve gegevens over illegaliteit in andere Europese landen beschikbaar?
Is er een relatie tussen de veranderingen in aantallen illegalen in andere Europese landen en Nederland?
Door de Europese Commissie wordt via het European Migration Network momenteel een vergelijkend onderzoek uitgevoerd naar illegaliteit in verschillende EU-lidstaten, waaronder in Nederland. In het onderzoek worden onder andere kwantitatieve gegevens over illegaliteit in andere Europese landen betrokken. De Europese Commissie verwacht het onderzoek medio 2006 af te ronden. De onderzoeksresultaten kunnen inzicht verschaffen in veranderingen in aantallen illegalen in andere Europese landen en Nederland. Zodra de onderzoeksresultaten beschikbaar zijn zal ik uw kamer hierover informeren.
Staat het thema illegaliteit op de agenda bij het overleg met de Europese collega’s? Is er een Europese lijn/Europees beleid?
Illegaliteit is een onderwerp dat hoog op de Europese agenda staat. De Europese lijn is dat illegaliteit bestreden dient te worden. Dit betekent onder meer dat zo veel mogelijk moet worden voorkomen dat personen illegaal de EU binnenkomen. Hiertoe heeft de Europese Commissie in 2003 een Mededeling gepresenteerd over de ontwikkeling van een gemeenschappelijk beleid inzake illegale immigratie, mensensmokkel en mensenhandel, buitengrenzen en de terugkeer van illegaal in de EU verblijvende personen.
Door middel van concrete maatregelen is of wordt invulling gegeven aan dit beleidskader. Hierbij valt onder andere te denken aan het onlangs opgericht Europees Agentschap voor Buitengrenzen, het toepassen van informatietechnologie (biometrie) in het grensbewakingsproces, en het in EU verband afsluiten van terug- en overname overeenkomsten met landen van herkomst en het organiseren van gemeenschappelijke terugkeervluchten.
Maatregelen op het gebied van vreemdelingenbeleid
Hoe komt het dat de pilot inzake het versneld afdoen van onwenselijke procedures (de eerst genoemde pilot), procentueel gezien de meeste afwijzingen van kansloze aanvragen heeft gerealiseerd?
Procedures die meteen krachtens het zogeheten lik-op-stukbeleid werden afgedaan hebben betrekking op vreemdelingen die zonder geldige machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) een aanvraag indienen, terwijl de vreemdeling wel mvv-plichtig is. De vreemdeling dient reeds bij het indienen van de aanvraag het verzoek om mvv-vrijstelling met feiten en omstandigheden te onderbouwen en van die feiten en omstandigheden tenminste een begin van bewijs te leveren. Indien de aangevoerde feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven, wordt de vreemdeling alsnog in de gelegenheid gesteld het beroep op de mvv-vrijstelling nader te onderbouwen met bescheiden of anderszins.
In de pilot die in de gemeentehuizen werd uitgevoerd, is verhoudingsgewijs een substantieel aantal aanvragen ontvangen van ex-asielzoekers die thans met een beroep op medische omstandigheden een verblijfsaanvraag indienden. Aangezien in veel van deze zaken een begin van bewijs werd geleverd waarom men eventueel in aanmerking zou kunnen komen voor vrijstelling van het mvv-vereiste, konden deze zaken niet meteen ter plekke worden afgedaan, maar diende er eerst nader onderzoek plaats te vinden naar de aangedragen gegevens.
Waarom is ervoor gekozen beide pilots vooralsnog voort te zetten, als reeds is gebleken dat de eerste pilot de beste resultaten heeft opgeleverd en er blijkbaar al toe is besloten dat de werkwijze met het IND-loket gefaseerd wordt uitgebreid tot een landelijke werkwijze?
Gelet op de positieve resultaten van beide pilots is in goed overleg met de betrokken gemeenten besloten om beide pilots te continueren totdat de uiteindelijke beoogde werkwijze met een IND-loket landelijk is ingevoerd.
Op welke termijn zal naar verwachting de landelijke invoering zijn voltooid?
Zoals in de kabinetsreactie van 19 oktober 2005 op het rapport van de Algemene Rekenkamer betreffende de IND (Kamerstukken 30 240, nr. 4) reeds is bericht, zal de landelijke invoering naar verwachting in 2006 zijn voltooid.
Waaruit bestaat de met betrekking tot de gemeentepilot vermelde overlast?
De vreemdeling die ter plekke meteen een afwijzende beslissing op zijn aanvraag kreeg, werd tevens zo mogelijk direct in bewaring genomen ter fine van uitzetting.
Vreemdelingen die geconfronteerd werden met een dergelijke beslissing, gaven hierover in sommige gevallen blijk van hun ongenoegen. De staandehouding door de politie op het gemeentehuis leidde incidenteel tot overlast in de vorm van verzet of verbale agressie.
Uit de resultaten van de tussentijdse evaluatie van de twee pilots (19 637, nr. 960) is gebleken dat het aantal aanvragen zonder geldige Machtiging tot Voorlopig Verblijf (mvv) ingediend bij de IND te Hoofddorp in de eerste zes weken van de pilot aanzienlijk omlaag is gegaan.
Kan een en ander betekenen dat de ondernomen pilots, als gevolg van het kennis hebben daarvan door vreemdelingen, wellicht hebben geleid tot een verplaatsing van aanvragen naar andere gemeenten, dan wel tot het kiezen voor illegaal voortgezet verblijf in Nederland?
Vooropgesteld moet worden dat niet is gebleken dat de problematiek zich verplaatst heeft naar de direct omliggende gemeenten. Ook van andere gemeenten zijn geen signalen ontvangen die duiden op een significante toename van het aantal aanvragen zonder geldige mvv. Er zijn evenmin gegevens voorhanden waaruit zou kunnen worden afgeleid dat sprake is van een keuze voor illegaal voortgezet verblijf in Nederland.
Overigens worden de gegevens van de personen die wel een afspraak hebben gemaakt maar die uiteindelijk niet verschijnen, doorgegeven aan de politie in het kader van de door hen uit te voeren persoonsgerichte controles waarover ook is gerapporteerd in de brief van 22 november 2005.
De controles die worden uitgevoerd om een beeld te krijgen van het gebruik van de kortverblijfprocedure om voortgezet onrechtmatig verblijf in Nederland te verkrijgen, hebben ertoe geleid dat vreemdelingen door middel van uitzetting of vertrek onder toezicht zijn teruggekeerd naar hun land van herkomst.
Zijn er geen andere sancties ten aanzien van hen getroffen? Zo neen, waarom niet?
Er dient onderscheid gemaakt te worden tussen twee categorieën:
Enerzijds is er de groep vreemdelingen die oorspronkelijk voor kort verblijf naar Nederland is gekomen, maar die in Nederland alsnog een verblijfsvergunning regulier heeft aangevraagd. Door het indienen van een aanvraag heeft men in beginsel rechtmatig verblijf.
Daarnaast bestaat er nog een groep vreemdelingen die voor kort verblijf naar Nederland komt, geen aanvraag indient voor een verblijfsvergunning regulier maar wel de vrije termijn overschrijdt («overstayers»). Zij dienen zich – na afloop van hun vrije termijn – onmiddellijk te melden bij de korpschef van de gemeente waar zij verblijven. Indien zij dit niet binnen 3 dagen doen en Nederland vervolgens na verloop van tijd uitreizen, worden zij voor de duur van drie jaren in het SIS (Schengen Informatie Systeem) gesignaleerd op grond van het ontrekken aan toezicht. Deze werkwijze betreft een meer standaardmatig gebruik van een reeds bestaande bevoegdheid.
Kan de minister aangeven hoeveel illegaal verblijvende vreemdelingen er op dit moment in Nederland zijn? Valt daarin een onderscheid te maken naar al dan niet uitgeprocedeerde asielzoekers en overige vreemdelingen?
Wat zijn de ontwikkelingen in de omvang van asielzoekers onder de illegalenpopulatie?
Ik heb vorig jaar (Algemeen Overleg 31 maart 2005) al aan de Kamer gemeld dat er, op basis van het onderzoeksrapport «Wijken voor illegalen» (prof. Engbersen e.a.), wordt geschat dat er tussen de 125 000 en 225 000 illegalen zijn. Ik heb toegezegd dat er jaarlijks een meting zal komen van het aantal illegalen. Inmiddels is het onderzoek naar de meest geschikte methodiek hiervoor gestart. In het hiervoor genoemde onderzoek naar de meest geschikte methodiek wordt tevens onderzocht of er betrouwbare schattingen op specifieke deelgroepen kunnen worden gemaakt.
Op dit moment kan ik geen uitspraken doen over de ontwikkelingen in de omvang van de illegalenpopulatie. Zoals al eerder aangegeven laat ik daar nu onderzoek naar doen. Ik kan dan ook geen uitspraken doen over de omvang van de groep asielzoekers onder de illegalenpopulatie.
In opvolging op een eerdere steekproef naar de asielachtergrond van illegalen heeft een onderzoek van beschikbare gegevens plaatsgevonden. Hieruit blijkt dat in het aandeel voormalige asielzoekers onder illegalen die in bewaring zijn gesteld regionaal grote verschillen bestaan. Nader onderzoek moet daarom uitwijzen in hoeverre deze meting kan worden gebruikt om tot een betrouwbaar landelijk beeld te komen.
Kunt u aangeven wat het oordeel van de VNG is over de versnelde afdoening van onwenselijke procedures?
Met name vanuit de gemeenten is aangedrongen op het voortvarend aanpakken van onwenselijke procedures. De VNG onderschrijft de wenselijkheid van het versneld afdoen van deze procedures.
Wat is precies de definitie van onwenselijke procedures?
Valt het enkele feit dat mensen zijn ingereisd zonder mvv onder deze definitie? Waarom is dat eigenlijk?
Onder onwenselijk gebruik van de reguliere toelatingsprocedure wordt verstaan het indienen van een op voorhand nagenoeg kansloze aanvraag om een verblijfsvergunning regulier zonder de vereiste geldige mvv. Het hebben van een geldige mvv is immers een wettelijk vereiste waarvan in het kader van de aanvraag slechts in zeer uitzonderlijke gevallen wordt afgeweken.
Wat is het verdere verloop van de procedure na de beschikking op onwenselijke procedures?
Zoals eerder is aangegeven, wordt de vreemdeling na uitreiking van de afwijzende beschikking zo mogelijk meteen in vreemdelingenbewaring genomen ter fine van uitzetting. Indien het niet mogelijk is om direct tot inbewaringstelling over te gaan, wordt de vreemdeling in de afwijzende beschikking een termijn gegund om zelfstandig Nederland te verlaten. De vreemdeling kan een bezwaarschrift indienen tegen de afwijzing van de aanvraag alsmede om een voorlopige voorziening van de rechtbank vragen om de uitzetting te voorkomen.
Per mei 2005 hebben de Arbeidsinspectie en de Sociale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (SIOD) – in pilotvorm – tot het eind van het jaar een inzage-functie in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV) gekregen. Zijn de resultaten van de evaluatie die in het najaar zou worden verricht al bekend en zo ja, wat waren die?
De pilot is naar tevredenheid verlopen. SZW en Justitie hebben afgesproken om de pilot om te zetten in een definitieve inzagevoorziening voor AI en SIOD. Op dit moment wordt overlegd over de technische realisatie. De pilot loopt door tot de definitieve voorziening gereed is.
Wat zijn de oorzaken van de vertraagde invoering van de Politiesuite Opsporing (PSO)? Hebben die (ook) te maken met de afstemming van de verschillende computersystemen?
De onderzoeken naar de vertraging van het project PSO in het tweede halfjaar van 2004 en het eerste halfjaar van 2005 hebben de volgende oorzaken onderkend:
• de verwachtingen van alle betrokken partijen ten aanzien van de resultaten van het project waren al vanaf het begin veel te hoog gespannen
• de invoering van een nieuwe werkwijze voor het ontwikkelen van systemen is onderschat
• het tijdschema was te optimistisch ten gevolge van het gebrek aan ervaring met deze nieuwe werkwijze
• de organisatie van het project was te complex
• het ontwikkelde systeem had een aantal technische tekortkomingen.
Van een effectievere aanpak van mensenhandel en mensensmokkel via het Expertisecentrum Mensenhandel en Mensensmokkel, waarin de politie, SIOD, KMar en IND samenwerken, zou volgens recente mediaberichtgeving (NRC 01-10-05 en Trouw 12-12-05) nog niet echt sprake zijn. Klopt dit en zo ja, waardoor wordt dat veroorzaakt?
Uit de bedoelde recente mediaberichtgeving leidt u af dat er nog geen sprake zou zijn van een effectievere aanpak van mensenhandel en mensensmokkel via het Expertisecentrum Mensenhandel/Mensensmokkel. Sinds de oprichting van het Expertisecentrum Mensenhandel/Mensensmokkel (EMM) op 18 mei 2005 heeft het EMM gewerkt aan zijn informatiepositie en meerdere opsporingsonderzoeken voorbereid. Daarnaast hebben medewerkers van het EMM cursussen en trainingen op het gebied van mensenhandel gegeven binnen de politieorganisatie, maar ook aan ketenpartners en internationale partners. Onder meer op deze wijze beoogt het EMM bij te dragen aan de kwaliteit van de opsporing, de effecten daarvan zullen pas op termijn duidelijk worden.
Klopt het dat er signalen zijn dat er politiemensen zijn die slachtoffers van mensenhandel zouden stimuleren geen aangifte te doen van mensenhandel?
Navraag bij de expertgroep mensenhandel van de Nederlandse politie wijst uit dat signalen als zouden slachtoffers van mensenhandel door politiefunctionarissen worden afgehouden van het doen van aangifte door de politie niet worden herkend. De afgelopen jaren is er binnen de Nederlandse politie krachtig geïnvesteerd in de bestrijding van mensenhandel en op het erkennen van het belang van adequate zorg voor slachtoffers.
Is aan te geven hoe de aanpak van mensenhandel in ons omringende landen is geregeld, (beter of minder goed dan in Nederland), met name bezien naar de aspecten als (de bereidheid tot) het doen van aangifte en het verlenen van een (tijdelijke dan wel permanente) verblijfsvergunning?
De landen van de Europese Unie hebben zich verplicht de EU-Richtlijn te implementeren betreffende de verblijfstitel die in ruil voor samenwerking met de bevoegde autoriteiten wordt afgegeven aan onderdanen van derde landen die het slachtoffer zijn van mensenhandel of hulp hebben gekregen bij illegale immigratie. De implementatiefase van de Richtlijn is nog niet afgerond. Voor de meeste Europese lidstaten geldt dat er voor de publicatie van de Richtlijn geen gericht beleid was ten aanzien van het verlenen van een vergunning tot verblijf aan slachtoffers. Uitzondering daarop vormden België, Italie en Nederland.
Tijdens het vragenuur van de Tweede Kamer op 15 maart jl. hebben de leden Dijsselbloem (PvdA) en Lambrechts (D66) aan de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gevraagd of er inzicht bestaat in mensensmokkel, illegale tewerkstelling en dergelijke in de landen om ons heen en hoe dat met Nederland te vergelijken valt. Deze heeft toegezegd na te gaan of we die informatie hebben.
Uit het gevoerde debat blijkt dat vooral werd gedoeld op «de bestrijding van slavernij-achtige uitbuiting». Het gaat bij slavernij-achtige uitbuiting (mensenhandel) om situaties waarin een persoon door middel van een dwangmiddel gedwongen of bewogen wordt om arbeid of diensten te verrichten.
De Staatssecretaris van Sociale Zaken en werkgelegenheid heeft mede via het netwerk van SIOD en AI aan België, Duitsland, Frankrijk, Verenigd Koninkrijk en Denemarken alsmede aan het ILO vragen gesteld wat betreft aard en omvang over «slavernij-achtige uitbuiting» in die landen.
Op basis van deze vragen heeft deze geen inzicht kunnen krijgen in slavernij-achtige uitbuiting op het terrein van arbeid en diensten in de ons omringende landen. Dat komt voor een deel omdat de wetgeving in een aantal landen nog niet is aangepast aan deze vorm van uitbuiting op het terrein van arbeid en diensten. Voor een ander deel is er zeer weinig systematische informatie voorhanden.
Internationaal ligt de nadruk op de bestrijding van de meer «klassieke vorm» van mensenhandel, namelijk uitbuiting in de sex-industrie. De strafbaarstelling van uitbuiting bij arbeid en diensten is nieuw en is nog niet door alle lidstaten in hun wetgeving opgenomen.
In 2004 zijn aanmerkelijk meer zaken op basis van artikel 273a WvSr (en artikel 250ter en 250a WvSr) in behandeling genomen door het OM dan in 2003. De cijfers over de eerste acht maanden van 2005 wijzen op een afname van het aantal in behandeling genomen zaken ten opzichte van 2004. Wat is de verklaring voor zowel die toename als die afname?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 4.
Welke straffen zijn opgelegd in de 15 afgehandelde mensensmokkelzaken?
Welke straffen zijn opgelegd in de afgehandelde mensenhandelzaken?
In 2005 zijn er 244 dagvaardingen in 1e aanleg afgedaan wegens 197a Sr (mensensmokkel). In de mensensmokkelzaken worden met name onvoorwaardelijke vrijheidsstraffen opgelegd. Deze vrijheidsstraffen variëren in duur van 1 maand tot meer dan vier jaar. De meeste straffen vallen in de categorie drie maanden tot twee jaar.
Voor mensenhandel kan ik slechts een indicatie geven omdat in tenlasteleggingen vaak meerder strafbare feiten worden opgesomd, waardoor de uitspraak van de rechter een totaaloordeel is. Een indicatie voor de strafeis kan ik wel geven: in de praktijk wordt per slachtoffer van mensenhandel 9 maanden gevangenisstraf geëist; als er minderjarige slachtoffers bij betrokken zijn, gaat de strafeis vaak omhoog naar 1 tot 1,5 jaar gevangenisstraf. Straffen die worden opgelegd variëren grofweg tussen de 1 en de 5 jaar gevangenisstraf.
Wat is de verklaring voor de hoge aantallen sepots in de mensenhandelzaken?
In mensenhandelzaken geldt dat het eerste belang dat gediend moet worden, dat van het slachtoffer is. Dat betekent dat vaak in eerste instantie een aantal mogelijke verdachten gehoord wordt en dat er gaandeweg te weinig aanknopingspunten zijn voor bewijs tegen de «betrokkenen». De praktijk heeft veel weg van tegenhouden en verstoren. Omdat al ingegrepen wordt voordat (alle) verdachten goed in beeld zijn, wordt het nadien soms moeilijk om het bewijs nog rond te krijgen. Het principe van de korte klap-zaken draagt ook bij aan dit beeld: er komen minder verdachten in beeld en binnen een gestelde tijd dient het het onderzoek afgerond te worden.
Aanpak van onrechtmatige bewoning
Tot op heden blijkt er nauwelijks sprake van inzet van artikel 197a Sr bij de aanpak van malafide huiseigenaren. Wat is de verklaring daarvoor?
De brief van de minister van VROM en de minister van Justitie van 8 november 2005 over onrechtmatige bewoning en huisjesmelkerij (Kamerstukken II 2005–2006, 30 300 XI, nr. 30) laat zien dat er verschillende benaderingen zijn (bestuurlijk, privaatrechtelijk en strafrechtelijk) om malafide huiseigenaren aan te pakken. De strafrechtelijke aanpak ligt niet altijd het meest voor de hand en moet ook gezien worden als het sluitstuk van de integrale, lokale en ketengerichte aanpak van de problematiek.
Overigens wordt er op grond van de Alijda-Voivoda aanpak in Rotterdam en de AMFI aanpak in Den Haag inmiddels wel gebruik gemaakt van de mogelijkheid om malafide huiseigenaren die illegalen huisvesten op grond van artikel 197a WvSr aan te pakken.
Wat zijn de concrete resultaten van het project Alijda?
Welke financiële, justitiële en bestuursrechtelijke sancties zijn er getroffen ten aanzien van de betrokken malafide eigenaren en verhuurders?
Het project Alijda heeft in Rotterdam tot veel concrete resultaten geleid. De gemeente heeft aangegeven dat zij met vijf eigenaren in gesprek is over het minnelijk oplossen van de problematiek en dat drie eigenaren hun slechte panden verkocht hebben als gevolg van de Alijda-aanpak. Daarnaast heeft de gemeente medegedeeld dat het OM onderzoek doet naar drie malafide eigenaren en in verband daarmee zoekingen heeft verricht bij drie notarissen. Ook heeft Rotterdam aangegeven dat wat betreft de lokale belastingen en uitkeringen alles in het werk wordt gesteld om de meest notoire malafide verhuurders hun financiële verplichtingen na te laten komen.
De Belastingdienst heeft met betrekking tot de belangrijkste malafide verhuurders reeds meer dan 1 miljoen euro aan fiscale verplichtingen geïnd. Op basis van nader onderzoek door het OM en de FIOD zijn aanslagen opgelegd die in de miljoenen euro’s lopen. Mede op basis hiervan zijn diverse panden die in eigendom toebehoren aan de verdachten in beslag genomen door de Belastingdienst.
Justitie heeft in enkele gevallen een onderzoek tegen grote malafide eigenaren ingesteld. Hierin wordt samengewerkt met de FIOD-ECD, wat veelbelovend lijkt.
Zijn er indicaties dat men zich in voorkomende gevallen inderdaad sociaal verantwoord is gaan gedragen?
De gemeente Rotterdam heeft aangegeven dat vier grote eigenaren, die met elkaar 600 woningen bezitten en één beheersorganisatie vormen, zich tot de gemeente gewend hebben met het verzoek tot overleg om van de lijst malafide eigenaren af te komen. Met hen wordt intensief overleg gevoerd. Alle lopende zaken met deelgemeenten en Woningtoezicht worden daarbij onder de loep genomen. Dit heeft nu reeds geleid tot eenbeter gedrag en verbeterde verhoudingen. Het overleg loopt nog, maar zal naar verwachting dit jaar kunnen worden afgerond met een protocol van afspraken ter verbetering van de communicatie en het gedrag van de eigenaren. Hierin komt o.a. een direct optreden bij meldingen van overlast, het melden van alle nieuwe huurders t.b.v. de inschrijving bij Burgerzaken, en het zich houden aan de huurwetgeving te staan.
Over het algemeen kan gezegd worden dat binnen de wereld van malafide eigenaren de Alijda-aanpak steeds meer bekendheid krijgt. De betrokkenen reageren daar verschillend op: sommigen verkopen; anderen gaan in overleg; weer andere procederen tegen plaatsing op de lijst; of men brengt de aanpak ter sprake bij zaken die voor de rechter komen.
Wat zijn de concrete resultaten van het Amsterdamse project «Zoeklicht» en van het Haagse AMFI-project?
Over het Amsterdamse project Zoeklicht kan gemeld worden dat er vanaf 2000 tot en met 2004 jaarlijks meer dan 10 000 adressen middels bestandsvergelijkingen zijn gecontroleerd en dat er jaarlijks meer dan 1000 huisbezoeken zijn afgelegd. Wat betreft uit te voeren acties (door de gemeente of de verhuurder) en correcties gaat het om honderden gevallen per jaar, waarbij met name het aantal acties door de verhuurders in de periode vanaf 2003 sterk is toegenomen. (bron: gemeente Amsterdam)
In het Haagse project Aanpak Malafide Infrastructuur rond Illegalen (en daarmee gelijk te stellen vreemdelingen) – het zogenaamde Amfi-project – staat de aanpak van malafide c.q. criminele facilitators centraal. Aan deze aanpak ligt het barrièremodel ten grondslag. (Illegale) vreemdelingen moeten immers verschillende barrières nemen om in Nederland te kunnen wonen en werken: instroom/mensensmokkel, identiteit- en documentfraude, illegale arbeid, illegale huisvesting.
Hiermee verdienen de respectievelijke facilitators – afhankelijk van de verblijfsrechtelijke status van de vreemdeling – in voorkomende gevallen grof geld. Om dit uitbuitingscircuit rond (illegale) vreemdelingen effectief aan te pakken werkt de gemeente Den Haag gestructureerd samen met de politie Haaglanden, OM, Belastingdienst/FIOD-ECD en SIOD.
In het kader van de aanpak van huisjesmelkers zijn in 2005 tientallen aanschrijvingen verzonden naar de eigenaar c.q. overtreder met de aanzegging om aan de illegale kamerverhuur een einde te maken. In ruim 20 gevallen is aangifte gedaan van overtredingen van de Woningwet/Huisvestingswet. Deze aangiftes zijn gevoegd bij de 40 processen-verbaal die door het Amfi-team van de Vreemdelingenpolitie in het kader van huisjesmelkerij (artikel 197a WvSr) tegen de overtreders zijn opgemaakt. Daarnaast heeft de Vreemdelingenpolitie tientallen processen-verbaal opgemaakt terzake van identiteit- en documentfraude.
De Belastingdienst heeft in 2005 de Amfi-vragenlijst op bruikbaarheid getoetst en geconstateerd dat het fiscaal mogelijk is de inkomsten uit verhuur te belasten in box 1. Daarnaast heeft de gemeente Den Haag de Belastingdienst een overzicht doen toekomen van «aangeschreven panden», welke gerelateerd zijn aan malafide uitzendbureaus. De Belastingdienst zal boekenonderzoek verrichten van huisjesmelkers, «aangedragen» door de gemeente Den Haag.
Verder heeft de gemeente Den Haag in 2005 het samenwerkingsconvenant «Aanpak financiering huisjesmelkers» afgesloten met de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken, Nederlandse Vereniging van Banken, politie Haaglanden en het Arrondissementsparket ’s-Gravenhage. Op basis van dit convenant werken partijen intensief samen bij de integrale aanpak van huisjesmelkers door enerzijds de leningen te beëindigen in die gevallen waarbij sprake is van fraude ten opzichte van een hypothecaire financier en anderzijds het opwerpen van barrières voor de toekomstige financiering van panden door deze fraudeurs. Strafrechtelijke vervolging van fraudeurs vormt een onderdeel van deze aanpak. Tot slot tekenen de gemeenten Den Haag en Westland in 2006 een samenwerkingsconvenant met het oog op een gezamenlijke aanpak van het uitbuitingscircuit rond (illegale) vreemdelingen.
Wat zijn de concrete resultaten van het optreden van de Interventieteams in Utrecht en Den Haag tegen onrechtmatige bewoning van (huur)woningen en illegale kamerverhuur?
Wat betekent een en ander concreet voor de betreffende verhuurders en huurders?
Amsterdamsestraatweg te Utrecht
In het interventieproject Amsterdamsestraatweg te Utrecht zijn controles op woonadressen uitgevoerd op basis van risico-analyse.
Tijdens de controles wordt in panden van particuliere eigenaren waarin kamerverhuur plaatsvindt en waar 6 of meer personen verblijven die niet één huishouden vormen, gekeken of een benodigde gebruiksvergunning (brandveiligheid) is afgegeven aan de eigenaar. Indien dat niet het geval is, wordt een rapport opgemaakt en aan de brandweer verzonden die op haar beurt een controle uitvoert. Tevens wordt gekeken naar bouwkundige situaties. Indien het idee ontstaat dat er een illegale verbouwing heeft plaatsgevonden (b.v. bij kamerverhuur), dan wordt Bouw- en Woningtoezicht hiervan in kennis gesteld die op haar beurt een afzonderlijke controle instelt.
In Utrecht heeft een huurder van een woning die toebehoort aan een woningcorporatie een huisvestingsvergunning nodig. Indien een woning van een woningcorporatie door de officiële huurder wordt onderverhuurd, al dan niet aan een illegaal in Nederland verblijvende persoon, zonder dat hijzelf ook in die woning verblijft, dan heeft dat voor de huurder die onderverhuurt, tot gevolg dat zijn huisvestingsvergunning wordt ingetrokken waardoor hij uit de woning kan worden gezet. Hierdoor kan de betreffende woning terugvloeien in de woonvoorraad.
Sinds kort zijn afspraken gemaakt met het Openbaar Ministerie die inhouden dat, indien er voldoende bewijslast kan worden verzameld tegen de persoon die de woning aan een illegaal onderverhuurt, proces-verbaal wordt opgemaakt wegens overtreding van artikel 197a, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht. Door de politie wordt dit proces-verbaal aangevuld met een proces-verbaal van wederrechterlijk verkregen voordeel.
Ook tegen de verhuurder van een particuliere woning kan op basis van dit wetsartikel proces-verbaal worden opgemaakt.
Tevens wordt de Belastingdienst in kennis gesteld van de inkomsten die door de verhuurder zijn ontvangen. Nog dit jaar worden in de gemeenten van de G-4 projecten voor aanpak van huisjesmelkerij in uitvoering genomen.
Daarnaast worden signalen van huursubsidiefraude ook aan de Belastingdienst/Dienst Toeslagen doorgegeven. In het kader van de interventieteamaanpak heeft ook de bestrijding van huursubsidiefraude een krachtige impuls gekregen. De resultaten van het project Amsterdamsestraatweg laten zien dat samenwerking van de diverse handhavende diensten loont bij het opsporen van fraude zowel op sociaal en fiscaal terrein als op het terrein van huursubsidie.
De huisbezoeken in Utrecht in het kader van het interventieproject Amsterdamsestraatweg hebben onder andere opgeleverd dat in 16 gevallen de huisvestingsvergunning is ingetrokken, omdat de ruimte waarvoor de vergunning was verleend, niet als woonruimte in gebruik was of omdat er onderhuur was geconstateerd. Daarnaast is in 13 gevallen door Bouw- en Woningtoezicht van de gemeente Utrecht nader onderzoek ingesteld naar mogelijke illegale verbouwingen.
In het Haagse interventieproject Controle Bedrijvigheid Transvaal, dat in september 2004 is gestart, worden o.m. (illegale) kamerverhuurbedrijven gecontroleerd.
Tijdens de controles wordt de feitelijke situatie vergeleken met de papieren situatie, zoals die bekend is bij de gemeente, en externe instanties zoals de Belastingdienst, de Kamer van Koophandel, het UWV, en de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Op grond van de Wet Identificatieplicht wordt door de daartoe bevoegde ambtenaren aan de bewoners een geldig legitimatiebewijs gevraagd.
De controles kunnen leiden tot de beëindiging van kamerverhuur, het stopzetten van uitkeringen, en fiscale correcties (zoals correcties hypotheekaftrek bij niet-bewoning door de eigenaar) etc.
Indien er sprake is van illegale kamerverhuur, wordt de overtreder aangeschreven om de kamerverhuur te beëindigen en de woning in goed beheer terug te brengen. Een afschrift van deze aanschrijving gaat naar de eigenaar en naar de hypothecair financier; dit laatste gebeurt sinds 1 dec. 2005 op basis van het samenwerkingsconvenant «Aanpak Financiering Huisjesmelkers» dat is afgesloten tussen de gemeente Den Haag, de Stichting Fraudebedrijven Hypotheken, de Nederlandse Vereniging van Banken, het Arrondissementsparket ’s Gravenhage en de Regiopolitie Haaglanden. Zowel eigenaar als hypothecair financier kunnen vervolgens overgaan tot ontbinding van de huur respectievelijk hypothecaire overeenkomst. Bij gevaarlijke situaties wordt ter plaatse direct bestuursdwang toegepast door middel van sluiting van (een deel van) het pand.
Concrete resultaten: Bij woningcontroles zijn bijna 1000 illegale slaapplaatsen aangetroffen naar aanleiding waarvan 131 aanschrijvingen tot beëindiging van de illegale kamerverhuur zijn verzonden en 14 panden direct zijn gesloten en verzegeld in verband met levensbedreigende woonsituaties. In 180 situaties is geconstateerd dat er sprake was van onvoldoende brandveiligheid.
Ook zijn enkele processen-verbaal opgemaakt ter zake van artikel 197a, lid 2, van het Wetboek van Strafrecht (het uit winstbejag huisvesten van illegalen).
1. Voor de verhuurders betekent dit dat de woningen geschikt moeten worden gemaakt voor reguliere bewoning.
2. Voor kamerhuurders betekent dit dat andere woonruimte gevonden moet worden.
3. Voor huurders die een woning zonder toestemming van de eigenaar onderverhuren, kan dit betekenen dat de huurovereenkomst wordt opgezegd.
Het opleggen van de verplichting aan verhuurders van woonruimte om de verblijfstatus van hun (nieuwe) huurders vast te stellen en de legaliteit hiervan te registreren, zal betrokken worden bij de herziening van de Huisvestingswet.
Hoe lang gaat een en ander duren?
De minister van VROM heeft aangegeven dat zij in de eerste helft van 2006 richting de Tweede Kamer nader in zal gaan wat betreft de aangekondigde herziening van de Huisvestingswet.
Gesteld wordt dat malafide verhuurders, die zich juist op de illegalenpopulatie richten, geen gebruik zullen maken van een bevoegdheid de huur op te zeggen en dat de bonafide verhuurder niet geneigd zal zijn de verblijfsstatus van zijn huurders periodiek te controleren zolang deze de huur betaalt en geen overlast veroorzaakt. Zou in dit verband een aan verhuurders op te leggen periodieke controleplicht en een daaraan gekoppelde rapportageplicht soelaas kunnen bieden?
Een (landelijke) verplichting voor verhuurders om de verblijfstatus van hun huurders te controleren zal tot zeer forse extra administratieve lasten leiden, zeker wanneer dit periodiek dient te gebeuren. Wel is het zo dat verhuurders een duidelijk financieel belang hebben bij een voldoende inzicht in en contact met hun huurders. Vanuit de rijksoverheid is dan ook gestimuleerd middels een pilot en middels handreikingen hoe onrechtmatige bewoning in brede zin door gemeenten en verhuurders is aan te pakken. Het woningbezit van (sociale en particuliere) verhuurders dient namelijk niet onrechtmatig te worden doorverhuurd, aangezien dit vrijwel altijd in strijd is met het huurcontract en bij eventuele overbewoning zelfs gevaarlijke situaties oplevert. Uiteraard kan bij eventuele controles door gemeenten en verhuurders, gestuit worden op bewoning door illegalen. De controlerende instantie kan dan de vreemdelingenpolitie op de hoogte brengen, zodat deze de geëigende stappen kan ondernemen.
De leden van de VVD-fractie krijgen graag meer en beter inzicht in de mate waarin er nu gebruik wordt gemaakt van artikel 197a j°. artikel 33 Wetboek van Strafrecht. Wat zijn tot op heden de resultaten daarbij?
Zoals reeds is aangegeven in het antwoord op vraag 28 wordt er middels de Alijda-Voivoda aanpak en de AMFI aanpak gebruik gemaakt van het artikel 197a WvSr bij de aanpak van malafide huiseigenaren. Voor het overige wordt het artikel met name benut voor de aanpak van mensensmokkel, dat wil zeggen: transport van illegalen van, door, of naar Nederland.
Met betrekking tot de resultaten verwijs ik u naar het antwoord op de vragen 29, 30 en 31.
In welke mate komt het gebruik maken van artikel 197a en het «verbeurd verklaren» van goederen aan de orde in het driehoeksoverleg van het Openbaar Ministerie, de korpsbeheerder en de korpschefs, en dan met name in de vier grote gemeenten, de zogenaamde G-4? Wordt de onderhavige problematiek daar aan de orde gesteld?
In de gemeenten Den Haag en Rotterdam, waar de projecten AMFI en Alijda-Voivoda spelen zal deze mogelijkheid zeker aan de orde komen in het driehoeksoverleg. Of dit ook gebeurt in het driehoeksoverleg in de gemeenten Amsterdam en Utrecht is mij niet bekend.
Zoals reeds is aangegeven in het antwoord op vraag 35 wordt de strafrechtelijke aanpak via artikel 197a WvSr gezien als het sluitstuk van de integrale (veelal bestuursrechtelijke) aanpak. Voor zover relevant in de betrokken gemeenten zal de mogelijkheid van de aanpak via artikel 197a WvSr zeker aan de orde gesteld worden.
Aanpak illegale tewerkstelling
Waarom participeert een vertegenwoordiger van de Raad van Hoofdcommissarissen pas sinds september 2005 in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams, mede gezien het feit dat de Illegalennota dateert van 23 april 2004?
Vanaf begin 2004 is het landelijk dekkend, centraal aangestuurd netwerk van multidisciplinaire interventieteams actief in het aanpakken van zwart werk, illegale tewerkstelling, sociale zekerheids- en fiscale fraude in geheel Nederland. Dit geschiedt door middel van projectteams waarin de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Arbeidsinspectie, de Sociale Verzekeringsbank, het Openbaar Ministerie en de gemeenten samenwerken. Deze organisaties hebben zitting in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams.
In de Illegalennota wordt met betrekking tot de aanpak van illegale tewerkstelling en sociale zekerheidsfraude door middel van interventieteams een aantal maatregelen genoemd.
Een van de maatregelen hield in dat er voor zou worden gezorgd dat de huidige bevoegdheden van de deelnemende organisaties op het SZW-terrein kruiselings zouden worden toegepast en dat ervoor zou worden gezorgd dat een interventieteam altijd beschikt over de vereiste bevoegdheden om te kunnen doorpakken wanneer het op illegaal verblijvende personen stuit.
De aanwezigheid van de Vreemdelingenpolitie is noodzakelijk om te kunnen doorpakken op aangetroffen illegalen. Afspraken over de benodigde inzet van de Vreemdelingenpolitie worden al sinds de start van het netwerk van interventieteams, begin 2004, per project gemaakt met de leiding van het korps in de betreffende regio. De in 2004 en 2005 opgedane ervaringen en de eerste eindrapporten van projecten wezen uit dat de bij de Vreemdelingenpolitie beschikbare capaciteit niet altijd toereikend was om de interventieteams bij controle op illegale tewerkstelling noodzakelijke assistentie te kunnen leveren.
De Landelijke Stuurgroep Interventieteams heeft daarom besloten om de Vreemdelingenpolitie uit te nodigen om zitting te nemen in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams en op die wijze ook op landelijk niveau direct te betrekken bij de besluitvorming over de aanpak van illegale arbeid door middel van de interventieteams.
De Raad van Hoofdcommissarissen heeft hierop positief gereageerd en vanaf september 2005 heeft de portefeuillehouder vreemdelingenzorg in de Raad van Hoofdcommissarissen zitting in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams.
Vanaf begin 2004 is het landelijk dekkend, centraal aangestuurd netwerk van multidisciplinaire interventieteams actief in het aanpakken van zwart werk, illegale tewerkstelling, sociale zekerheids- en fiscale fraude in geheel Nederland. Dit geschiedt door middel van projectteams waarin de Belastingdienst, het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, de Arbeidsinspectie, de Sociale Verzekeringsbank, het Openbaar Ministerie en de gemeenten samenwerken. Deze organisaties hebben zitting in de Landelijke Stuurgroep Interventieteams..
Wat is de betekenis van deze «participatie in de top» voor de (verbetering van de) intensivering van de samenwerking tussen Arbeidsinspectie en Vreemdelingenpolitie aan de basis?
Participatie van de politie in de Landelijke stuurgroep Interventieteams heeft primair betrekking op het functioneren van de interventieteams en niet specifiek op de samenwerking tussen AI en politie.
Waarom wordt, bezien tegen de achtergrond van de datum van het verschijnen van de Illegalennota in april 2004, pas in het najaar van 2005 een start gemaakt met het opstellen van een landelijke dienstverleningsovereenkomst om de samenwerking tussen de politie en de Arbeidsinspectie, zowel op landelijk als op regionaal niveau te verbeteren en waarom is die overeenkomst naar verwachting pas begin 2006 gereed?
De Vreemdelingenpolitie hanteert een prioriteitenlijst ten aanzien van de inzet van de beschikbare capaciteit. De prioriteitstelling van de politie, de toename van het aantal controles van de Arbeidsinspectie en het feit dat de MOE-landers sinds 1 mei 2004 niet langer illegaal waren, maar niet mogen werken, heeft ertoe geleid dat de gebruikelijke deelname van de politie aan ongeveer de helft van de AI-controles op de naleving van de Wav in de loop van 2004 en vooral in 2005 onder druk kwam te staan. Om de inzet van de politie bij AI-controles op de naleving van de Wav en aan controles van Interventieteams in een aantal gevallen opnieuw te waarborgen is een landelijke dienstverleningsovereenkomst opgesteld, die naar verwachting begin dit jaar in werking zal treden. In de overeenkomst is vastgelegd dat in elke regio afspraken dienen te worden gemaakt over de deelname van de vreemdelingenpolitie aan controles van de Arbeidsinspectie en Regionale Interventieteams.
Wanneer is het onderzoek uitgevoerd en afgerond inzake maatregelen om belemmeringen voor gegevensuitwisseling in het interventieteam weg te nemen? Worden de beschreven aanbevelingen overgenomen en uitgevoerd en wanneer zullen de te nemen maatregelen zijn geïmplementeerd?
De Landelijke Stuurgroep Interventieteams heeft op basis van intern onderzoek vastgesteld dat er geen wettelijke belemmeringen zijn voor een goede gegevensuitwisseling binnen het interventieteam. In de bijzondere wetten (WWB: artikelen 63 t/m 68, SUWI: art. 62, Wav: art. 16 en de Algemene Wet Rijksbelastingen: art. 67) en in convenanten is voorzien in uitwisseling van gegevens. Uitwisseling van strafrechtelijke gegevens is in beginsel ook mogelijk maar hiervoor geldt een strenger regime.
In de gesloten samenwerkingsovereenkomst met betrekking tot de interventieteams is afgesproken dat de landelijke organisaties en de gemeenten zullen bevorderen dat gegevens die nodig zijn voor een goede uitvoering van het door het interventieteam uitgevoerde project, – binnen het wettelijk kader – tijdig worden aangeleverd.
In de praktijk blijkt de gegevensuitwisseling tussen partners van interventieteams geen problemen op te leveren. De Landelijke Stuurgroep Interventieteams heeft daarom besloten af te zien van het invoeren van een format voor gegevensuitwisseling. Indien zich in een incidenteel geval problemen mochten voordoen, dan zullen de betrokken organisaties hiervoor in onderling overleg een oplossing trachten te vinden.
De aanbevelingen die betrekking hebben op het voorbereiden van projecten, zoals het hanteren van een vragenlijst die zoveel mogelijk is gestandaardiseerd, worden in de praktijk al toegepast. Met betrekking tot de inzet van de Vreemdelingenpolitie worden vanaf de start van het netwerk van interventieteams per project al afspraken gemaakt. De dienstverleningsovereenkomst die tussen de Arbeidinspectie en de Vreemdelingenpolitie wordt afgesloten, biedt daarvoor een kader.
Met betrekking tot de uitbreiding van de bevoegdheid tot het betreden van plaatsen voor controle-ambtenaren van het UWV, de SVB en de gemeenten zullen in 2006 de mogelijkheden daartoe, waaronder wetswijziging, nader worden onderzocht.
Aan welke alternatieve methoden van identiteitsvaststelling van werknemers wordt gedacht, ingeval de identiteit niet aan de hand van een erkend document kan worden vastgesteld?
In de brief van 8 juni 2005 (TK 2004–2005, 17 050, nr. 300) bent u op de hoogte gesteld van het streven om de werkgever die niet meewerkt bij het vaststellen van de identiteit van een persoon die werkend in zijn bedrijf wordt aangetroffen een bestuurlijke boete op te leggen (ter hoogte van de boete die geldt voor overtreding van de Wav). Het streven is dit voorstel in de eerste helft van 2006 naar de Tweede Kamer te sturen.
De controles op illegale tewerkstelling worden uitgevoerd door de Arbeidsinspectie, veelal in samenwerking met de Vreemdelingenpolitie.
Moet hieruit worden afgeleid dat dergelijke controles niet altijd «standaard» plaats hebben samen met de Vreemdelingenpolitie? Zo neen, waarom niet?
De politie stelt bij het optreden tegen illegalen de volgende prioriteiten:
a. illegalen die een misdrijf hebben gepleegd;
b. illegalen die overlast hebben veroorzaakt;
c. uitgeprocedeerde (asiel en regulier) vreemdelingen.
Omdat vanuit capaciteitsmanagement keuzes moeten worden gemaakt ten aanzien van de inzet van medewerkers, kan de politie niet altijd mee met de inspecties van de Arbeidsinspectie (ongeveer 8600 inspecties in 2005). In een landelijke dienstverleningsovereenkomst wordt vastgelegd dat de keuze van een object bij een gezamenlijke controle van AI en VP zodanig zal zijn dat deze past in de prioriteiten van de AI en de kans op het aantreffen van niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen zo groot mogelijk is.
Daar waar wordt gesteld dat de Arbeidsinspectiecontroles zich primair richten op de werkgever en niet op de personen die aangetroffen worden tijdens controles, betekent dit dat in zulke gevallen alleen de werkgever wordt aangepakt en dat de aangetroffen illegaal tewerkgestelde personen vrijuit gaan? Of gebeurt dat laatste slechts dan niet als de controles op illegale tewerkstelling plaats hebben samen met de Vreemdelingenpolitie?
De Arbeidsinspectie controleert of werkgevers de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) naleven. Artikel 2, eerste lid van de Wav bevat een verbodsbepaling om een vreemdeling arbeid te laten verrichten zonder dat de werkgever in het bezit is van een tewerkstellingsvergunning. Als dit artikel overtreden wordt, legt de Arbeidsinspectie tegen de werkgever een boete op van € 4 000 voor natuurlijke personen en € 8 000 voor rechtspersonen, per illegaal tewerkgestelde vreemdeling.
Bij gezamenlijke controles worden personen die illegaal of vermoedelijk illegaal in Nederland verblijven door de Vreemdelingenpoltie staande gehouden op grond van de Vreemdelingenwet en overgebracht naar het politiebureau.
Eén van de redenen dat de Arbeidsinspectie en Vreemdelingendienst gezamenlijke controles uitvoeren is dat door deze ketenbenadering niet alleen de werkgever wordt aangepakt die de arbeid voor de vreemdeling faciliteert, maar dat ook bewerkstelligd kan worden dat de aangetroffen illegalen uit Nederland worden verwijderd.
Zijn de aangetroffen 3 500 illegaal tewerkgestelde vreemdelingen Nederland uitgezet? Hoeveel wel en hoeveel niet?
Van de 3500 illegaal tewerkgestelde vreemdelingen die tussen 1 januari 2005 en 30 september 2005 zijn aangetroffen, zijn 2100 (niet-MOE-landers) mogelijk illegaal verblijvende vreemdelingen.
Zoals eerder gesteld is niet na te gaan hoeveel van deze personen zijn overgenomen door, of overgedragen aan de Vreemdelingenpolitie.
Volgens een voorzichtige schatting zijn in geheel 2005 circa 1900 vreemdelingen tijdens gezamenlijke controles van AI en VP staande gehouden door de VP. Het aantal illegaal verblijvende vreemdelingen dat in relatie tot die controles uiteindelijk is uitgezet is niet bekend.
In hoeverre is er bij de beschreven controles sprake geweest van recidive, zowel bezien naar de werkgevers als naar de aangetroffen illegaal tewerkgestelde vreemdelingen?
Van 1 januari 2005 tot en met 30 september 2005 zijn ruim 1000 verschillende bedrijven beboet voor illegale tewerkstelling. Tegen 69 van deze werkgevers is eerder in de periode 1 januari 2003 tot 1 januari 2005 minimaal één proces-verbaal opgemaakt voor illegale tewerkstelling. Dat is bijna 7%. Recidivecijfers over aangetroffen illegaal tewerkgestelden zijn niet beschikbaar.
In hoeverre is het kabinet van mening dat erin wordt geslaagd het probleem van illegale tewerkstelling effectief aan te pakken?
Kan inzicht worden verschaft in de (geschatte) omvang van het probleem en in de effectiviteit van de getroffen maatregelen?
In de begroting van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is opgenomen dat het percentage werkgevers dat overtredingen begaat van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) in 2008 is teruggebracht tot minder dan 15 procent in de bouw, de horeca, de land- en tuinbouw, de uitzendbranche, de schoonmaakbranche en de vlees- en visverwerkende industrie.
In het onderzoek «Naleving van de Wet arbeid vreemdelingen. Een eerste onderzoek onder werkgevers» wordt enig inzicht verkregen in de mate van naleving van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) door bedrijven en instellingen. Dit rapport is 20 januari 2006 naar de Tweede Kamer gestuurd. Het betreft onderzoek over de maanden maart, april en mei 2005. Omdat daarbij is teruggekeken naar de twaalf maanden voorafgaand aan het onderzoek, hebben de bevindingen uit het rapport voor het overgrote deel betrekking op de periode die voorafgaat aan de introductie van de bestuurlijke boete per 1 januari 2005. Uit het onderzoek blijkt dat in een periode van twaalf maanden ongeveer 19 procent van de werkgevers op enig moment één of meer vreemdelingen heeft laten werken zonder dat deze werkgever over de vereiste tewerkstelingsvergunning (twv) beschikte. Zoals aangegeven in de brief van 20 januari 2006 heeft het onderzoek cijfers opgeleverd die met de nodige nuancering moeten worden bezien. Eind 2006 zal een vervolgonderzoek worden uitgevoerd. Doordat er dan twee meetmomenten zijn en een vergelijking mogelijk is, kan meer zicht worden verkregen op mogelijke trends in de naleving van de wet. Daarmee ontstaat ook meer zicht op de bruikbaarheid van de onderzoeksmethode. Tevens kan dan een indicatie worden verkregen wat het effect is geweest van recente maatregelen (uitbreiding inspectiecapaciteit, verhoging boetes) op het nalevingsniveau van de Wav.
De aanpak van interventieteams lijkt succesvol, maar in hoeverre berust de aanpak door deze teams op een inhoudelijke analyse van sectoren waar illegale tewerkstelling het meest voorkomt en/of schade oplevert?
Interventieteams zijn in het leven geroepen omdat in bepaalde bedrijfstakken een ernstig tekort aan naleving wordt geconstateerd en handhaving door middel van fysieke controle, zonodig gevolgd door lichte opsporing, ertoe zal leiden dat dit nalevingstekort zoveel mogelijk wordt opgeheven en de rechtmatige situatie wordt hersteld. De capaciteit van projecten wordt daarom ook gericht op doelgroepen (branchegericht, fenomeengericht of wijkgericht) waarbij – naar opvatting van één of meer van de in de interventieteams participerende instanties of blijkend uit resultaten van onderzoek – is aangetoond dat de naleving significant te wensen over laat. Hierin wordt meegewogen dat de acties van een interventieteam in een bepaalde branche of wijk tot de signalering van overtredingen moeten leiden op het terrein van ten minste twee toezichthoudende instanties.
Bij de ontwikkeling van voorstellen voor interventieprojecten wordt geanalyseerd in welke mate sprake is van verstoring van de arbeidsmarkt (verdringing van legale arbeid), van concurrentieverhoudingen of van maatschappelijke verstoring (neveneffecten van illegale arbeid zoals illegale bewoning, overlast voor omwonenden etc).
Fraudeproblematiek is vaak regionaal of zelfs plaatselijk verschillend. Dat geldt voor fraude in het algemeen, maar ook voor illegale tewerkstelling. Deze verschillen vloeien voort uit verschillen in bedrijvigheid en in de bevolkingssamenstelling. Deze verschillen maken ook dat het erg lastig is om landelijke receptuur te ontwikkelen die overal toepasbaar is. Mede daarom zijn de Regionale Platforms opgericht. De samenwerkende partners hebben gezamenlijk het beste beeld van waar lokaal uitwassen aanwezig zijn die het verdienen om met voorrang aangepakt te worden. Ze baseren zich hierbij op gegevens uit de eigen controlepraktijk, onderzoeken van de voormalige Regionale Interdisciplinaire Fraudeteams (RIF’s) en op onderzoeken van de betrokken gemeenten. Waar nodig verleent de SIOD ondersteuning bij het verrichten van risico-analyse.
Kan inzicht worden gegeven in deze analyse en de effecten van de aanpak?
Met betrekking tot het inzicht in deze analyse wordt verwezen naar het antwoord bij vraag 49.
Op dit moment zijn de resultaten van 7 afgeronde projecten bekend. Deze projecten hebben ruim tien miljoen euro aan boetes, naheffingen en aan bespaarde en beëindigde uitkeringen opgeleverd. Er is hierbij wel sprake van ramingen omdat pas na verloop van tijd, onder andere op grond van boekenonderzoek, kan worden vastgesteld hoeveel werkelijk zal worden geïnd.
In het kader van de aanpak van illegale tewerkstelling kunnen thans hogere boetes worden opgelegd en is de capaciteit van de Arbeidsinspectie onlangs uitgebreid. Hebben deze maatregelen reeds effect? Zo ja, in welke zin?
Wat is tot op heden de opbrengst van de boetes?
De maatregelen hebben het effect gehad dat de handhavingsdruk fors is toegenomen. In 2005 hebben 8600 inspecties plaatsgevonden, een vermeerdering met 36% ten opzichte van 2004. In dat jaar werden 6300 inspecties gehouden. Het aantal boeterapporten dat wordt opgemaakt naar aanleiding van deze inspecties in 2005 bedraagt ruim 2200 (2004: 1200 processen-verbaal). De stijgende trend in het aantal inspecties wordt in 2006 voortgezet. Het aantal inspecties in 2006 wordt geraamd op 10 500. Het hierbovengenoemde vervolgonderzoek naar het nalevingsniveau van de Wav dat eind 2006 zal worden uitgevoerd, zal meer inzicht geven in de effectiviteit van de verhoging van de boetes en de uitbreiding van de capaciteit van de Arbeidsinspectie.
Bij 25% van de controles werden een of meer overtredingen van de wet vastgesteld en is een boete aangezegd. Eind 2005 waren ruim 1100 beschikkingen vastgesteld. Er is reeds voor € 13 mln aan boetes opgelegd. Dat wil niet zeggen dat ook ter waarde van dit bedrag is geïnd. In een aantal gevallen is de betaaltermijn van 6 weken nog niet verstreken. Heeft men na het verstrijken van de betalingstermijn nog niet betaald, dan wordt een aanmaning verstuurd en eventueel een dwangbevel opgelegd. Voorts zijn bijna 400 betalingsregelingen getroffen, omdat belanghebbenden de boete niet binnen de wettelijke termijn van 6 weken kunnen betalen. Op basis van een betalingsregeling kan de betaling worden gespreid over maximaal 1 jaar. Deze boetes zijn dus slechts ten dele geïnd. In een groot aantal zaken is nog geen beschikking vastgesteld. De verwachting is dat het totale boetebedrag van de in 2005 geconstateerde overtredingen zal oplopen tot meer dan € 20 mln.
Werden er tot 1 mei 2004, de datum van de toetreding van de nieuwe landen tot de Europese Unie, vaak personen uit sommige van die landen als illegalen aangetroffen? Waar komen thans de illegalen vandaan die worden aangetroffen?
De door de Arbeidsinspectie aangetroffen illegaal tewerkgestelde vreemdelingen zijn afkomstig uit onderstaande landen:
| 2003 | 2004 | 2005 | ||||
|---|---|---|---|---|---|---|
| abs. | % | abs. | % | abs. | % | |
| MOE-landen | 771 | 27 | 1 158 | 33 | 1 805 | 38 |
| wv. Polen | 682 | 24 | 901 | 26 | 1 538 | 33 |
| wv. Hongaren | 3 | nihil | 66 | 2 | 99 | 2 |
| wv. Tsjechen | 19 | 1 | 19 | 1 | 91 | 2 |
| China | 279 | 10 | 435 | 9 | 652 | 14 |
| Turkije | 511 | 18 | 477 | 10 | 568 | 12 |
| Bulgarije | 286 | 10 | 326 | 7 | 448 | 10 |
| Irak | 110 | 4 | 91 | 2 | 99 | 2 |
| Marokko | 64 | 2 | 90 | 2 | 103 | 2 |
| Overige landen | 875 | 29 | 926 | 25 | 1 027 | 22 |
| Totaal | 2 896 | 100 | 3 503 | 100 | 4 702 | 100 |
De totale toename van het aantal aangetroffen illegaal tewerkgestelde vreemdelingen hangt uiteraard voor een deel samen met het toegenomen aantal inspecties. Uit de gegevens blijkt voorts dat de aantallen aangetroffen illegaal tewerkgestelde vreemdelingen uit de MOE-landen en China sterk zijn toegenomen. Wat de MOE-landen betreft kan deze toenamen mede worden verklaard uit het toegenomen aantal inspecties in de bouw bij particulieren. Met name Polen zijn onrechtmatig in deze sector werkzaam.
Samenstelling:
Leden: Van de Camp (CDA), De Vries (PvdA), Van Heemst (PvdA), Vos (GL), Rouvoet (CU), De Wit (SP), Albayrak (PvdA), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), Weekers (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Voorzitter, Çörüz (CDA), Verbeet (PvdA), Ondervoorzitter, Wolfsen (PvdA), De Vries (CDA), Van Haersma Buma (CDA), Eerdmans (LPF), Van Vroonhoven-Kok (CDA), Varela (LPF), Van Fessem (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (Groep Nawijn), Van der Laan (D66), Visser (VVD), Azough (GL), Van Egerschot (VVD), Meijer (PvdA) en Vacature (SP).
Plv. leden: Jonker (CDA), Dijsselbloem (PvdA), Timmer (PvdA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Van Velzen (SP), Tjon-A-Ten (PvdA), Van Baalen (VVD), Blok (VVD), Hirsi Ali (VVD), Aasted Madsen-van Stiphout (CDA), Jager (CDA), Van Heteren (PvdA), Arib (PvdA), Buijs (CDA), Sterk (CDA), Kraneveldt (LPF), Joldersma (CDA), Van As (LPF), Ormel (CDA), Van Dijken (PvdA), Lambrechts (D66), Van Schijndel (VVD), Karimi (GL), Örgü (VVD), Kalsbeek (PvdA) en Vergeer (SP).
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29537-29.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.