29 528 Mediation en het rechtsbestel

Nr. 8 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 maart 2012

Tijdens het Algemeen Overleg over de rechterlijke macht op 1 februari 2012 (Kamerstuk 29 279, nr. 139) zegde ik u een brief toe over de stand van zaken aangaande mediation in het strafrecht. Met deze brief doe ik deze toezegging gestand.

Binnen de rechtbank Amsterdam heeft van oktober 2010 tot en met augustus 2011 een experiment gelopen met mediation naast strafrecht. Het gaat om een klein experiment van 26 zaken. In dit experiment heeft de rechtbank zaken waarin de rechter het zinvol achtte een schikking tussen dader en slachtoffer te beproeven en dader en slachtoffer bereid waren aan een gesprek deel te nemen, verwezen naar mediation. Gedurende het mediationproces werd de behandeling van de zaak aangehouden. Na afloop van de mediation werd de uitkomst ervan in een deel van de gevallen door het Openbaar Ministerie of door de rechter meegewogen bij de strafeis of strafmaat. Inmiddels is het experiment geëvalueerd. Uit de evaluatie komt naar voren dat mediation naast strafrecht in een aantal gevallen zinvol is, met name wanneer het slachtoffer de afspraken die gemaakt zijn tijdens de mediation als genoegendoening ervaart en de dader verantwoordelijkheid neemt voor zijn daad.

Het Amsterdamse project is te klein om definitieve conclusies te trekken over mediation naast strafrecht. Eerst zullen meer experimenten moeten plaatsvinden zodat duidelijk wordt of en in welke gevallen mediation naast strafrecht zinvol en wenselijk is. Op dit moment worden er door de rechterlijke macht – in overleg met het Openbaar Ministerie – diverse projecten opgezet. De verwachting is dat er in het derde kwartaal van dit jaar meer duidelijkheid is over de opzet, de omvang en de kosten van de projecten. Ik zal u dan nader informeren.

De minister van Veiligheid en Justitie, I. W. Opstelten

Naar boven