nr. 22
BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN
MILIEUBEHEER
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 22 oktober 2004
Begin september heeft de vaste Kamercommissie van VROM mij verzocht Uw
Kamer te informeren over de relatie tussen de aangenomen moties van juni jongstleden
(naar aanleiding van het notaoverleg over de Illegalennota) en de onderzoekspublicatie
«Wijken voor Illegalen, Over ruimtelijke spreiding, huisvesting en leefbaarheid»
(VROM04–697). Aangezien de publicatie onderdeel is van een strategische
verkenning op het terrein van het wonen, ga ik er vanuit dat met name gedoeld
is op aangenomen moties die expliciet op het wonen betrekking hebben. Het
gaat dan om de motie Dijsselbloem c.s. (Kamerstukken II 2003/04, 29 537,
nr. 21), die de regering verzoekt nog dit jaar wetgeving aan de Kamer voor
te leggen waarmee het binnen de wetten Victor en Victoria mogelijk wordt,
bij geconstateerde herhaalde overtreding over te gaan tot sluiting en beheer
van aan illegalen verhuurde panden. De andere moties die zijn aangenomen naar
aanleiding van de behandeling van de Illegalennota en die ook deels betrekking
hebben op de huisvestingssituatie van illegalen, zijn met name gericht op
strafrechtelijke aangelegenheden (Kamerstukken II 2003/04, 29 537, nrs.
6, 7 en 10). In het kader van de evaluatie van de wetgeving voor ontneming
van wederrechtelijk verkregen voordeel zal de Minister van Justitie met Uw
Kamer ook over dit onderwerp nader overleg voeren.
De onderzoekspublicatie concludeert onder meer dat onvrede en onveiligheid
in specifieke delen van buurten hoger kan zijn, wanneer pensions en andere
commerciële verhuur waarin illegalen wonen, voor overlast en overbewoning
zorgen. Woonvorm en verhuisfrequentie veroorzaken mede gebrek aan binding
met de buurt en blijken dan bepalend te zijn voor de mate waarin illegalen
in een buurt bijdragen aan overlast en verloedering. Dit komt vooral voor
in het commerciële circuit en de pensions.
De onderzoekers hebben ook suggesties voor beleid geformuleerd en gaan
daarbij uit van maatregelen op diverse beleidsterreinen (migratie,arbeidsmarkt
en volkshuisvesting). Een dergelijke geïntegreerde benadering is noodzakelijk
om het illegalenvraagstuk in specifieke situaties beheersbaar te houden. Wat
betreft het wonen wordt vooral een aanpak van de informele huisvestingsstructuren
voorgesteld, een rol voor woningcorporaties geschetst en het belang benadrukt
om databestanden te koppelen en uit te wisselen. De onderzoekers constateren
dat informele huisvestingsstructuren enerzijds bestaan uit inwoning bij vrienden
en familie en door- of onderverhuur van kamers of etages en anderzijds het
karakter kan hebben van huisjesmelkerij waarbij verhuurders streven naar woekerwinsten.
De rijksoverheid monitort de inspanningen op lokaal niveau wat betreft
de aanpak van onrechtmatige bewoning in brede zin. Hierbij wordt vooral gekeken
naar de grotere gemeenten met meer stedelijke leefmilieus. Voor een goede
aanpak door gemeenten en verhuurder is voldoende kennis wenselijk over het
beschikbare instrumentarium. Hiervoor loopt momenteel een traject waarvan
de afronding met een publicatie wordt verwacht binnen enkele maanden.
Daarnaast wordt door de regering een wijziging van de Wet Victor voorbereid,
waarmee de mogelijkheid voor gemeenten wordt verruimd om het beheer van panden
over te laten nemen. Deze maatregel maakt de aanpak van malafide verhuurders
beter mogelijk. Dit traject vormt een onderdeel van de Uitzonderingswet, die
de regering in voorbereiding heeft genomen mede naar aanleiding van de signalen
uit Rotterdam over specifieke leefbaarheidsproblemen in een aantal buurten
en wijken.
Aan het verzoek om aanpassing van de betreffende regelgeving in de aangenomen
motie Dijsselbloem zal met de voorgenomen wijziging van de Wet Victor invulling
worden gegeven. Dit is tevens in lijn met de signalen en de geformuleerde
suggesties voor beleid uit de onderzoekspublicatie.
De Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,
S. M. Dekker