29 531
Voorstel van wet houdende invoering van de Wet financiering sociale verzekeringen (Invoeringswet Wet financiering sociale verzekeringen)

nr. 7
NOTA NAAR AANLEIDING VAN HET VERSLAG

Ontvangen 14 juni 2004

Met belangstelling heeft de regering kennis genomen van het verslag van de Vaste Commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid. De vragen worden mede beantwoord namens de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de Staatssecretaris van Financiën en de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Deze nota naar aanleiding van het verslag gaat vergezeld van een nota van wijziging.

De leden van de CDA-fractie stellen vast dat het wetsvoorstel grote beleidsruimte biedt om de invoeringsdatum voor onderdelen van het wetsvoorstel verschillend te laten zijn. Het is deze leden echter niet duidelijk welke verdeling daarbij zal worden gemaakt.

De inwerkingtredingsbepalingen van dit wetsvoorstel, maar ook van het voorstel Wfsv, zijn flexibel geformuleerd, om – nadat deze wetten tot wet zijn verheven – als tijdstip van inwerkingtreding een tijdstip te kiezen waarop de wet naar verwachting in redelijkheid kan worden uitgevoerd. Daarbij zullen samenhangende onderdelen tegelijk in werking treden. Echter, met name de invoeringswet bevat ook wijzigingen in wetten die niet direct samenhangen met de overgang van de premieheffing naar de belastingdienst en de totstandkoming van de polisadministratie. Dit soort wijzigingen zouden eerder in werking kunnen treden. Voorts kan het voorkomen dat andere wetgevingstrajecten het nodig maken onderdelen geheel niet in werking te laten treden, omdat ze reeds elders zijn geregeld. Ook kunnen er na de totstandkoming van de wetten zodanige beleidsvoornemens in voorbereiding zijn, dat het niet wenselijk is die specifieke onderdelen in werking te laten treden. Dit betreft dan met name de onderdelen die stimuleringsmaatregelen betreffen, waarvan de effecten jaarlijks worden bezien. De verwachting is overigens dat de meeste onderdelen van de Wfsv en de invoeringswet Wfsv op hetzelfde tijdstip in werking zullen treden.

De leden van de CDA-fractie zijn geschrokken van de overgangstermijn van 2 jaren in de invoeringswet, waarbij er een soort dubbele gegevensuitvraag plaatsvindt. De leden van de CDA-fractie geven aan dat zij verbaasd zijn te lezen dat de overgangstermijn bij Koninklijk Besluit verlengd zou kunnen worden. Zij vragen onder welke omstandigheden hier gebruik van zal worden gemaakt.

In geval er sprake van zou zijn dat de wetsvoorstellen niet per 1 januari 2006 in werking treden, zou de periode van twee jaar zoals genoemd in het eerste lid van artikel 4.3 worden beperkt. Door middel van de mogelijkheid in artikel 4.3, vijfde lid, wordt bereikt dat deze beperking niet zal optreden en dat na inwerkingtreding van deze wet er een overgangstermijn van twee jaar kan blijven bestaan. Het is zeker niet de bedoeling dat deze overgangstermijn straks drie of vier jaar kan gaan duren; het blijft twee jaar na inwerkingtreding van de wetsvoorstellen.

Verder vragen de leden van de CDA-fractie wat er gedaan wordt om de overgangstermijn overbodig te maken. Hiervoor zal periodiek overleg worden gevoerd met de werknemers- en werkgeverorganisaties, naast het overleg dat thans al door UWV en Belastingdienst wordt gevoerd met softwareleveranciers en salarisbureaus.

De leden van de CDA-fractie vragen welke administratiesystemen nu al zijn gebouwd en op welke punten amendering leidt tot een nieuwe aanbestedingsprocedure van systemen.

De leden van de VVD-fractie vragen waarom – als reeds nu is gestart met de bouw van onderliggende administratiesystemen om de invoering van de Wfsv per 1 januari 2006 mogelijk te maken- de invoeringsdatum niet een jaar is verschoven. Ook vragen deze leden waarom in het invoeringstraject geen rekening is gehouden met het kunnen verwerken van aanpassingen van de Kamer om tijdige invoering van de Wfsv mogelijk te maken. Is de regering van mening dat de Kamer zich moet beperken met eventuele aanpassingen van de Wfsv en hoe verhoudt deze benadering zich tot de wetgevende taak van de Kamer in het Nederlands staatsrechtelijk bestel, vragen de leden van de VVD-fractie. Uit de toelichting op het wetsvoorstel – zo is er sprake van een lopende aanbestedingsprocedure, die moet worden afgebroken als er wijzigingen in de wetgeving zullen plaatsvinden – leiden de leden van de fractie van de ChristenUnie af dat al wordt geanticipeerd op de inwerkingtreding van het wetsvoorstel. Deze leden vinden dit een wat merkwaardige gang van zaken. Wordt het parlement op deze wijze niet voor voldongen feiten geplaatst en kan expliciet worden aangegeven in welke gevallen amendering de aanbestedingsprocedure in gevaar zou brengen, vragen de leden van de fractie van de ChristenUnie.

Uiteraard is het zo dat de regering de Kamer respecteert. Het blijft voor de Kamer altijd mogelijk om wijzigingen in de voorliggende wetsvoorstellen aan te brengen. Hiermee is rekening gehouden in de aanbestedingsprocedure van de polisadministratie. Het is echter ook logisch dat een mogelijke ingrijpende wijziging van de wetsvoorstellen implicaties heeft voor de te bouwen systemen. Afhankelijk van de wijziging kan dit in het uiterste geval gevolgen hebben voor de inwerkingtreding van dit wetsvoorstel, met als mogelijke consequentie dat de hierboven genoemde baten niet per 1 januari 2006 worden bereikt. Van een voorbeeld van een dergelijke wijziging – waar de leden van de fractie van de ChristenUnie om vragen – zou sprake zijn als voor de premieheffing in plaats van de tijdvaksystematiek toch de dagensystematiek gehandhaafd zou blijven. Dit zou grote gevolgen hebben voor de bouw van het heffing- en inningsysteem. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat er thans nog geen administratiesystemen worden gebouwd. Wel is een gedeelte van het ontwerp van de polisadministratie aan de geselecteerde softwareleverancier gegund. Bij wijziging van het wetsvoorstel wordt met de softwareleverancier de gevolgen op de totale kosten en de invoeringsdatum bepaald. In het uiterste geval, namelijk indien het wetsvoorstel niet wordt aangenomen, zal een deel van de aanbestedingskosten niet kunnen worden teruggevorderd.

De leden van de CDA-fractie vragen om een beschrijving van het terugvalscenario, waarvan sprake is in artikel 4.3 van de invoeringswet. De leden van de fracties van de PvdA, de VVD en de ChristenUnie vragen de regering nader te onderbouwen waarom is gekozen voor het terugvalscenario, terwijl het UWV pleit voor een uitstelscenario en een terugvalscenario niet uitvoerbaar acht. De leden van de PvdA- en VVD-fractie vragen of de regering bereid is om 1 juli 2005 als point of no return voor een eventueel uitstelscenario te hanteren.

In de uitvoeringstoets van UWV is uitgegaan van een alternatief scenario, waarbij de hele operatie zou worden uitgesteld, in plaats van een terugvalscenario waarin, na invoering van de Wfsv , alsnog bestaande systemen van het UWV operationeel gemaakt zouden moeten worden. Omdat dit een ingrijpende aanpassing van de premievaststellingssystemen zou betekenen, en de verandercapaciteit van het UWV gericht is op een tijdige implementatie van de polisadministratie, werd dit scenario niet reëel geacht. Dit geldt overigens ook voor de systemen die de Melding Sociale Verzekeringen verwerken.

De mogelijkheid van latere invoering van onderdelen van Wfsv is door UWV echter niet besproken. Fasering biedt betere mogelijkheden als alternatief voor een terugvalscenario. De wet biedt daartoe ook de mogelijkheden. Het terugvalscenario is aan de orde als na invoering blijkt dat onderdelen in de procesketen niet of onvoldoende aan de verwachtingen voldoen., of als blijkt dat de werkgevers massaal niet in staat zijn aan hun verplichtingen te voldoen.

Van belang blijft dat ruim van tevoren zicht moet zijn op ontwikkelingen die mogelijk leiden tot de inzet van bestaande voorzieningen van Belastingdienst of UWV. Daartoe hebben UWV en Belastingdienst gezamenlijk een methode van risicoanalyse en bewaking ingericht, waarmee risicosignalen worden ontvangen en verwerkt zodat tijdig maatregelen kunnen worden ingezet om de gevolgen van die risico's af te dekken. Daartoe behoort ook de inzet van terugvalscenario's, maar op dit moment is daarvan nog geen sprake.

De leden van de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA vragen wanneer het point of no return (Go/No Go beslissing) wordt bereikt. Wat gebeurt er als op die datum de operatie wordt uitgesteld of afgeblazen, vragen de leden van de CDA-fractie. Ook vragen deze leden naar de kosten die dan zijn gemaakt, en welke ketentesten (die al in het najaar 2004 beginnen volgens de regering) dan al zullen uitgevoerd.

De leden van de fracties van de PvdA, de VVD en het CDA vragen tot welk tijdstip het mogelijk is om terug te vallen op de oude systemen. De leden van de PvdA- en de VVD-fractie vragen naar het scenario indien na de Go/No Go beslissing blijkt dat de Belastingdienst niet op tijd klaar is om het PANA-bericht te ontvangen en te verwerken. Ook vragen de laatstgenoemde leden zich af of dan de oude systematiek langer in stand moeten blijven of dat het in dat geval mogelijk is om tijdelijk alleen met de collectieve gegevens te werken en in geval van een uitkering uitvraag bij de werkgevers te doen. Daarnaast vragen deze leden wat het scenario is als na de Go/No Go beslissing blijkt dat de Polisadministratie niet op tijd gereed is. Betekent dit uitstel van minimaal een jaar, omdat de voorschotsystemen de premies over een heel jaar berekenen, zo is de vraag.

De datum 1 juli 2005 wordt als een belangrijke datum gezien, omdat er voor de eventuele inzet van uitstel- of terugvalscenario's ingrijpende wijzigingen nodig zijn in de bestaande processen en systemen van UWV en Belastingdienst (zie ook beantwoording vorige vraag). In dat verband is veeleer sprake van een «go different» dan van een «no go». De resultaten van het risicomanagement en de stand van zaken uit de testtrajecten zijn leidend voor de alsdan te nemen maatregelen. In het uiterste geval zou dat kunnen betekenen dat de operatie (in zijn geheel) wordt uitgesteld. De kosten die daarmee gemoeid zijn, zijn met name de kosten die verband houden met het operationeel houden van een kernbezetting op het project en de kosten van de uitvoering. De investeringen die gedaan zijn, zijn niet verloren, omdat de benodigde functionaliteit ook in een uitstel- of alternatief scenario, anders of op een later moment ingezet wordt. In het geval de hele operatie wordt afgeblazen, gaan de feitelijk gemaakte kosten verloren.

Op 1 juli 2005 is getest of de gegevensketen vanaf de werkgever, via de Belastingdienst tot en met de polisadministratie en haar afnemers werkt. Ook zijn de zogenaamde functionele testen op de processen en systemen van Belastingdienst en Polisadministratie dan uitgevoerd. Vanaf 1 juli 2005 wordt de ketentest verder verdiept op de procesketen.

Als de Belastingdienst niet in staat is de aangifte te verwerken, leidt dat bijna per definitie tot een volledig uitstelscenario. Als bijvoorbeeld de polisadministratie nog niet gereed zou zijn, maar de Belastingdienst is wel in staat om SV-premies te heffen en innen, dan kan er voor gekozen worden dit proces toch plaats te laten vinden bij de Belastingdienst zoals voorzien. Het UWV legt dan geen voorschotten meer op over 2006.

Controle of de juiste premies zijn afgedragen zal als volgt gebeuren. UWV stelt alleen het bedrag aan verschuldigde premies vast aan de hand van de alsnog over 2006 bij het UWV ontvangen jaarloonopgaven, terwijl de Belastingdienst daarop vervolgens de reeds via de loonaangifte betaalde premies in mindering brengt. Een dergelijke variant van het terugvalscenario zou UWV – los van de kosten van het operationeel houden van de diverse premievaststellingssystemen- kunnen uitvoeren zonder al te ingrijpende wijzigingen van de systemen.

De leden van de CDA-fractie constateren dat de wetsvoorstellen geen enkele schatting bevatten van de overgangskosten voor werkgevers, noch de extra administratieve lasten in de overgangsperiode naar het nieuwe systeem. Zij zien graag een schatting van deze beide grootheden, omdat zij vinden dat de memorie van toelichting hierin tekort schiet. De leden zijn tevreden als volstaan wordt met een onder- en bovengrens, zolang de schatting vergezeld gaat van de gemaakte aannames. Ook vragen zij naar de terugverdientermijn van de nieuwe systematiek voor werkgevers.

Voor de kosten van de overgangsperiode wordt verwezen naar het eerste antwoord van paragraaf 3.2 van de nota n.a.v. het verslag van de Wfsv. Ten aanzien van de administratieve lastenverlichting gedurende de overgangsperiode kan de administratieve lastenverlichting tussen de € 40 mln. en € 85 mln. bedragen. Dit is afhankelijk van het feit hoeveel uitvraag nog nodig blijkt te zijn.

De leden van de PvdA-fractie vragen wanneer de review door de IWI van de aanbestedingsprocedure van de polisadministratie plaatsvindt.

De review van de aanbestedingsprocedure van de polisadministratie vindt momenteel plaats.

IWI zal hierover rapporteren in de tweede IWI-toezichtrapportage over de Walvis/Sub-operatie, die naar verwachting begin augustus 2004 uitkomt.

De leden van de PvdA-fractie vragen de regering om een overzicht te maken van criteria waarop de uitkomsten van deze wet straks beoordeeld moeten worden. Tevens willen zij weten wanneer de regering vindt dat de wet goed is uitgevoerd en wat de regering hiervoor gaat (laten) meten en verantwoorden.

De doelstellingen van de wet zien op het realiseren van een aanzienlijke administratieve lastenverlichting voor werkgevers en een efficiëntere uitvoering van de heffing van werknemersverzekeringen. De administratieve lastenverlichting wordt periodiek gemeten door het Economisch instituut voor het midden- en kleinbedrijf (EIM). Het meest recent zijn de cijfers over 2002, welke kortgeleden aan uw Kamer zijn aangeboden.1 Het is de bedoeling dat de voortgang van de uitvoering van de plannen deel zal uitmaken van de begrotingscyclus en in de Miljoenennota. Op deze wijze verantwoordt de regering zich ten aanzien van de te bereiken administratieve lastenverlichting. Ten aanzien van de efficiëntere uitvoering geldt dat de besparing van de uitvoeringskosten zal worden verantwoord in de betreffende begrotingen.

Als het gaat om kengetallen voor wat betreft de heffing en inning van de premies werknemersverzekeringen geldt dat de Belastingdienst eens per jaar daarover verantwoording aflegt via het Beheersverslag. Wanneer aan het eind van de operatie verwachtingen met betrekking tot de administratieve lastenverlichting en de besparing op de uitvoeringskosten uitkomen en de premieopbrengsten op het verwachte niveau blijven, vindt de regering dat de operatie geslaagd is.

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,

A. J. de Geus


XNoot
1

Kamerstukken II 2003/04, 29 515, nr. 1.

Naar boven