29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 207 BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 11 april 2013

Graag bied ik u hierbij, mede namens de Minister van Defensie, de reactie aan op het verzoek van de vaste commissie voor Buitenlandse Zaken van 14 maart 2013 inzake informatie over de bijdragen van de verschillende EU-lidstaten aan de EU Trainingsmissie in Mali (EUTM Mali) en over de voortgang van de militaire operatie tegen de opstandelingen.

De Raad Buitenlandse Zaken stemde op 18 januari 2013 in met de GVDB-missie EUTM Mali alsmede om deze, in het licht van de verslechterde situatie in Mali, versneld te ontplooien. Op 14 februari besloot de Raad tot lancering van de missie. De missie behelst training en herstructurering van vier regimenten van het Malinese leger, inclusief de commandovoering. In totaal nemen 531 personen deel aan de missie. Het mandaat van de missie is verleend voor een duur van vijftien maanden. De opbouw van de missie is inmiddels in volle gang. Het merendeel van de trainers bevindt zich reeds in Mali. Op 2 april jl. zijn de trainingsactiviteiten begonnen.

In de eerste force generation conferentie toonden lidstaten brede belangstelling voor een bijdrage aan EUTM Mali. De huidige stand van zaken met betrekking tot deelname is – onder voorbehoud van aanpassingen – als volgt: België 25 personen (50 extra vanaf de zomer), Bulgarije vier personen, Cyprus een persoon, Duitsland 71 personen, Estland twee personen, Finland twaalf personen, Frankrijk 220 personen, Griekenland vier personen, Hongarije tien personen, Ierland acht personen, Italië negentien personen, Letland twee personen, Litouwen twee personen, Luxemburg een persoon, Oostenrijk zeven personen, Polen 20 personen, Portugal een persoon, Roemenië een persoon, Slovenië drie personen, Spanje 51 personen (30 extra vanaf de zomer), Tsjechië 34 personen, Verenigd Koninkrijk 40 personen, Zweden veertien personen.

Een belangrijk onderdeel van de trainingen behelst het bevorderen van kennis van mensenrechten en internationaal humanitair recht. Hierbij zal EUTM onder meer aansluiting zoeken bij de door UN Women verzorgde training aan Malinese troepen op het gebied van gender, bescherming van vrouwen en kinderen en internationaal humanitair recht. Deze training wordt sinds 2012 door Nederland ondersteund met een bijdrage van € 3 miljoen.

In reactie op de naar het zuiden oprukkende rebellen, en op verzoek van de Malinese regering, initieerde Frankrijk op 11 januari 2013 operatie Serval. Deze operatie voorkwam op een cruciaal moment dat de opbouw van vredes- en trainingsmissies werd verstoord. De Franse operatie kan dan ook rekenen op brede steun van de VN Veiligheidsraad en de bredere internationale gemeenschap. Naast politieke steun bieden onder andere België, Canada, Denemarken, Rusland, het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten tevens luchttransportsteun aan Operatie Serval.

In januari deed Frankrijk via het European Air Transport Command het verzoek of Nederland luchttransportcapaciteit beschikbaar wilde maken voor inzet ter ondersteuning van operatie Serval. Het kabinet heeft hiermee ingestemd en uw Kamer is hierover op 16 januari jl. geïnformeerd. Inmiddels zijn in dit kader twee vluchten uitgevoerd. Sindsdien deed Frankrijk aanvullend een beroep op financiële solidariteit inzake de kosten die met de inzet voor operatie Serval gemoeid zijn. Het kabinet heeft besloten om Frankrijk hierin tegemoet te komen, in het licht van de grote inspanningen die Frankrijk onderneemt en vanuit de optiek van bondgenootschappelijke solidariteit. Nederland biedt daarom tien vluchten aan tot een maximum van 3 mln EUR, te financieren uit de structurele voorziening «crisisbeheersingsoperaties» onder artikel 1 «Inzet» op de defensiebegroting binnen de Homogene Groep Internationale Samenwerking.

Operatie Serval kende een voortvarende start waarin Franse en Malinese militairen binnen korte tijd de dichtbevolkte en stedelijke gebieden weer onder staatsgezag brachten. De rebellen boden slechts op enkele plaatsen weerstand. Ondersteunende structuren van verscheidene rebellengroepen zijn daarbij aangetast. Overgebleven rebellen trokken zich deels terug in onherbergzaam gebied. Sindsdien is een bewerkelijker fase aangebroken in de operatie. In de Adrar des Iforas en Tigharghar gebergten in het noordoosten zijn Franse en Tsjadische soldaten bezig in een offensief waarbij rebellen van m.n. Al Qaida in de Islamitische Maghreb (AQIM) en Ansar al-Dine weerstand bieden. In de aanvankelijk heroverde regio Gao voert rebellengroep MUJAO inmiddels regelmatig aanvallen uit, laatstelijk op 23, 24 maart en 1 april. In Timboektoe werd op 20 maart een vermoedelijk door MUJAO geleidde aanval op het vliegveld afgeslagen. Op 30 en 31 maart vielen AQIM-rebellen de stad en een nabijgelegen legerkamp binnen. Het verzet van de rebellen wordt gekenmerkt door asymmetrische inzet, waaronder zelfmoordaanslagen en de inzet van explosieven. Dit heeft geleid tot slachtoffers. In totaal zijn bij de gevechten tot nu toe minstens 40 Tsjadische, vijf Franse, een Burkinabé en een onduidelijk aantal maar waarschijnlijk meer dan 60 Malinese militairen omgekomen. Hierover wordt door de Malinese autoriteiten geen mededeling gedaan.

Onder de jihadistische rebellen zijn waarschijnlijk eveneens veel slachtoffers gevallen, waaronder ook AQIM-leider Abu Zeid. Ook zijn voertuigen, materiaal voor het vervaardigen van bommen en grote hoeveelheden wapens in beslag genomen. Een honderdtal rebellen is gearresteerd. Hoewel de slagkracht van de rebellen is afgenomen, zijn verschillende groeperingen op dit moment waarschijnlijk nog in staat om de strijd voort te zetten.

Frankrijk is voornemens om in de komende periode te beginnen met afbouw van troepen. Wel zal Frankrijk naar verwachting betrokken blijven op het gebied van onder meer logistiek, inlichtingen, luchtsteun, speciale operaties en training. De overige Franse taken zullen gaandeweg worden overgenomen door Mali zelf en door de aanwezigheid van een internationale missie in Mali, thans de African-led International Support Mission for Mali (AFISMA).

Door de ontplooiing van de Franse troepen raakte de ontplooiing van AFISMA in een stroomversnelling. Inmiddels zijn ongeveer 6.600 van de toegezegde 7.673 troepen voor AFISMA gearriveerd in Mali, met dank aan logistieke ondersteuning van onder andere Duitsland, Spanje, de Verenigde Staten en Zweden. De 2.250 Tsjadische troepen, inmiddels onderdeel van AFISMA, zijn samen met de Fransen actief in het hoge noorden, de Burkinabé en Nigeriaanse troepen in het noordwesten, de Nigerezen in het noordoosten en rond Timboektoe, en Guineese troepen in Gao. Veel van de AFISMA-troepen kampen echter met een tekort aan materieel en voorzieningen. Daarnaast zijn ze niet allen in gelijke mate getraind. Nederland financiert de capaciteitsopbouw van AFISMA met een bijdrage van € 5 miljoen aan het VN fonds voor AFISMA, en met oormerking van een deel van de financiële bijdrage aan het Amerikaanse African Contingency Operations Training and Assistance (ACOTA) programma ten behoeve van training van AFISMA-troepen uit Benin en Senegal. Aandacht voor onder meer mensenrechten, internationaal humanitair recht en burgerbescherming maakt integraal deel uit van deze training.

In VN-verband wordt momenteel gewerkt aan het omvormen van AFISMA naar een geïntegreerde VN-vredesmissie. Voordeel hiervan zou zijn een stabielere financieringsbasis en de mogelijkheid tot beroep op andere dan (West-)Afrikaanse troepen. De inzet is een Hoofdstuk 7-missie met een breed mandaat gericht op onder andere stabilisatie, ondersteuning van de politieke road map (waaronder mogelijk het verkiezingsproces), bescherming van burgers en VN-personeel, hervorming van de veiligheidssector, mensenrechten en humanitaire ondersteuning. Delen van de AFISMA-troepen zouden hierin op moeten gaan, aangevuld met internationale elementen. De mandaterende resolutie zal op korte termijn in de VN-Veiligheidsraad worden geïntroduceerd. De omvorming van AFISMA naar een VN-missie is een grote uitdaging, mede vanwege de capaciteitsvragen rondom de huidige troepen en het verwachte dreigingsniveau. De uitwerking van die zaken vindt thans plaats binnen de VN, waarbij in de loop van de komende maanden de lancering zou moeten plaatsvinden.

Activiteiten op het gebied van contraterrorisme vallen buiten het instrumentarium van de VN; deze zullen op alternatieve wijze moeten worden vormgegeven. Met het oog op de lange termijn is het in dit verband relevant te melden dat wordt overwogen om de EU-civiele missie EUCAP Sahel vanuit Niger uit te breiden naar Mali. Deze missie is erop gericht om de nationale capaciteit voor de bestrijding van terrorisme en georganiseerde misdaad te versterken.

Strijders uit Noord-Mali werden aanvankelijk bevoorraad vanaf Algerijns grondgebied. Inmiddels heeft Algerije de grenzen gesloten en voert het operaties uit op eigen grondgebied om de rebellen en hun bevoorrading de pas af te snijden. Ook Niger en Mauritanië proberen hun grenzen zo goed mogelijk af te sluiten, maar deze zijn lang en van oudsher poreus. Mauritanië beoogt in het kader van de VN-missie 1.500 militairen in het eigen grensgebied in te zetten.

Het is evident dat de crisis in Mali in de kern politiek van aard is, en zowel in oorzaak als in effect regionale dimensies heeft. Er is stevige internationale druk nodig om erop toe te zien dat de Malinese regering de nodige hervormingen doorvoert, met als doel een legitieme regering die het vertrouwen geniet van de gehele Malinese bevolking. Daartoe heeft de interimregering een actieplan opgesteld aan de hand van de road map en worden verkiezingen voorbereid. In EU-verband wordt gewerkt aan een revisie van de Sahel-strategie. Zo wordt een geïntegreerde benadering bevorderd van politieke, militaire en OS-inspanningen, gericht op de grondoorzaken van het conflict, maar tevens met oog voor het regionale perspectief, gericht op de bevordering van duurzame stabiliteit in Mali en de Sahel.

De minister van Buitenlandse Zaken, F.C.G.M. Timmermans

Naar boven