Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29521 nr. 289 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer |
---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2014-2015 | 29521 nr. 289 |
Vastgesteld 26 maart 2015
De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, de vaste commissie voor Defensie, de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie hebben op 26 februari 2015 overleg gevoerd met Minister Koenders van Buitenlandse Zaken en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie over:
– de brief van de Ministers van Buitenlandse Zaken, van Defensie, voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking en van Veiligheid en Justitie d.d. 30 januari 2015 inzake de verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS (Kamerstuk 29 521, nr. 281).
Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.
De voorzitter van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Eijsink
De voorzitter van de vaste commissie voor Defensie, Ten Broeke
De voorzitter van de algemene commissie voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, De Roon
De voorzitter van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie, Ypma
De griffier van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken, Van Toor
Voorzitter: Eijsink
Griffier: Van Toor
Aanwezig zijn vijf leden der Kamer, te weten: Eijsink, Knops, Vuijk, Hachchi, Servaes,
en Minister Koenders van Buitenlandse Zaken en Minister Hennis-Plasschaert van Defensie, die vergezeld zijn van enkele ambtenaren van hun ministerie.
Aanvang 10.00 uur.
De voorzitter: Ik heet de Ministers van Buitenlandse Zaken en van Defensie en hun medewerkers van harte welkom, evenals de leden en de mensen op de publieke tribune en elders. Wij bespreken vandaag de verlenging van de UNMISS in Zuid-Sudan, de United Nations Mission in the Republic of South Sudan. Ik stel een spreektijd voor van vijf à zes minuten en twee interrupties per persoon.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Naar mijn weten is dit de derde keer binnen een jaar dat wij over deze missie spreken en dat wij opnieuw over een verlenging moeten spreken. Wij beslissen hier niet over; dat doet het kabinet uiteraard. Het is veel en vaak. Het zijn dus veel korte verlengingen achterelkaar. Tegelijkertijd kun je zeggen dat ten minste drie keer per jaar ook weer niet echt overdreven is voor een crisis van deze omvang. In vorige AO's hebben we opgemerkt dat door de aandacht voor alle grote crises in de directe omgeving van Europa, andere zoals die in Zuid-Sudan ondergesneeuwd dreigen te raken. Dat is zeer onterecht. De assistent-secretaris-generaal van de VN gaf deze week een briefing aan de Veiligheidsraad waarin hij de trieste mededeling moest doen dat het aantal vluchtelingen en IDP's (Internally Displaced Persons), het aantal mensen dat hun huizen hebben moeten verlaten, in Zuid-Sudan nu boven de grens van twee miljoen is uitgekomen. Dat is natuurlijk buitengewoon triest.
Uit vorige AO's zal het duidelijk zijn dat voor de Partij van de Arbeid vooropstaat dat we de mensen van Zuid-Sudan niet in de steek kunnen en moeten laten. Sowieso vindt mijn partij het belangrijk dat Nederland een bijdrage levert aan VN-missies, met name als deze zijn gericht op het beschermen van de burgerbevolking. Daarover hebben we het vandaag. In dat kader spreek ik mijn waardering uit voor het initiatief dat de Minister van Buitenlandse Zaken onlangs in een conferentie heeft genomen om dit type VN-missies, gericht op de bescherming van de burgerbevolking, verder te verbeteren. Het zou aardig zijn als hij kort kon reflecteren op die conferentie. Hoe plaatst hij deze missie binnen die discussie?
Ik wil op drie punten ingaan: de politieke situatie op dit moment in Zuid-Sudan, de internationale betrokkenheid en druk, en de vormgeving van de missie. Ik begin met de politieke situatie. Het kabinet schetst daar in de brief van eind januari een heel somber beeld van. Uit die brief komt somberheid naar voren, maar is er op dat punt toch enige ontwikkeling te zien? Er hebben inmiddels verschillende gespreksrondes plaatsgevonden. Begin februari, slechts enkele dagen na het verschijnen van die brief, leek er iets positiefs te melden te zijn: de ondertekening van een power sharing agreement, dat echter door sommige waarnemers meteen als een «non-agreement» werd omschreven, een akkoord zonder echte inhoud. Vorige week zijn de besprekingen in Addis Abeba voortgezet, helaas zonder de aanwezigheid van de president van Zuid-Sudan. Dit ziet er dus niet al te best uit. Ik heb de indruk dat het proces doorgaat, maar dat er geen echte vooruitgang wordt geboekt. Graag commentaar van het kabinet op die analyse; klopt deze in grote lijnen, of is het allemaal een tikje positiever?
Het blijft zaak dat er vanuit de internationale gemeenschap druk op de partijen blijft komen. We hebben het de vorige keer met het kabinet gehad over de mogelijkheid om de sancties uit te breiden. Ik heb de indruk dat daar nog weinig schot in zit, behalve dat de Verenigde Staten eerder deze week een ontwerpresolutie zouden hebben gepresenteerd. Zelf heb ik die resolutie niet gezien. Kent het kabinet of de EU deze resolutie? Is Nederland hierbij in het bijzonder betrokken? Welke invloed kan Nederland daarop uitoefenen? Voor zover ik heb begrepen, was het onderdeel van een wapenembargo, waarop veel mensenrechtenorganisaties en eerder ook de EU aandringen, in ieder geval nog geen onderdeel daarvan. Dat zou natuurlijk zorgelijk zijn, want eigenlijk is het toch onbestaanbaar dat er nog steeds geen wapenembargo is afgekondigd bij zo'n conflict. Ik wil specifieke aandacht vragen voor het onderdeel van de olieverkoop. Naar verluidt zou Zuid-Sudan de opbrengsten van de olieverkoop gebruiken om wapens aan te schaffen. Zijn er mogelijkheden om juist die geldstromen aan te pakken, in te dammen of te sanctioneren?
Een specifiek onderdeel is de accountability. Er vinden vreselijke mensenrechtenschendingen plaats. Er schijnen kindsoldaten in het conflict te worden ingezet. Goed onderzoek en accountability zijn dan in ieder geval essentieel. De Afrikaanse Unie heeft hierbij de leiding, met een commission of inquiry. Is op dit punt voortgang te melden? Is dit besproken tijdens de recente top van de Afrikaanse Unie?
Tot slot de missie zelf. We zien dat het mandaat opnieuw wordt aangepast. Kan het kabinet de belangrijkste veranderingen schetsen? In hoeverre is er rekening gehouden met de input van maatschappelijke organisaties en de lokale inbedding van de missie? We zien opnieuw dat de vulling van de missie problematisch is. Wat is de laatste stand van zaken? Welke consequenties zou een niet-volledige vulling van de missie hebben? In de brief wordt uitgebreid ingegaan op de veiligheid; dank daarvoor. Er zit echt wel een zekere discrepantie in: enerzijds de ernstige incidenten en de escalatie, anderzijds het veiligheidsbeeld dat nog steeds als «matig» wordt omschreven. Graag een toelichting: hoe verhouden beide zich tot elkaar?
De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Het besluit van de Nederlandse regering ligt voor om de Nederlandse bijdrage van ongeveer 30 personen aan UNMISS te verlengen tot 28 februari 2016. Dat gebeurt onder het voorbehoud van een verlenging van het VN-mandaat. Wij spreken nu niet voor het eerst over UNMISS. «De slechtste missie ooit» schreef Vrij Nederland in 2012, vanwege een beperkt mandaat, bureaucratie, slecht opgeleide collega's en de Zuid-Sudanese counterparts die het liefst pottenkijkers weren. De UNMISS-missie is op zijn zachtst gezegd een uitdaging; dat was het commentaar van de geïnterviewde militairen destijds. Bij de voorbereiding van dit algemeen overleg kwam bij mij zomaar de gedachte op dat zo'n interview vandaag de dag weer zou kunnen worden geplaatst, vanwege de actualiteit ervan. In dit verband herinnerde ik me een kleine discussie met Minister Ploumen, waarin ik vroeg naar de kansen voor het bedrijfsleven in Zuid-Sudan. Ik heb de Minister later mijn excuses aangeboden voor zo veel optimisme. Achteraf blijkt dat het optimisme volstrekt misplaatst was. De situatie in Zuid-Sudan werd zonet als «somber» gekenschetst, evenals de aard van de brief. Ik denk dat mijn collega Ten Broeke zou hebben gesproken van een «poel van ellende».
De verlengingen van UNMISS volgen elkaar in hoog tempo op. Voor zover ik kan zien, is er niets terechtgekomen van alle voorwaarden die de Kamer aan de verlengingen heeft gesteld. Toch verlengen we keer op keer. Nederland heeft zich sinds de onafhankelijkheid in juli 2011 ingezet voor de opbouw van Zuid-Sudan door middel van ontwikkelingssamenwerking, diplomatie en de ontwikkeling van de veiligheidssector; dit alles met als doel de bevordering van stabiliteit, de rechtsorde, veiligheid en economische ontwikkeling. Wat er speelt in dat land mag je kenschetsen als somber, maar de VVD blijft van mening dat wij deze jonge staat niet in de steek mogen laten.
De situatie in Zuid-Sudan blijft schrijnend, zo schrijft de regering. Gewelddadigheden komen nog steeds voor. Ontheemden durven niet naar huis terug te keren. Politieke leiders tonen onvoldoende wil om tot een akkoord te komen. De humanitaire gevolgen van de crisis zijn ernstig. In de meeste kampen is sprake van onrust en geweldsincidenten, vooral in de kampen waarin verschillende bevolkingsgroepen heel dicht op elkaar leven. Inmiddels heb ik begrepen dat de Zuid-Sudanese regering en de rebellen opnieuw een vredesakkoord hebben gesloten. President Kiir en rebellenleider Machar gaan de macht delen. Dat klinkt de VVD-fractie mooi in de oren, maar hoe duurzaam is deze vrede tussen deze gezworen aartsvijanden, die elkaar het licht in de ogen niet lijken te gunnen? Kan de Minister de achtergrond enigszins schetsen?
Nu het mandaat. In het najaar stemde de Kamer in met een verlenging van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS tot eind februari 2015. Het VN-mandaat voor UNMISS is op 25 november verlengd tot mei 2015. De hoofdprioriteit van UNMISS is beperkt tot de bescherming van de burgerbevolking. De verwachting is dat het VN-mandaat vóór eind mei opnieuw zal worden verlengd. Gezien de door de Nederlandse regering voorgestelde verlenging van een jaar, vermoed ik dat de regering er zonder meer van uitgaat dat het VN-mandaat wordt verlengd. Kan de Minister van Buitenlandse Zaken aangeven welke argumenten en overwegingen binnen de VN bij deze verlenging een doorslaggevende rol zullen spelen? Kan de Minister ook de achtergrond enigszins schetsen?
Zoals bekend is sinds het uitbreken van de crisis het karakter van de totale Nederlandse bijdrage in Zuid-Sudan veranderd. Sinds de onafhankelijkheid heeft Nederland in het kader van de geïntegreerde benadering via verschillende kanalen bijgedragen aan de opbouw van Zuid-Sudan. Na de crisis is de directe steun aan de centrale overheid opgeschort. De huidige Nederlandse inzet in Zuid-Sudan staat in het teken van het steunen van de bevolking en het helpen scheppen van voorwaarden voor hernieuwde stabiliteit in het land. Je kunt daar kanttekeningen bij plaatsen. Het is mogelijk dat UNMISS-personeel bij de uitvoering van zijn taken, vooral die met betrekking tot de bescherming van de burgerbevolking, tussen twee vuren terechtkomt, of onbedoeld het slachtoffer wordt van gewelddadigheden. Voor de VVD klinkt dit als een zuiver militaire operatie. Wij beoordelen het dan ook als zodanig. Afrikaanse en Aziatische landen leveren de grootste bijdrage. Westerse landen leveren vooral een bijdrage aan de civiele tak en vervullen hun taken met name ongewapend. Er is wel sprake van door Nederland ingevlogen wapens, voor als de situatie escaleert. De Commandant der Strijdkrachten behoudt dan full command over de Nederlandse militairen. De regering heeft daarbij natuurlijk de mogelijkheid om die militairen uit de missie te halen. Een en ander brengt mij wel tot de vraag, met name aan de Minister van Defensie, of de VN of ons land voldoende capaciteiten ter plaatse heeft om onze mensen uit die regio weg te halen, als de situatie onbeheersbaar escaleert. Kan dat wel?
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Nederland is al bijna tien jaar actief in Sudan en Zuid-Sudan. Mijn fractie heeft de Nederlandse bijdrage altijd gesteund. Het is cruciaal dat wij in deze fragiele regio bijdragen aan vrede, veiligheid, stabiliteit en ontwikkeling. Ook nu weer ligt er een verlenging van UNMISS op tafel. Gezien de situatie in het land is een blijvende aanwezigheid van de internationale gemeenschap opnieuw gewenst.
Op 2 februari jongstleden was er enige hoop: op die dag sloten de regering en de rebellen in Zuid-Sudan een vredesakkoord. De twee belangrijkste strijdende partijen, de partij van president Kiir en van rebellenleider Machar, hebben beloofd om de wapens te zullen neerleggen en in juli een coalitieregering te vormen. Natuurlijk was enige scepsis toen op haar plaats, want dit was zo'n beetje het vierde vredesakkoord in ruim een jaar. UNMISS was als missie oorspronkelijk bedoeld als steun aan staatsopbouw, maar ze is inmiddels verworden tot een missie die is gericht op de bescherming van de burgerbevolking. De 1,4 miljoen vluchtelingen en de 480.000 ontheemden tonen de ontwrichting en kwetsbaarheid van Zuid-Sudan aan. Het merendeel van de ontheemden verkeert buiten de VN-kampen en wordt dus niet of beperkt beschermd door de VN.
De VN willen de patrouilles buiten de kampen intensiveren. Het kabinet erkent echter dat het UNMISS ontbreekt aan patrouillecapaciteit. Het troepenplafond is ingesteld op 12.500 militairen en 1.323 politiefunctionarissen, zo lees ik. In december 2014 bleef de teller steken op ruim 10.000 militairen en 1.000 politiefunctionarissen. Vertrouwt het kabinet erop dat die ruim 2.500 militairen en ruim 300 politiefunctionarissen op korte termijn in Zuid-Sudan zullen worden gestationeerd?
De aanwezigheid van China, diplomatiek en militair, is opvallend. Het kabinet schrijft onder andere over de ontplooiing van een Chinees infanteriebataljon. Ik heb een iets minder rooskleurig beeld van een Chinese deelname. Dat heeft te maken met een bezoek van ons aan de VN-missie in Mali, waarbij de Chinezen ook zijn betrokken. Ik vraag het kabinet hoe ik de Chinese deelname in Sudan precies moet zien.
Het kabinet stelt dat Nederland blijft pleiten voor een uitbreiding van de EU-sanctielijst gericht op Zuid-Sudan. Aan Minister Koenders vraag ik: hoe staat het met die uitbreiding? Zijn de sancties tegen militaire leiders effectief gebleken? Nederland is voorstander van een VN-wapenembargo, in navolging van het EU-wapenembargo uit 2011. Is zo'n VN-wapenembargo haalbaar? En zo ja, op welke termijn?
Een VN-evaluatie van de personele behoeftestelling van UNMISS in 2014 roept vragen op over de Nederlandse bijdrage. Zo is de verhouding binnen UNPOL, het politieonderdeel van UNMISS, aangepast en zijn er meer Formed Police Units nodig in de VN-kampen en minder Individual Police Officers dan in het vorige mandaat, waarvan staatsopbouw nog een onderdeel was. Het merendeel van de Nederlandse bijdrage bestaat echter uit die
Individual Police Officers. Past de Nederlandse inzet nog wel binnen de nieuwe mandaatstelling? En zo nee, wat wordt daar dan aan gedaan? Het kabinet geeft aan dat het blijft trachten om een of meer strategische posities in de staf van UNPOL te bezetten. Hoe staat het met deze inspanningen? Is er uitzicht op een Nederlandse stafpositie in UNPOL op korte termijn?
Het kabinet noemt verder de thema's die voor Nederland prioriteit hebben: gender, community, policing en immigratie. Die thema's sluiten goed aan bij de Nederlandse expertise en de behoefte van UNMISS, maar hoe denkt het kabinet deze thema's in het komende jaar te ontplooien in de missie? Is daarvoor voldoende ruimte?
Het baart mijn fractie zorgen dat de ontwikkelingssamenwerking en de humanitaire hulp lijken te stranden. Op de opbouw van de Zuid-Sudanese overheid gerichte programma's zijn opgeschort. Gezien de mandaatwijziging van vorig jaar is dat logisch, maar door de verslechterde veiligheidssituatie loopt de uitvoering van de overige projecten ernstige vertraging op. Een zeker realisme is vanwege de veiligheidssituatie geboden, maar toch vraag ik de Minister wat er terechtkomt van het ngo-werk ter ondersteuning van de betrokkenheid van Sudanese vrouwen bij het politieke en vredesoverleg. Het kabinet blijft namelijk vaag over de inzet van deze ngo's, die sinds 2012 door Nederland worden gesteund en die bijdragen aan onze prioriteit van gender. Om welke ngo's gaat het? Gaat het om lokale of internationale organisaties? Wat zijn hun precieze werkzaamheden? Welke voortgang is er en welke obstakels treffen zij op hun pad?
Blijvende steun van de internationale gemeenschap aan Zuid-Sudan is essentieel vanwege de grote aantallen ontheemden en vluchtelingen, de ontwrichte sociale structuren en de kwetsbare positie van vrouwen en kinderen in het land. Mijn fractie vindt het dan ook van groot belang dat Nederland actief blijft in deze jonge, fragiele staat. Wij staan daarom positief ten opzichte van deze verlenging van de Nederlandse bijdrage, maar wij willen graag wat meer duidelijkheid over de zaken die ik heb genoemd, zaken die de haalbaarheid raken. Het gaat daarbij om het werk van de ngo's, maar ook om de verwachtingen van het kabinet rond de missie.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Eerdere sprekers zeiden al dat zich buitengewoon complexe en humanitair trieste zaken afspelen in Zuid-Sudan. Nu is dat helaas op meer plekken in de wereld het geval, alleen heeft Nederland in het verleden bij Sudan en bij Zuid-Sudan een grote betrokkenheid gehad. De Minister van Buitenlandse Zaken is in zijn vorige functie van Minister voor Ontwikkelingssamenwerking zeer nauw betrokken geweest bij alles wat daar speelde. Ik zou zeggen dat dit voor Nederland verplichtingen schept. Dit is een voorbeeld van een missie die we lang volhouden, waarbij we een langjarige betrokkenheid tonen en waarin we kunnen zien waar we vandaan komen en waar we naartoe moeten. Dat is toch wat anders dan bij sommige andere missies, waar we snel in- en uitgaan. Ik denk dus dat dit een mooi voorbeeld is van hoe het ook kan, alhoewel de missie en de situatie zelf niet zo rooskleurig zijn.
Zeven jaar geleden zijn we met de Kamer in dat gebied geweest. Als je er eenmaal bent geweest en de situatie zelf onder ogen hebt gekregen, krijg je vanzelf een betrokkenheid bij zo'n land en de mensen. Dat is tot de dag van vandaag het geval. Een en ander betekent dat de CDA-fractie van mening is dat wij deze missie moeten voortzetten. Is alles in orde? Nee. Een hele hoop zaken zijn nog te verbeteren; dat schrijft het kabinet zelf ook in zijn brief. Het blijft moeilijk voor de VN om een heldere rol te vinden in deze diffuse situatie van oorlog, geweld en onzekerheid over politieke ontwikkelingen. We zijn het erover eens dat een politieke oplossing noodzakelijk blijft, maar de partijen op de grond hebben daar vaak andere opvattingen over. Dan gaat het om de vraag hoe je de burgerbevolking afdoende kunt beschermen. UNMISS doet haar best, onder buitengewoon moeilijke omstandigheden.
Ik heb wel een aantal vragen voor het kabinet. Klopt het dat binnen de VN geaccepteerde definities van «burgerbescherming» ontbreken, alsmede het daarbij behorende beleid en de richtlijnen? In hoeverre is de onduidelijkheid daarover een sta-in-de-weg voor het effectief operationaliseren van de burgerbescherming en de bescherming van de mensen? Hoe gaat het met de onderlinge afstemming van taken binnen de landen die actief zijn in UNMISS?
De Minister heeft al initiatieven genomen om op dit punt verbeteringen tot stand te brengen. Wij juichen die van harte toe. Het is de vraag of het daarbij moet blijven, of dat de Minister nog meer ambities tot verbetering heeft op dit punt.
Aan de coördinatie tussen UNMISS, het Zuid-Sudanese maatschappelijk middenveld en ngo's valt ook nog wel het een en ander te verbeteren. Hoe ziet de Minister dat in concreto? Wat zou het betekenen voor de Nederlandse inzet in dezen? Is Nederland bereid om daarvoor zijn eigen netwerk in te zetten? Uiteindelijk staat of valt heel veel met de inzet van voldoende troepen. Ook in deze missie is het force generation process moeizaam verlopen. Het troepenplafond is nog niet bereikt. Is Nederland bereid om een beroep te doen op andere landen om ervoor te zorgen dat er voldoende troepen aanwezig zijn? Het is ook in ons eigen belang om die missie tot een succes te maken.
Onze bijdrage is bescheiden, maar ze is wel van groot belang en heeft ook haar meerwaarde getoond. Onze fractie steunt dan ook een verlenging van deze missie. Het is een goed initiatief van Nederland om de compound te Bentiu droog te leggen en om te voorkomen dat hier opnieuw overstromingen plaatsvinden. Dat soort voorbeelden, vaak kleine dingen die niet altijd in grote verhalen zijn te vatten, leiden wel tot verbeteringen van de situatie ter plekke.
Een cri du coeur van onze fractie is dat door de ontplooiing van veel van dit soort kleinere missies de grenzen van onze eigen mogelijkheden worden bereikt. Dit is al eerder aan de orde geweest en slaat ook niet zozeer op deze missie. Dat zou de vraag kunnen oproepen of wij niet tegen deze missie moeten stemmen. Wij vinden dat juist deze missie moet doorgaan. Ik wijs er echter wel op dat we bij de aansturing tegen grenzen aanlopen. Dit is een oproep aan het kabinet, maar ook aan de Kamer.
Tot slot de veiligheid van onze eigen troepen. In de brief heeft het kabinet het over een «matige» dreiging, terwijl het tegelijkertijd stelt dat de kans op een gewapend treffen tussen regering en rebellen groot is. UNMISS op zichzelf zal niet snel een doelwit zijn, maar het is natuurlijk mogelijk dat ook onze mensen onbedoeld ergens midden in een strijd terechtkomen. Zoiets kan immers heel lokaal oplaaien. De vraag is hoe wij die dingen gecoördineerd en geregeld hebben.
De voorzitter: Dit was de inbreng van de Kamer in eerste termijn. Ik schors de vergadering voor enkele minuten.
De vergadering wordt van 10.28 uur tot 10.35 uur geschorst.
Minister Koenders: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor de vragen, de interesse en de grote steun voor een Nederlandse bijdrage aan de Verenigde Natiesoperatie in Zuid-Sudan. Laat ik beginnen met direct tegen de vele collega's in de Kamer te zeggen dat de situatie in Zuid-Sudan schrijnend blijft. Volgens mij is er niet veel reden voor groot optimisme. De vredesbesprekingen tussen de strijdende partijen gaan door, maar het is duidelijk dat aan beide kanten vooralsnog de wil ontbreekt om tot een duurzaam akkoord te komen. Er is een gebrek aan substantiële vooruitgang in die onderhandelingen; daar zal ik zo nog iets over zeggen. Ik vind dat er op dit moment onvoldoende basis is voor een echt goede stabiliteit en voor de opbouw van Zuid-Sudan. Mooier kan ik het niet maken. Ik geloof dat we in Zuid-Sudan worden geconfronteerd met een problematiek die tot op zekere hoogte wel was aangekondigd, maar we hoopten toch dat het leiderschap van Zuid-Sudan de bevolking niet totaal zou gebruiken voor zijn eigen machtsstrijd. Hierover bestaat geen enkele illusie. Het gedrag van het leiderschap in de verschillende facties van de Sudan People's Liberation Movement (SPLM) en de manier waarop men bereid is om dit conflict ten koste van de bevolking uit te vechten, moet echt fors als zodanig worden benoemd, want dat is de realiteit. Vervolgens is de vraag: wat doe je eraan, waar ligt het aan, hoe kun je het verbeteren? Is dit onvoldoende voorzien of was het onafwendbaar?
Ik denk dat de geboorte van Zuid-Sudan in 2011 en de hoop die daarmee gepaard ging, aardig de bodem in is geboord, in ieder geval voor de bevolking. Dit kent een lange geschiedenis. Iedereen weet dat er onder Garang destijds vele pogingen zijn gedaan om het land bij elkaar te houden, om te investeren in eenheid. Nu is er de onafhankelijkheid van Zuid-Sudan, als de soevereine wil van een grote meerderheid van de bevolking ervan. Deze land-locked staat is ingesloten en heeft geen grote bewegingsruimte. Hij heeft bijvoorbeeld zijn olie-inkomsten niet productief gebruikt voor de ontwikkeling van de bevolking, maar wel voor het doorzetten van de strijd, inclusief die met het oude moederland. Die strijd gaat door en is vrij ingewikkeld. Hij gaat niet alleen tussen Nuer en Dinka. We hebben op het ogenblik te maken met een twintigtal strijdgroepen.
Het grote probleem is dat dit conflict, net zoals andere in de wereld, wordt ingezet voor proxyachtige belangen in de regio. Deze regio van Zuid-Sudan, Sudan, Uganda, Ethiopië en de Hoorn van Afrika is alles bij elkaar een geostrategisch gebied met grote risico's voor de internationale vrede en veiligheid, los van die van de bevolking van Zuid-Sudan. We moeten ons hier zorgen over maken. Daarom ben ik ook niet lang geleden naar de Afrikaanse Unie gegaan, om contacten te leggen en te bekijken in hoeverre landen verder kunnen komen om te proberen naar een nieuwe fase te gaan. Dat is de enige wijze waarop deze missie enige kans van slagen kan hebben. Ik wilde ook bekijken in hoeverre de landen in die regio daarvoor verantwoordelijkheid voelen. Zoals bekend spelen daarbij twee elementen. De IGAD (Intergovernmental Authority on Development) doet de onderhandelingen, onder leiding van Ethiopië. Volgens mij doet Ethiopië dat zeer professioneel. Dit land staat ook relatief het neutraalst in dit conflict. Het neemt zelf heel veel vluchtelingen op in Gambela, dus in de grensregio met Zuid-Sudan. Het is duidelijk dat Uganda een rol ziet bij de ondersteuning van president Kiir. Sudan zelf wordt door een enorme problematiek gekarakteriseerd: in Zuid-Kordofan, het oosten, in het westen, in Darfur. Er is een grens, maar die is wel poreus. De regering van Sudan steunt formeel president Kiir, maar het is duidelijk dat er ook verbanden met andere groeperingen bestaan in Zuid-Sudan. Daarbij gaat het om meer dan twee facties. Kortom, zoiets wordt snel ingewikkeld. Vele strijdgroepen gaan dan de strijd aan. Dat is zeker niet in het belang van de bevolking.
Wat betekent dit voor de Verenigde Naties? Ten eerste betekent dit gewoon: eerlijk benoemen waar we staan. In een wereld die wordt gekarakteriseerd door dit type conflicten worden de Verenigde Naties teruggeworpen op hun kernrol en basisverantwoordelijkheid: de bescherming van de bevolking. Dat is niets revolutionairs; het gaat erom ervoor te zorgen dat er niet veel meer mensen omkomen. De getallen zijn bekend; die hebben de leden genoemd. Er is enorm veel en hevig geweld. Ik vind dat de Verenigde Naties hun kernrol, los van definitiekwesties rond «bescherming van de bevolking», zeer goed hebben ingevuld, met een grote verantwoordelijkheid van de speciale vertegenwoordiger van de Verenigde Naties. Ik kom overigens zo direct terug op hoe dit zich verhoudt tot de missie. Vorig jaar zijn er direct kampen opengezet om mensen te beschermen. Het gaat om grote aantallen. Ik weet het huidige aantal niet precies, maar ik geloof ongeveer 120.000 mensen. Het is een enorme taak om hen te beschermen. Het risico is dan namelijk niet weg. Die mensen kunnen daar niet altijd blijven zitten. We moeten het zo maar hebben over de vraag hoe je de mensen terugkrijgt.
Laten we eerlijk zijn: het is nu onze kernrol, we beschermen mensen en de Verenigde Naties spelen daarbij een cruciale rol. De Nederlandse bijdrage is beperkt, maar zeer belangrijk. De Minister van Defensie zal ingaan op alle rollen die wij daar spelen. Onze bijdrage is essentieel en wordt gewaardeerd. Wij hebben de profielen op een goede manier ingevuld. Dat kan nu beter dan aan het eind van vorig jaar, omdat het mandaat nu is verlengd en het niet in de lijn van verwachtingen ligt dat het mandaat weer zal veranderen. Er is nu een duidelijke committering nodig, ook jegens de partijen. Nederland levert een cruciale bijdrage aan de bescherming, hoewel zijn rol beperkt is. Bovendien heeft geen enkel ander land Zuid-Sudan nu verlaten, juist vanwege diezelfde – laat ik het zo maar zeggen – morele imperatief. De Minister van Defensie zal zo spreken over het vullen van de missie. Zoals bekend vormt dat overal ter wereld een probleem, hoewel de cijfers in de afgelopen jaren iets beter zijn dan ik zou hebben verwacht vanwege de internationale concurrentie rond de bijdrage aan Verenigde-Naties-troepen, zowel politioneel als militair. Ik denk dat de eerlijke situatie zo is: slecht; onwil van partijen; misbruik van de bevolking voor de eigen, beperkte doelen; het gebruik van olie-inkomsten voor de verkeerde doelen; een samenspel van belangen in de regio die een oplossing zeer moeilijk maakt. Mooier kan ik het niet maken.
De voortdurende crisis heeft ernstige humanitaire gevolgen. In totaal zijn bijna 1,5 miljoen mensen ontheemd en afhankelijk van humanitaire hulp. De afhankelijkheid van humanitaire hulp is vrij dramatisch; het is namelijk het nadeligste wat je kunt hebben. Hulpafhankelijkheid leidt helemaal tot niets, zeker als mensen in kampen zijn opgesloten. Er zal zo snel mogelijk moeten worden geprobeerd om het IGAD-proces en het proces in Arusha, waarbij nu veel spelers zijn betrokken, inclusief China, hier steeds actiever bij te betrekken. Zoals bekend heeft China belangen in Sudan.
Ik heb in de Afrikaanse Unie kunnen spreken met sommige spelers, zoals Machar. Zoals bekend is er nu een tekst. De heer Servaes en anderen hebben gesproken over een gebrek aan voortgang sinds die tekst er is. Inderdaad kwam men niet op bepaalde bijeenkomsten, wat zeer valt te betreuren. De duivel zit in de details; zo wordt er eindeloos overlegd over de precieze rol van de president en van de vice-president, de verdeling van de macht et cetera. Je kunt daar natuurlijk nog jaren over blijven spreken. Er is nu een deadline voor 5 maart. Ik kan alleen maar zeggen: laat die deadline met de volledige druk van de internationale gemeenschap een echte deadline zijn. Er waren wel teksten beschikbaar en ik heb de indruk dat die uitvoerbaar zijn. Maar zoals met al deze dingen gaat het om politieke wil. Dat betekent dat de druk op partijen groot moet zijn, mogelijk inclusief de genoemde middelen. Er is gesproken over sancties, bijvoorbeeld wapenembargo's. Zoals bekend hanteert de Europese Unie een wapenembargo tegen Zuid-Sudan. Het is belangrijk dat dit zo blijft, want ik heb er geen enkele illusie over dat de zaak alleen maar kan worden versterkt als er een VN-wapenembargo is. De internationale gemeenschap, inclusief het malle functioneren van de Veiligheidsraad door de verschillen van mening, bijvoorbeeld tussen de Russische Federatie en China, maakt het niet erg waarschijnlijk dat het een wapenembargo van de Verenigde Naties zal worden. Er werd gevraagd naar mijn inschatting: betekent dit dat er geen inspanningsverplichting is, ook voor Nederland, om dit voor elkaar te krijgen? Nee, integendeel; wij zijn daar actief mee bezig, ook via de Europese Unie, in New York. Ik meld daarbij wel direct welk krachtenspel daarbij aanwezig is. Wat er bijvoorbeeld meespeelt: als er van een deadline sprake is, zegt men altijd dat je iets niet moet doen voordat die deadline resultaten heeft opgeleverd. In zo'n geval is er altijd een risico, zoals ook bij Oekraïne. Maar tenzij er heel andere nieuwe ontwikkelingen zijn, lijkt er mij geen enkele reden te zijn om die deadline niet effectief te hanteren of de sancties niet effectief in te vullen. Is dat allemaal heel effectief? Eerlijk gezegd moeten we daar ook een beetje relatief over zijn. Het gaat namelijk niet van de sancties komen, ook niet die jegens het leiderschap. Die mensen reizen namelijk helemaal niet zo veel. En je hebt er ook geen kapitaalkrachtige miljardairs die hun geld hebben ondergebracht in Saint Tropez. Het maakt misschien allemaal wel iets uit, maar het zal geen verschil van dag en nacht maken. In ieder geval vinden we wel dat deze maatregelen maximaal moeten worden ingezet, binnen de bestaande mogelijkheden.
Waarom is UNMISS cruciaal? Enige opmerkingen daarover. De bescherming van de bevolking heb ik al genoemd. Die is echt cruciaal. Dat is ook echt een moedig besluit geweest. Ik ben bereid om wat langer te praten over het seminar, zoals de heer Servaes vroeg. Protection of civilians en het eventuele gebruik van militaire macht om zaken af te dwingen, vormden daar een kerndiscussie. Zoals bekend is de bescherming van de bevolking in alle VN-resoluties geconditioneerd door middel van een aantal zaken. Ten eerste: waar, in welke areas of deployment, zitten je troepen? Ten tweede is er altijd de eerste verantwoordelijkheid van de regering ter plekke. Ten derde geldt er altijd het «within possibilities» of zoiets, dus het moet binnen de mogelijkheden die een VN-vredesmacht heeft. Dit zijn drie cruciale elementen, maar ze zeggen niet heel veel over de praktijk. Neem het geval-Zuid-Sudan: de bescherming is inderdaad de eerste verantwoordelijkheid van de regering van Zuid-Sudan. Nu, we hebben gezien dat dat weinig betekent. En voor de areas of deployment hangt het maar helemaal af van waar je zit. Ik vind dat de VN nu op de cruciale punten zit, ook in de unity province in het noorden, waar grote problemen zijn. Hetzelfde geldt voor Bentiu en andere plaatsen. Nederland heeft zich daar nu op bepaalde plekken beter geconcentreerd, volgens mij overeenkomstig het verzoek van de Kamer. Zonder echte enablers heb je echter nog niet automatisch voldoende mogelijkheden, bijvoorbeeld op patrouille of bij bepaalde acties. Enfin, dit is de verantwoordelijkheid van de Minister van Defensie, die hier ongetwijfeld op in zal gaan.
Het lijkt me echter van belang om gezegd te hebben dat in dat seminar de bescherming van de bevolking aan de orde is geweest. Iedereen roept altijd dat de bevolking moet worden beschermd. Sinds Rwanda weten we hoe ingewikkeld dat is. Beschikken de troepen over de informatie, de middelen, de mogelijkheden? Krijgen ze de verantwoordelijkheid om het op een effectieve manier te doen? In het geval van Sudan moest de bevolking ter plekke worden opgevangen. In plaats van naar een plek te gaan om mensen te beschermen, kwamen de mensen dus naar de kampen. In dit geval is dat een heel effectieve oplossing gebleken, maar het leidt natuurlijk tot allerlei problemen. En altijd als er problemen zijn in de wereld, wordt er geroepen: laat de VN die maar oplossen. Zo krijg je een reproductie van de problematiek in de kampen zelf, waar verschillende bevolkingsgroepen zitten die uit elkaar moeten worden gehouden et cetera. Ook daarin zit de bijdrage van Nederland aan UNMISS.
De humanitaire hulp is enorm belangrijk vanwege de afhankelijkheid. Als het gaat om allerlei zaken die te maken hebben met bijvoorbeeld eerste levensbehoeften, is het natuurlijk al een straatarm land. Vandaar dat humanitaire hulp, naast bescherming, de tweede prioriteit is: in feite ervoor zorgen dat de mensen in leven blijven. Door de intensivering van het aantal mensen dat in de verschillende rollen voor de Verenigde Naties werkt, moet ervoor worden gezorgd dat het bereik zo groot mogelijk is. Nogmaals, die doelstelling is zeer beperkt. Er zit niets moois in, zoals staatsopbouw; die is uit het mandaat gehaald. Dat is jammer, en ik hoop dat hij terugkomt. Ik hoop ook dat dat zal gebeuren met de lessons learned over de staatsstructuur en machtsposities in Sudan, maar die gaan wel over de realiteit.
Nu de vragen over de politieke ontwikkelingen. Ik denk dat ik daarover het meeste al heb gezegd: over het grote aantal groeperingen, over de rol van de internationale gemeenschap, over de noodzaak van sancties en tegelijk de eventuele beperkte rol daarvan bij de totstandbrenging van een daadwerkelijke oplossing.
Er zijn ook wel een aantal dingen die wat positiever zijn binnen een vrij pessimistisch verhaal.
Ten eerste zijn de verschillen van mening tussen de verschillende facties in de SPLM altijd het grote probleem geweest in de onafhankelijkheidsstrijd van Zuid-Sudan. Er loopt een parallelproces dat wel belangrijk is. Mensen zitten altijd graag in een traditionele onderhandelingsstructuur. De regio en de partijen gaan dan bij elkaar zitten, de macht moet verdeeld worden, er moeten een paar vertrouwenwekkende maatregelen worden genomen en dan gaat het de goede kant op. De kern zit ook in de geschiedenis van de onafhankelijkheidsstrijd van Zuid-Sudan. Je hebt natuurlijk de bekende facties gehad van Machar en Kiir, die eigenlijk de opvolger van Garang is. Er is ook nog een hele derde groep die eind 2013 uit de partij is gezet. Ik wil het niet vergelijken met partijen in Nederland, maar als er zich problemen voordoen binnen de eigen club, is dat soms nog ernstiger dan problemen tussen clubs. Je moet dus proberen om daar een zekere verzoening tot stand te brengen. Dat is in Arusha gebeurd onder leiding van president Kikwete. Dat zou dus een belangrijk element kunnen zijn om ervoor te zorgen dat de eenheid, althans de verbetering van het vertrouwen tussen de partijen, ook leidt tot vooruitgang bij de vredesonderhandelingen in Addis Abeba. Daar is dus ook wel iets positiefs over op te merken.
Ten tweede zag ik toen ik de partijen heel kort sprak – er is geen echt diepgaand overleg geweest – dat men wel inzag dat er sprake is van een zekere urgentie door de enorme druk die wordt uitgeoefend vanuit de gedachte dat men tot overeenstemming zou moeten komen.
Ten derde werkt het in Afrika vaak zo dat er opnieuw gevochten wordt als het regenseizoen voorbij is. Dat blijkt nu dus nogal mee te vallen. Kennelijk wordt de strijd niet heel fors doorgevoerd. Dat zijn de drie lichtpuntjes die ik zie. Ze zijn niet groot, maar ze zijn er wel.
Er zijn nog een aantal vragen gesteld over de bredere inzet van de Nederlandse ontwikkelingssamenwerking. Daar wil ik één ding over zeggen. De Minister voor Ontwikkelingssamenwerking en Buitenlandse Handel zal de Kamer, naar ik meen, eind deze maand of begin volgende maand een brief sturen over de precieze inzet met betrekking tot ontwikkelingssamenwerking. Zoals bekend hebben wij ook maatregelen getroffen om geen enkele ontwikkelingssamenwerking meer te laten verlopen via de staatsstructuren. Dat betekent natuurlijk niet dat er niets meer gebeurt. De humanitaire hulp is eind vorig jaar nog verhoogd. Er zijn enorme behoeften. Er is internationaal een groot tekort aan humanitaire fondsen voor het grote aantal crisissen waar de wereld mee wordt geconfronteerd. Niettemin heeft Nederland de hulp vorig jaar nog verhoogd. De precieze effecten daarvan, de evaluatie van hetgeen wij doen in Zuid-Sudan, zullen binnenkort in een brief aan de Kamer worden toegelicht. Die toelichting ziet ook op de effecten op de bekende terreinen die onze prioriteiten daar zijn: water, voedselzekerheid, veiligheid en rechtsorde. Daarbij wordt gekeken naar de effectiviteit en de efficiency.
Verder is een aantal vragen gesteld in de trant van «wat doe je met de maatschappelijke organisaties als je niet meer met de overheid kunt werken?» Laat ik ingaan op UNMISS, want die is nu toch wel de belangrijkste actor. Zoals ik al zei, is de bescherming van de bevolking haar belangrijkste activiteit. De eerste pijler van de protection of civilians strategy van UNMISS is gericht op het bevorderen van het politieke proces onder andere op lokaal niveau. Dat blijkt gewoon belangrijk. Dat betekent niet dat er geen politieke processen meer zijn in Sudan, dat er geen lokale leiders meer zijn en dat mensen niet meer aanspreekbaar zijn op toegang tot humanitaire hulp. UNMISS werkt ook samen met de civil society aan het voorkomen van een nieuwe escalatie van spanningen tussen gemeenschappen op lokaal niveau. Die conflicten komen niet alleen voort uit het leiderschap. Leiders zijn wel de eerstverantwoordelijken, maar vanwege de schaarste kunnen er ook van onderop nieuwe conflicten ontstaan tussen verschillende groeperingen. UNMISS is dus ook direct met het maatschappelijk middenveld bezig – dat is eigenlijk geen goede term voor hetgeen in Zuid-Sudan gaande is – en er wordt in ieder geval ook gesproken met groeperingen van vrouwen van lokale leiders om ervoor te zorgen dat die gemeenschappen niet nog meer tegenover elkaar komen te staan. Dat zijn gemeenschappen binnen één groep, zoals wij het zouden noemen, bijvoorbeeld de Nuer. Daar wordt al snel van gezegd: dat is één groep en die vecht tegen de Dinka. Ik zou bijna zeggen: was het maar zo simpel, dan hadden we minder problemen, want dat kun je oplossen. Er zijn natuurlijk een aantal problemen binnen die groepering. Daar wordt hard aan gewerkt. UNMISS heeft daar ook een strategie voor. Er wordt gesproken met mensen over gewelddadigheden tussen verschillende groeperingen om spanningen te verminderen. Er is ook een early warning system. Via de civiele maatschappij en de mensen die daar in het kader van UNMISS aan werken, wordt geprobeerd om de spanningen zo veel mogelijk te beperken.
Hetzelfde geldt voor de derde pijler: de bescherming van de bevolking gericht op het bevorderen van een veilige leefomgeving. Het gaat daarbij onder andere over het nationaal actieplan voor de implementatie van resolutie 1325. Wij hebben daar uitgebreid over gesproken tijdens de conferentie vorige week. Er is sprake van een samenwerking tussen UNMISS, UN Women, lokale counterparts en ngo's. De informatie die UNMISS verkrijgt uit het maatschappelijke organisatieveld, vooral over de directe veiligheidsbehoeften van de bevolking, wordt uiteraard direct vertaald in de manier waarop wordt gepatrouilleerd, in de locaties waar men naartoe gaat om mensen te kunnen beschermen.
De heer Servaes stelde een vraag over mensenrechtenschendingen. Bij UNMISS gaat men daar dus meer tegen doen. De bescherming van de bevolking betekent niet alleen fysieke bescherming, bijvoorbeeld de opening van kampen, maar ook een actievere rol op het terrein van mensenrechten. Daar is een human rights division voor opgericht. Zij verzamelt informatie over mensenrechtenschendingen en die wordt weer verwerkt in allerlei periodieke rapportages. Ik denk dat het belangrijk is dat UNMISS nu ook eigen rapporten inzet en niet alleen die van de VN-Mensenrechtencommissie. Die eigen rapporten zijn erg belangrijk. Toen oppositietroepen bijvoorbeeld respectievelijk Bentiu en Bor aanvielen in oktober 2014, zijn volgens rapporten minstens 353 burgers gedood en zeker 250 gewonden gevallen. Dat wordt precies gedocumenteerd. Dat is wel belangrijk, ook in verband met justitie en war crimes. Dit gebeurt in samenwerking met de commission of inquiry van de Afrikaanse Unie. Ik geloof dat die commissie binnenkort een rapport gaat opstellen om ervoor te zorgen dat ook de Afrikaanse Unie, die overigens zeer kritisch staat tegenover hetgeen in Zuid-Sudan gebeurt, maatregelen kan treffen die wij belangrijk vinden. Ik denk daarbij bijvoorbeeld aan sancties. Het is misschien nog wel belangrijker dat die fors worden ingezet door de Afrikaanse Unie dan dat dit wordt gedaan door de Europese Unie.
De heer Servaes (PvdA): Ik stel toch even een verhelderende vraag. Het is op zich goed dat UNMISS zich ook gaat bezighouden met de documentatie van mensenrechtenschendingen. Dat is naar mijn mening een specifiek punt waar Nederland altijd bovenop moet zitten. In oorlogen waar helaas weinig voortgang wordt geboekt – we kennen het voorbeeld van Syrië – is het goed om te documenteren wat er gebeurt zodat je op een later moment wellicht de mensen daar ook voor het gerecht kunt brengen. Dat is het minste wat je kunt doen. De berichten, met name die over de Afrikaanse Unie, zijn volgens mij echter niet positief. De commission of inquiry zou eigenlijk in januari al verslag uitbrengen. Door een politieke interventie tijdens de top van de Afrikaanse Unie is dat min of meer van tafel geveegd. Dat baart mij toch zorgen. De Minister is zelf bij die top geweest. Lopen we niet het risico dat van uitstel – er zou dan alsnog iets komen – ook afstel komt? Hoe voorkomen we dat?
Minister Koenders: Ik zou vooralsnog iets minder negatief zijn over de rol van de Afrikaanse Unie. Ik vind dat men dit wel degelijk zeer serieus oppakt. Men heeft daar ook heel grote zorgen over. Je kunt van mening verschillen, en dat doe ik ook, over de manier waarop de Afrikaanse Unie dat doet, maar dat is niettemin haar eigen verantwoordelijkheid. Zij zegt in feite dat je zo'n rapport pas openbaar moet maken op het moment dat de deadline geweest is, zodat het geen invloed heeft op het tot overeenstemming komen. Daar ben ik het niet mee eens. Dan lijk je toch een beetje te zeggen: die zaken kun je minder belangrijk laten zijn op het moment dat er overeenstemming is. Daar ben ik het dus niet mee eens. Ik heb daar wel zorgen over. Overigens is het niet gezegd dat men daarvoor niet naar buiten treedt. Het gaat alleen om het moment waarop dat gebeurt. Ik ben het op dat punt wel met de heer Servaes eens dat dit geen gelukkige ontwikkeling is.
De heer Servaes (PvdA): Ik geloof dat we het erover eens zijn dat het belangrijk is dat hier niet langer mee wordt gewacht. Het zou wel goed zijn als Nederland of de Europese Unie, als daar mogelijkheden voor zijn, haar invloed aanwendt om dat te bespoedigen. Het signaal dat ervan uitgaat, het signaal dat het inderdaad voorlopig op de plank blijft liggen, vind ik buitengewoon slecht. Het lijkt mij dat wij ons daar wel over moeten uitspreken.
Minister Koenders: Ja, dat hebben we overigens ook gedaan toen we in Addis Abeba waren. Maar goed, dat is op zich niet voldoende. Wij hebben in de gesprekken heel duidelijk gemaakt dat wij daar geen voorstander van zijn. Dat geldt ook voor een aantal andere landen. Daar is men dan niet direct van onder de indruk. Men zegt: wij doen wat aan mensenrechten; wij hoeven dus niet ook nog eens van Europa te horen hoe dat precies hoort. Dat zijn helaas de gevoeligheden van deze tijd. Ik vind echter wel dat wij daar inderdaad op terug moeten komen als er, ook na 5 maart, ineens wordt gezegd: goed, het is misschien allemaal toch niet zo belangrijk. Ik vind dat er dan ook een verantwoordelijkheid blijft voor de Verenigde Naties, nog even los van de rol die de Afrikaanse Unie daarbij kiest.
Ik kom op de stand van zaken van de discussie over persoonsgebonden sancties. Ik heb daar in algemene zin al iets over gezegd. Internationaal wordt er al enige tijd druk uitgeoefend op partijen. De Verenigde Staten, de Europese Unie en Canada hebben sancties ingesteld tegen militaire leiders. Vanuit de regio – ik heb het dan over de Afrikaanse Unie en IGAD – is meerdere malen gedreigd met het opleggen van sancties en een wapenembargo. Zoals gezegd is er in de VN-Veiligheidsraad geen overeenstemming. De huidige sancties dragen bij aan de internationale druk. Ook op initiatief van Nederland heeft de Raad Buitenlandse Zaken in december gevraagd om in ieder geval verdere persoonsgerichte sancties te overwegen. Het merendeel van de Europese Unie vindt dat het nu niet het moment is om dat te doen, omdat er een onderhandelingsronde gaande is van IGAD. Men wil de uitkomst daarvan afwachten omdat het anders contraproductief zou werken. Ik vind dat zelf eerlijk gezegd niet, maar dat vindt een meerderheid van de Europese Unie op dit moment en die eensgezindheid hebben we wel nodig. Ik denk wel dat het, als er geen overeenstemming wordt bereikt, opnieuw aan de orde zou moeten worden gebracht, ook door Nederland. Dan geldt dus hetzelfde als ik zojuist heb gezegd.
Er is nog geen consensus over een VN-wapenembargo. Rusland en China moeten daar echt mee instemmen. Ik weet niet of men op dit moment een eventueel voorstel van de Verenigde Staten zou steunen. Een wapenembargo is een heel belangrijke zaak. De Europese Unie heeft opnieuw aan andere partijen gevraagd om een wapenembargo te steunen. Daar moet een besluit door de VN-Veiligheidsraad over worden genomen. Ook daar blijkt geen overeenstemming over te zijn.
Ik ben bijna aan het einde van mijn beantwoording. Er zijn nog vragen gesteld over de genderproblematiek. Ik denk dat dit onderwerp ongelooflijk essentieel is gezien het feit dat bij elke poging om burgers op effectieve wijze te beschermen, weer blijkt hoe moeilijk het is om vrouwen en kinderen te beschermen. Zij zijn het meest kwetsbaar als er conflicten plaatsvinden, vooral als die anarchistisch verlopen. Daarom is er binnen de UN Police (UNPOL) nu ook een Gender, Child and Vulnerable Person's Protection Unit opgericht. Er is een heel structuurtje gebouwd binnen UNMISS. Ik denk dat dit belangrijk is. Ze doen het niet alleen, maar ook met externe partners. In de VN-Veiligheidsraadresolutie ter verlenging van het mandaat van UNMISS is aan de troop contributing countries en aan de police contributing countries gevraagd om het aantal deelnemende vrouwen te verhogen. Het is echt essentieel dat je goede politiemensen hebt in wie ook vrouwen vertrouwen hebben, zodat zij benaderd worden en bescherming kunnen bieden. Dat geldt ook in de kampen. Dit heeft ook de bijzondere aandacht van de Nederlandse bijdrage aan UNMISS, inclusief bijvoorbeeld de problematiek van huiselijk geweld en conflictgerelateerd seksueel geweld. Dat vindt juist plaats in die kampen.
Indien mogelijk besteden de Nederlandse IPO's bij de uitvoering van de werkzaamheden in de kampen aandacht aan deze problematiek. Er worden ook bijeenkomsten over georganiseerd. Wanneer er binnen UNMISS een staffunctie op het gebied van gender vrijkomt, zal Nederland ernaar streven om met een goede kandidaat te komen om die positie op te vullen. Er is dan natuurlijk altijd sprake van concurrentie. Het is op zich wel goed dat mensen graag kandidaten daarvoor willen leveren. Wij zouden dat dus ook kunnen doen.
Sinds de zomer van 2013 richten zeven middelgrote tot grote projecten van ngo's zich op de versterking van de positie van vrouwen op het thema veiligheid en rechtsorde in Zuid-Sudan. Daar wordt mee doorgegaan ook vanuit Nederland, hoewel dat niet makkelijk is door de veranderende context. Via het Nationaal Actieplan 1325 hebben wij 1,3 miljoen euro aan ICCO beschikbaar gesteld voor de periode 2012–2015. Deze organisatie werkt met verschillende, sterke, historische vrouwenorganisaties die bekend zijn. Vrouwenorganisaties in Zuid-Sudan zijn zeer fors georganiseerd. Zij krijgen ondersteuning. Vorig jaar zijn opnieuw extra middelen daarvoor ter beschikking gesteld. Uiteraard is onze ambassade in Juba alert om te bekijken of er andere manieren zijn die meer kansen bieden om dit element in de vredesopbouw te bevorderen.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik had eigenlijk twee punten. Mijn laatste punt ging over gender. Daar heeft de Minister aan het eind van zijn beantwoording gelukkig het nodige over gezegd. Er blijft voor mij nog één vraag openstaan: de vraag die ik heb gesteld over het VN-plafond voor UNMISS. Wat is de verwachting van het kabinet op dat punt? Is het vertrouwen er dat dit ook gevuld zal worden? Ik begrijp nu dat de Minister van Defensie daar nog op in zal gaan. In dat geval wacht ik op haar beantwoording.
De voorzitter: Dan streep ik uw interruptie gewoon weer weg, mevrouw Hachchi. U houdt er dan nog heel veel over.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Laat ik gelijk beginnen met de vulling en het aantal beschikbare troepen. Niet alleen mevrouw Hachchi heeft daar een vraag over gesteld, maar ook andere leden onder wie de heer Servaes. Het troepenplafond is nog niet bereikt, maar het tekort neemt wel degelijk af. Van de maximaal 12.500 militairen waren er begin deze maand 10.470 binnen. Van het politiepersoneel – dat is gesteld op maximaal 1.323 – waren er begin deze maand 1.036, man en vrouw, binnen. In maart zullen er nog resterende onderdelen arriveren, onder andere vanuit Ghana, Kenia en China. Ook is de aankomst nog gepland van drie transporthelikopters uit Sri Lanka. Eind mei komt er verder nog een unit uit Bangladesh. Er zullen ook nog gevechtshelikopters arriveren uit Rwanda en Ethiopië, maar de aankomstdatum daarvan is nog niet bekend. Ik denk dat we kunnen stellen dat er na maart sprake is van een vulling van 11.000. Het is dus niet volledig gevuld. Misschien loopt het aantal nog iets verder op. Het is echter wel als redelijk te bestempelen. Collega Koenders heeft daar al het nodige over gezegd. De verwachtingen waren absoluut dat er minder vulling zou zijn, dus hetgeen zich op dit punt nu aftekent, is eigenlijk goed nieuws.
Ik denk dat collega Koenders al voldoende heeft gezegd over de intentie van de missie, namelijk het beschermen van de burgerbevolking. Ook met een volledige of bijna volledige vulling is het hoofddoel van de missie zeer ambitieus. Dat blijft het ook gezien de grootte van het land, de slechte infrastructuur en het grote aantal mensen dat bescherming nodig heeft. Ik kan dus niet vaak genoeg benadrukken dat realiteitszin in dezen cruciaal is.
De heer Vuijk, de heer Knops, de heer Servaes en mevrouw Hachchi, in feite dus alle hier aanwezige leden, hebben vragen gesteld over de dreiging en de veiligheid van het Nederlandse personeel. De Kamer heeft in de brief kunnen lezen, en ook eerder vernomen, dat het niveau nog steeds is vastgesteld op matig, maar zeker, het is onmiskenbaar waar dat het Nederlands personeel onbedoeld slachtoffer kan worden van geweld, omdat het bijvoorbeeld bij de uitvoering van zijn taak tussen twee vuren terechtkomt. Ook in de kampen kan de sfeer ineens grimmig worden en kan een incident uit de hand lopen. Je kunt je daar van alles bij voorstellen. Ik denk wel dat het van belang is – volgens mij is dat ook in de Kamerbrief helder uiteengezet – om steeds weer voor ogen te houden dat UNMISS als zodanig geen doelwit is van de strijdende partijen. Dat moet wel goed op ons netvlies staan. De VN hebben er de afgelopen jaren ontzettend veel aan gedaan om de situatie en de veiligheid in de kampen te verbeteren. Dat heeft ook zijn vruchten afgeworpen. Mocht het echter zo zijn dat het personeel gevaar loopt, dan zal in eerste instantie natuurlijk worden geprobeerd om te evacueren. De heer Vuijk heeft daar nadere vragen over gesteld. Ik kom daar zo meteen op terug. Als evacuatie echter niet mogelijk is, kan natuurlijk worden teruggevallen op de fysieke en organisatorische veiligheidsmaatregelen. Die zijn door de VN genomen en zien op de beveiliging van de gevechtseenheden, de force protection. Er zijn manshoge aarden wallen versterkt met prikkeldraad rondom de compound. Er zijn schuilbunkers en in de meeste gevallen ook uitkijktorens. De sites zijn in veel gevallen ook fysiek gescheiden van de organieke UN housing compound door obstakels variërend van hekwerken, greppels, containers en ga zo maar door. De aanwezige Kamerleden kunnen zich er vast wel iets bij voorstellen, zeker omdat zij al vaker in dit soort gebieden zijn geweest.
Nederland heeft daarnaast natuurlijk besloten om in het gebied wapens op te slaan. Daarover hebben we al een paar keer met de Kamer gesproken. Die wapens liggen nu opgeslagen op de woon-werklocaties van onze militairen. Als het nodig is, zullen zij worden gebruikt voor zelfverdediging. De VN hebben natuurlijk steeds gezegd: bij voorkeur niet. Wij hebben echter aangegeven dat wij ons aan die lijn houden zolang wij dat verantwoord achten. Als wij het niet meer verantwoord achten, beslist de Commandant der Strijdkrachten uiteindelijk of onze mensen zich bewapenen of niet. De VN weten dat ook. Wij gaan dat echter niet onnodig doen – het is uiteindelijk het mooiste als de hele missie eenheid uitstraalt – want als het niet nodig is, is het niet nodig.
Ik ga even in het bijzonder in op de uitvoering van een eventuele evacuatie. De VN zijn verantwoordelijk voor de besluitvorming daarover. Er zijn door de VN voor alle locaties evacuatieplannen ontwikkeld. Die worden met enige regelmaat geactualiseerd. Op het moment dat evacuatie noodzakelijk is, zal dat door de VN worden gedaan, bij voorkeur door de lucht. In theorie zijn er situaties te verzinnen waarin dit allemaal niet mogelijk is. Voor die situaties heb ik zojuist al de maatregelen geschetst die ter plaatse zijn genomen. Ik benadruk nogmaals dat wij altijd – al is er sprake van een relatief overzichtelijke en kleine bijdrage door Nederland – de veiligheidssituatie nauwgezet in de gaten houden. Wij kunnen het Nederlandse personeel, bij voorkeur natuurlijk in overleg met de Verenigde Naties, al dan niet tijdelijk terugtrekken. Met andere woorden: de CdS heeft en behoudt te allen tijde full command. Dit is echter vooral theorie, want er is geen sprake van het terugtrekken van het Nederlandse personeel.
Collega Koenders heeft al gesproken over China. Ik heb daar ook al eerder met mevrouw Hachchi over gesproken. Ik begrijp haar opmerking, maar tegelijkertijd juich ik het toe dat China steeds meer laat zien dat het bereid is om actief te participeren op het gebied van vrede, veiligheid en stabiliteit en dat het ook echt ambitieus is als het gaat om deelname aan VN-missies. Daarmee neemt China een bepaalde verantwoordelijkheid die past bij de omvang van het land en zijn positie op het wereldtoneel.
Over de positie van vrouwen is voldoende gesproken. Nederland levert nu ook vrouwelijke deelnemers. Als ik het goed op mijn netvlies heb, zijn 3 van de 26 deelnemers vrouwen. Ook dat kan beter, maar het is nog steeds 12%. Ter vergelijking: bij de UN forces is het 3,3%; dat is dus toch vier keer zoveel. Maar natuurlijk blijven wij zeker oog houden voor gender. Dat zit ook echt in de dagelijkse werkzaamheden van onze mensen ter plaatse. Denk aan de aandacht die er is voor de kwetsbare groepen, de vrouwen en kinderen met wie intensief wordt gesproken en de bijeenkomsten in de kampen waarbij gesproken wordt over gendergerelateerde thema's. Dat maakt daar zeker deel van uit.
Mevrouw Hachchi vroeg ook nog iets over de stafpositie. Daar is een sollicitatie voor gaande. Het betreft een positie op het gebied van community policing. Ik kan de Kamer de stand van zaken daarvan echter nog niet geven. Ik kan niets zeggen over de uitkomst daarvan. Een sollicitatie betekent niet per definitie dat het altijd lukt, maar we zijn er inmiddels volop mee bezig.
Er werd ook gevraagd naar de patrouilles buiten de sites. Volgens mij vroeg mevrouw Hachchi daarnaar. Het mandaat stelt eigenlijk dat wij als onderdeel van UNMISS de aanwezigheid in high risk areas zouden moeten vergroten. Er wordt nu regelmatig te voet gepatrouilleerd. Er zijn ook gemotoriseerde patrouilles. Dat gebeurt buiten de verschillende sites. Het land is echter groot, de middelen zijn beperkt en de infrastructuur is slecht. UNMISS is wel bezig met het onderzoeken van mogelijkheden om forward operating bases op te zetten in bepaalde plaatsen. Daardoor komen er betere mogelijkheden om buiten de kampen op te treden, maar, nogmaals, het is geen sinecure om in dit grote land effectieve bescherming buiten de kampen te bieden.
Mevrouw Hachchi vroeg of onze bijdrage nog relevant is, gelet op de rol van de IPO's en de FPU's. Onze bijdrage is zeer relevant en wordt ook gewaardeerd. Collega Koenders sprak daar al over. In onze bijdrage ligt de nadruk op de Individual Police Officers. Zij worden altijd ondersteund door bewapende Formed Police Units. Dat bijt elkaar dus helemaal niet, want uiteindelijk moeten de IPO's zich wel veilig weten. Dat gebeurt onder andere door de inzet van de Formed Police Units. Met andere woorden: die units ondersteunen onze IPO's bij hun taken en zijn verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de kampen.
Mevrouw Hachchi (D66): Ik kom even terug op dat laatste punt. Mijn vraag was: in hoeverre past de Nederlandse bijdrage binnen het nieuwe mandaat? Gezien de veranderende veiligheidssituatie in Sudan zetten de VN nu meer in op de FPU, de Formed Police Units, en minder op de Individual Police Officers. Daarom vroeg ik: bieden wij met de Individual Police Officers nu juist niet iets anders aan dan waar de VN behoefte aan hebben? Dat was mijn vraag. Ik snap het antwoord dat de Minister net gaf, maar dat was niet het antwoord op mijn vraag.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik denk dat ik een heel goed antwoord heb gegeven op de vraag van mevrouw Hachchi. Ik zei immers: het bijt elkaar niet. Ze zijn allebei nodig. De IPO's worden vooral ingezet voor de community policing. Dat is ook zeer relevant met het oog op het mandaat en de bescherming van de bevolking. Ze moeten echter wel worden ondersteund door de units. Je hebt dus IPO's, maar ook FPU's nodig. De IPO's worden beschermd door de FPU's. Dat je het aantal FPU's wilt uitbreiden, is, denk ik, een gegeven gezien de situatie, maar de IPO's zijn net zo hard nodig. Het valt dus nog helemaal binnen het mandaat. Sterker nog: daarover wordt ook met enige regelmaat actief gesproken met de VN, want het heeft natuurlijk weinig zin als wij mensen leveren op wie de VN helemaal niet zitten te wachten. Dat houden wij ons dus telkens voor ogen. De VN hebben duidelijk aangegeven dat de bijdrage van Nederlandse IPO's zeer gewaardeerd wordt.
De voorzitter: Vervolgt u uw betoog. Misschien is het goed om af en toe te vertellen wat de afkortingen IPO's en FPU's betekenen. Voor mensen die mogelijk naar dit debat luisteren, is dit wellicht wat lastig.
Minister Hennis-Plasschaert: Ik begon met het helemaal uitspreken van de term IPO. Die staat voor Individual Police Officer. FPU staat voor Formed Police Unit. Dat heb ik hierbij dus nog even gezegd voor alle duidelijkheid.
Volgens mij heb ik alle mij nog resterende vragen beantwoord.
De voorzitter: Dan beginnen we aan de tweede termijn. Ik zou willen voorstellen dat de leden zich in tweede termijn al uitspreken over het voorstel van de regering en dus de vraag of zij deze verlenging wel of niet steunen. Ik zie dat de leden ermee akkoord gaan dat we geen derde termijn hierover houden. Ik geef alvast aan dat de heer Voordewind van de ChristenUnie zich verontschuldigt. Hij laat via mij als voorzitter weten dat hij akkoord gaat met de verlenging van deze missie.
De heer Servaes (PvdA): Voorzitter. Ik merk alvast op dat we, als dit de enige mededeling is die door de andere partijen is gedaan, wellicht afstevenen op een historische 100% meerderheid van partijen die dit voorstel in ieder geval expliciet steunen in dit debat. Maar goed, dat zullen we zien. Wellicht zullen andere partijen op andere manieren hun oordeel met ons delen.
Ik dank het kabinet voor de uitgebreide beantwoording van de vragen. Ik denk dat we, zeker ook omdat we deze zaak nu voor de derde keer binnen een jaar bespreken, heel erg op één lijn zitten. De kwestie van de sancties, het gebrek om echt een vuist te maken in VN-verband, blijft lastig. De Minister van Buitenlandse Zaken schetst het krachtenveld dat al langer bestaat binnen de Veiligheidsraad, maar ik begrijp in ieder geval dat de Verenigde Staten op dit moment wel met een nieuw initiatief zijn gekomen. Het zou toch goed zijn als de Europese Unie of in ieder geval de Europese landen die momenteel vertegenwoordigd zijn in de Veiligheidsraad, dat voluit zouden steunen, zeker omdat naar verluidt – ik heb de tekst niet woordelijk gezien – er ook wel degelijk gesproken zou worden over stappen in de richting van een wapenembargo. Wellicht kan de Minister – ofwel nu als hij die informatie heeft, ofwel in aanloop naar de Raad Buitenlandse Zaken die eraan zit te komen – nog aangeven op welke manier Europa de VS kan steunen in het opstellen van een stevige VN-resolutie? Naar ik heb begrepen, zou de stemming daarover mogelijk volgende week al aan de orde zijn.
Dat is eigenlijk het enige inhoudelijke punt waar ik nog even op terug wilde komen. De missie vindt plaats in buitengewoon complexe omstandigheden, zo veel is duidelijk. De focus van de missie op het beschermen van de burgerbevolking binnen die complexe omgeving, en daarmee ook de missie als geheel en de verlenging daarvan, kunnen wij ten volle steunen. Er werd onderstreept dat het een kleine, maar zeer waardevolle missie is. Zoals altijd wensen wij de mensen die deze missie op dit moment bemensen en de mensen die dat in de toekomst zullen gaan doen, alle sterkte en een behouden thuiskomst.
De heer Vuijk (VVD): Voorzitter. Ook ik dank het kabinet voor de gegeven antwoorden en met name voor de geschetste context waarom ik had gevraagd. Die helpen toch bij het nadenken over deze missie die er op zich wat troosteloos uitziet en in het kader waarvan de woorden «somberheid» en «geen ruimte voor optimisme» zijn gebruikt. Dat beeld deel ik volledig. Voor ons was dan ook iedere keer de vraag: waarom blijf je het dan toch steunen als je zo'n beeld schetst? Als voorstellen hier op tafel komen en we daar dit soort woorden op toepassen, leidt dat over het algemeen zelden tot instemmen. In dit geval doen we dat wel, omdat we ook zien dat we daar een verantwoordelijkheid hebben. We hebben met z'n allen aan de wieg gestaan van deze jonge staat. In die zin is het gewoon een kwestie van volhouden en niet opgeven.
Als ik de context goed begrijp, helpt het niet dat er bij de partijen ter plaatse een volledig gebrek aan onderling vertrouwen is. Ieder vredesakkoord zullen we dan ook maar met enig wantrouwen moeten bezien. De VVD-fractie zal dan ook nog minder dan tijdens de vorige AO's verwachtingen koesteren over hetgeen daar gaat gebeuren. Zij zal gewoon maar aanzien welke ontwikkelingen zich zullen voltrekken.
Ik kom op de opmerkingen van de Minister van Defensie over veiligheid. Ik heb die goed begrepen. Ik kan mij voorstellen dat het voor de mensen daar soms een wat eenzaam gevoel moet geven dat zij in zo'n kleine missie zitten met 30 mensen. Aan de andere kant heb ik wel vertrouwen in de manier waarop de veiligheid is georganiseerd. De force protection is in aanzienlijke mate aanwezig. Er is sprake van versterkte compounds in de omgeving. Er zijn wapens bij de hand, voor als dat nodig mocht zijn. De VN hebben plannen klaarliggen voor een eventuele evacuatie, ook door de lucht. Ik zou een hele review kunnen geven waarin ik uiteenzet hoe ik daartegen aankijk, maar dat ga ik niet doen. Laat ik hier voorlopig maar uitspreken dat de situatie zoals die nu is, voor ons vooralsnog voldoende is om de missie te kunnen steunen. Dit betekent dat ik hier ook nadrukkelijk in de richting van de militairen uitspreek dat ik hun veel wijsheid en kracht toewens bij het uitvoeren van deze missie. Ik denk dat het niet alleen als missie lastig zal zijn, maar dat je daar soms ook als mens moeilijke momenten zult hebben. Ik wens de mensen daar dus veel kracht en wijsheid toe. Datzelfde wens ik het thuisfront toe, de mensen die hier blijven.
Tot slot denk ik dat het ook goed is om het kabinet succes toe te wensen en om het vertrouwen uit te spreken in een goede uitvoering van deze missie.
De regering heeft de steun van de VVD.
Mevrouw Hachchi (D66): Voorzitter. Allereerst dank ik beide bewindslieden voor hun antwoorden. De heer Koenders heeft een heldere toelichting gegeven met betrekking tot de sanctielijst. Op het punt van het VN-wapenembargo sluit ik mij gemakshalve aan bij collega Servaes. Hij vroeg wat het maximale is wat we kunnen doen, ook via de Europese lijn, om ervoor te zorgen dat er een VN-wapenembargo wordt ingesteld.
Mijn fractie kijkt uit naar de brief die wij krijgen over ontwikkelingssamenwerking.
Als het gaat om gender, steun ik altijd de warme woorden die Minister Koenders op dit dossier uitspreekt. Via verschillende podia en fora heeft hij steeds benadrukt dat we 1325 hebben, maar dat het er uiteindelijk natuurlijk om gaat dat de organisaties die zich daarmee bezighouden hun werk echt kunnen doen. Ik heb de toelichting van het kabinet op dit punt gehoord. Wij blijven een en ander volgen. Wellicht kan Minister Ploumen hier ook bij stilstaan in de brief over ontwikkelingssamenwerking die aan de Kamer wordt gestuurd, zodat de Kamer dan de laatste informatie daarover kan krijgen.
Aan het einde van mijn tweede termijn rest mij slechts het volgende. Zoals ik in mijn eerste termijn al heb aangegeven, steunt D66 de verlenging van de Nederlandse bijdrage. Ik wens de mannen en vrouwen die dit werk gaan uitvoeren en die dat op dit moment al doen, veel succes. Het thuisfront wens ik veel sterkte en natuurlijk wens ik degenen die uitgezonden zijn een veilige en behouden thuiskomst na afloop van de missie.
De heer Knops (CDA): Voorzitter. Ik dank de bewindslieden voor de beantwoording. Er is eigenlijk nog één vraag blijven liggen, vooral naar aanleiding van de beantwoording van de Minister van Buitenlandse Zaken. Die vraag gaat over de reikwijdte van het begrip «bescherming bevolking». Ik meende te beluisteren dat die bescherming zich vooral richt op de mensen, de Internal Displaced Persons, die in de kampen zitten en dat dit de reikwijdte van het mandaat is. Echter, op pagina 5 van de brief wordt gesteld dat ook buiten de kampen de bescherming van de burgerbevolking nog steeds tot het mandaat behoort. Klopt dat?
In eerste termijn heb ik al aangegeven dat wij de verlenging van deze missie steunen. Wij wensen de mensen die vaak onder heel moeilijke fysieke omstandigheden hun werk moeten doen, veel succes bij deze moeilijke missie met een ingewikkeld mandaat en wensen ze tevens een behouden thuiskomst.
De voorzitter: Dan zijn we hiermee gekomen aan het eind van de inbreng van de commissie in tweede termijn zodat we over kunnen gaan naar de beantwoording in tweede termijn door de regering.
Minister Koenders: Voorzitter. Gevraagd is naar de reikwijdte van het begrip «bescherming bevolking». Omdat er zo veel mensen naar de kampen zijn gegaan, betekent het dat er ook daar mensen moeten worden beschermd, maar uiteraard moet zo maximaal mogelijk in Zuid-Sudan zelf alles gebeuren om de mensen te beschermen, binnen de drie randvoorwaarden die ik eerder noemde. Dus de heer Knops heeft daar volledig gelijk in.
De opmerkingen van de fracties van D66 en de PvdA steun ik geheel. Wij zullen proberen opnieuw onze politieke invloed aan te wenden. We hebben dat gedaan in de richting van de Afrikaanse Unie en ik zou dat ook willen doen in de richting van New York en de Europese Unie als het gaat om het wapenembargo. We hebben inderdaad nog niet de tekst van een eventueel Amerikaans initiatief. Ik heb net als de heer Servaes berichten daarover gehoord, maar wij zouden in principe wel voorstander zijn van zo'n initiatief, nog even los dus van de precieze tekst. Dat wapenembargo wordt al door de Europese Unie ingesteld. Dat betekent dat wij inzien dat het alleen effectief is als iedereen daarbij betrokken is. Wij zullen onze politieke invloed dan ook aanwenden op een proactieve manier.
Tot slot zou ik willen zeggen dat de regering het zeer waardeert dat wat betreft deze belangrijke missie waarbij het leven van veel mensen op het spel staat, er bij een grote meerderheid in deze Kamer en misschien zelfs een unanieme meerderheid – dat zullen we afwachten – grote steun is voor onze Nederlandse militairen en politiemensen die hun werk doen in Zuid-Sudan.
Minister Hennis-Plasschaert: Voorzitter. Ik dank de leden voor de woorden van steun die ze hebben uitgesproken. Tegen de heer Vuijk in het bijzonder zou ik nog willen zeggen, dat het vanuit Nederland weliswaar een kleine bijdrage is maar dat die uiteraard deel uitmaakt van een groter geheel en dus niet op zichzelf staat. Dat neemt niet weg dat de omstandigheden daar soms heel lastig zijn. Dat zet je dan ook best aan het denken als je die vertaalslag maakt naar de Nederlanders die ter plaatse zijn.
Ook ik wens onze mensen natuurlijk heel veel wijsheid, kracht, succes en een behouden thuiskomst toe.
De voorzitter: Ik dank de regering voor de beantwoording in tweede termijn.
Er is één toezegging gedaan en die heeft betrekking op een nu afwezige Minister. De voorliggende brief is ondertekend door vier bewindslieden, hetgeen betekent dat de regering hier nu ook spreekt namens afwezige Ministers. De toezegging is de volgende.
De Minister voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking stuurt de Kamer eind deze maand een brief over de prioriteiten en effectiviteit van Nederlandse ontwikkelingssamenwerking met Zuid-Sudan.
Ook ik wens alle betrokkenen veel sterkte en kracht toe bij deze uitzending en bij het goede werk dat ze in Zuid-Sudan zullen doen.
Ik dank u allen voor uw aanwezigheid en sluit hiermee dit algemeen overleg.
Sluiting 11.30 uur.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29521-289.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.