29 521 Nederlandse deelname aan vredesmissies

Nr. 156 BRIEF VAN DE MINISTERS VAN BUITENLANDSE ZAKEN EN VAN DEFENSIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 januari 2011

Hierbij informeren wij u conform artikel 100 lid 1 van de Grondwet en aan de hand van het Toetsingskader 2009 over het besluit van de regering inzake de Nederlandse bijdrage aan de EU-geleide troepenmacht in Bosnië-Herzegovina, operatie EUFOR Althea (hierna EUFOR genoemd).

De Nederlandse regering wil haar bijdrage aan de missie, in zijn huidige vorm verlengen tot uiterlijk 19 november 2011. Op deze dag zal het mandaat van de Verenigde Naties voor deze missie aflopen. Wel zal Nederland zijn bijdrage afslanken; er zullen maximaal 75 militairen worden ingezet. Afhankelijk van de ontwikkelingen zou de Nederlandse bijdrage de komende periode gestaag kunnen worden verkleind. Momenteel bestaat de Nederlandse bijdrage uit maximaal 85 militairen.

De veiligheids- en politieke situatie in Bosnië-Herzegovina zullen in 2011 na de formatie van een regering duidelijker contouren krijgen. Het is van belang nu in de EU tot een gezamenlijk antwoord te komen op de vraag hoe de EU haar lange termijn betrokkenheid bij Bosnië-Herzegovina wenst te organiseren. Nederland hecht hierbij zeer aan een geïntegreerde EU-strategie die erop gericht is een positieve bijdrage te leveren aan de stabiliteit in Bosnië-Herzegovina en wil de discussie daarover aangaan. De verlenging van de Nederlandse bijdrage toont de Nederlandse betrokkenheid hierbij. In de komende periode blijft Nederland pleiten voor een heroriëntatie op het executieve mandaat, alsmede op de structuur en de omvang van EUFOR om te komen tot een andere opzet van de missie.

In afwachting van die strategie acht de Regering het op dit moment niet opportuun de Nederlandse bijdrage aan de missie sterk te reduceren of geheel te beëindigen. Dit volgt mede uit de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) van 25 oktober 2010, dat de lidstaten van de EU onder het mandaat van de VN- Veiligheidsraad vasthouden aan voortzetting van de hybride taakstelling van EUFOR. Dit houdt in dat de missie naast haar executieve taak ook verantwoordelijkheid draagt voor de capaciteitsopbouw en training van de Bosnische strijdkrachten.

Veiligheid en stabiliteit op de Balkan is in het belang van de EU en daarmee van Nederland. Een deel van de internationale criminaliteit waarmee Nederland en andere EU-lidstaten wordt geconfronteerd, vindt zijn oorsprong in deze regio.

In deze brief wordt, aan de hand van de aandachtspunten van het Toetsingskader, nader ingegaan op de afwegingen die ten grondslag liggen aan het besluit van de Regering.

Mandaat en rechtsbasis

Het mandaat en de rechtsbasis voor het optreden van EUFOR blijven van kracht. De VN-veiligheidsraad resolutie 1 575 onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest is de basis voor dit optreden. EUFOR is verantwoordelijk voor de handhaving van de militaire aspecten van annex 1A en Annex 2 van de Dayton akkoorden. Dit betekent dat EUFOR nog steeds formeel de opdracht heeft toezicht te houden op het staakt-het-vuren en de ontwapening van de voormalige Bosnische strijdkrachten. In de praktijk is EUFOR hoofdzakelijk verantwoordelijk voor een veilige omgeving waarin de internationale gemeenschap haar werk kan doen. Voorts ondersteunt EUFOR het ICTY, met inbegrip van de opsporing van «Persons Indicted for War Crimes» (PIFWCs). Daarnaast ondersteunt EUFOR de Hoge Vertegenwoordiger. De trainingstaken worden onder hetzelfde mandaat uitgevoerd. De VN-veiligheidsraad heeft op 18 november 2010 met resolutie 1948 het mandaat van EUFOR met 12 maanden verlengd.

Politieke aspecten

Politieke risicoanalyse

De situatie in Bosnië-Herzegovina is vele malen stabieler dan vijftien jaar geleden. Toch blijven politieke spanningen tussen de drie grootste bevolkingsgroepen (Bosniaken (moslims), Serviërs en Kroaten) het land in zijn greep houden. Vooralsnog heeft het gespannen politieke klimaat in Bosnië-Herzegovina echter niet geleid tot een verslechterde veiligheidssituatie. Het zogenoemde entity voting, het mechanisme waarbij iedere etnische groep over een veto beschikt om staatkundige wijzigingen te blokkeren, heeft zich ook tijdens de verkiezingen van 3 oktober jl. weer voorgedaan. De verkiezingen hebben daarom geen wezenlijke veranderingen van het politieke landschap opgeleverd en moeten vooral worden gezien als een bestendiging van de impasse van het politieke hervormingsproces. Na de vorming van coalitieregeringen op staats-, entiteits- en cantonaal niveau (beëindiging van dit proces wordt in het voorjaar van 2011 verwacht) dient de politieke en veiligheidssituatie opnieuw geëvalueerd te worden. Bij de coalitievorming blijkt dat samenwerking wederom grotendeels verloopt langs etnisch homogene lijnen. Wel is een verandering van het politieke klimaat waarneembaar na de electorale winst van de multicultureel ingestelde Bosniaakse partij SDP en van de gematigde Bosniaak Izetbegovic, die de radicalere Silajdzic vervangt als Bosniaaks lid van het Presidentschap. Toch zijn ook de gematigde winnaars in de Bosniaakse gemeenschap evenwel niet bereid om een fragmentatie van Bosnië-Herzegovina te accepteren. Aan Bosnisch-Servische zijde blijft de radicale SNSD van Dodik de grootste partij. Een ongunstige ontwikkeling is dat de Kroatische gemeenschap gefrustreerd is door de (vermeende) erosie van haar machtspositie op entiteits- en nationaal niveau. Dit sentiment vormt een splijtzwam binnen de aloude anti-Servische coalitie van Bosniaken en Kroaten.

De internationale gemeenschap verschilt van mening over de toekomstige rol van de Hoge Vertegenwoordiger (HV) in Bosnië-Herzegovina. De Oostenrijker Valentin Inzko is sinds maart 2009 zowel de HV als de EU Special Representative (EUSV) in Bosnië-Herzegovina. De Peace Implementation Council (PIC) is het orgaan dat toezicht houdt op de uitvoering van de civiele kant van het Dayton Vredesakkoord en de HV.

Van de leden van de PIC behoren naast Nederland de Verenigde Staten, het Verenigd Koninkrijk en Turkije tot de zogenaamde «hardliners»; de landen die vast houden aan de zogenaamde «5+2 conditionaliteit»1 als voorwaarde voor sluiting. De Russische Federatie, Duitsland, Frankrijk, Italië en Spanje, daarentegen, willen het kantoor van de HV zo snel mogelijk sluiten.

Vooralsnog is de Nederlandse lijn (en deze wordt binnen de EU gesteund door het Verenigd Koninkrijk, Oostenrijk en Slowakije) dat het executieve mandaat van de EUFOR behouden moet blijven zolang de Hoge Vertegenwoordiger nog aanwezig is in Bosnië-Herzegovina. Tegelijkertijd is het ook evident dat de Bosnische autoriteiten verantwoordelijkheid hebben voor het land. Nederland wil daarom in EU-verband de discussie aangaan over de toekomst van de missie. Daarbij moet worden bezien of het mandaat, alsmede de omvang en de structuur van de missie nog recht doen aan de veiligheids- en politieke situatie in Bosnië-Herzegovina.

De lidstaten van de Europese Unie zijn van mening dat, wat betreft verdere integratie van Bosnië-Herzegovina in de Euro-Atlantische structuren, de verantwoordelijkheid bij de Bosniërs zelf ligt. Nederland vindt dat er geen sprake kan zijn van het in behandeling nemen van verzoeken in het EU-toetredingsproces van Bosnië-Herzegovina zolang de HV in functie is. Bij eventuele sluiting van het kantoor van de HV (OHR) acht Nederland een operationeel en sterk mandaat voor de toekomstige EU-vertegenwoordiger van groot belang ter ondersteuning van het hervormingsproces in het land.

Tijdens de laatste vergadering van de PIC, op 30 november-1 december jl. werd nog onvoldoende voortgang op de «5 +2 conditionaliteiten» geconstateerd. Met name ten aanzien van de twee resterende onvervulde doelstellingen: verdeling staatseigendom en overdracht/beheer defensiebezittingen. Een door de Republika Srpska (RS) unilateraal aangenomen staatseigendomwet maakt een Bosnië-breed akkoord over de verdeling van staatseigendom nog moeilijker dan het al was. Er is nog steeds geen intergouvernementeel akkoord over de overdracht en verdeling van (met name onroerende) defensie-eigendommen. De regeling van de status van Brcko en de doelstellingen op het gebied van verdeling van belastinginkomsten en een functionerende rechtsstaat kunnen als grotendeels voltooid worden beschouwd.

Integratie van de landen van de Westelijke Balkan in Euro-Atlantische structuren is een belangrijk instrument voor de bevordering van duurzame stabiliteit in de regio. Nederland steunt dit proces, onder voorwaarde dat aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. De Kamer is per brief2 geïnformeerd over het Nederlandse beleid ten aanzien van verdere uitbreiding van de Europese Unie.

Tijdens de informele NAVO-bijeenkomst van ministers van Buitenlandse Zaken in Tallinn (april 2010) is aan Bosnië-Herzegovina voorwaardelijk de Membership Action Plan (MAP)-status verleend. De voorwaarde houdt in dat Bosnië-Herzegovina allereerst de kwestie van de onroerende defensie eigendommen moet regelen, voordat de MAP-status van kracht wordt3. Tot nu toe is er geen voortgang geboekt in dit proces en is de MAP-cyclus nog niet aan de orde. Derhalve blijft de samenwerking tussen de NAVO en Bosnië-Herzegovina in het kader van de Intensified Dialogue gehandhaafd. Dit betekent dat Bosnië-Herzegovina jaarlijks op basis van een individueel partnerschapactieplan werkt aan politieke en defensiehervormingen. De NAVO spoort Bosnië-Herzegovina bij iedere gelegenheid ertoe aan de registratie van de defensie-eigendommen te voltooien en blijft ontwikkelingen op dit gebied nauwlettend volgen.

Algemene politieke situatie

De meeste politieke partijen in Bosnië-Herzegovina zijn op etnische basis georganiseerd en concentreren hun activiteiten op hun achterban waarbij het overkoepelend nationale belang nauwelijks een rol speelt. Dit bemoeilijkt het politieke proces. Het noodzakelijke hervormingsproces voor Euro-Atlantische integratie stagneert sinds de algemene verkiezingen van 2006. De politieke leiders hebben belang bij deze status quo. Naast het uitblijven van Grondwetshervorming zijn de grootste problemen het gebrek aan een goed werkende rechtsstaat in de strijd tegen corruptie en georganiseerde misdaad, het etnisch verdeeld onderwijs en het gebrek aan economische vooruitgang.

Herziening van de Grondwet is noodzakelijk om van Bosnië-Herzegovina een efficiënte en functionele staat te maken die aan de verplichtingen van toetreding tot de EU kan voldoen. Het Dayton Vredesakkoord is succesvol gebleken om de vrede te bewaren in Bosnië-Herzegovina, maar het heeft niet tot een functionele staatsindeling en adequate staatsinstellingen geleid. Daarbij komt dat het een discriminerende Grondwet is, aangezien slechts de drie grootste bevolkingsgroepen (etnische Bosniaken, Serviërs en Kroaten) voor het Presidentschap en het «House of Peoples» kunnen worden verkozen. Het Europees Hof van de Rechten van de Mens heeft in december 2009 geoordeeld dat dit in strijd was met het Europees Verdrag van de Rechten van de Mens («Sejdic en Finci arrest»). Naar aanleiding van de uitspraak zijn de Bosnische autoriteiten verplicht om de Grondwet en de verkiezingswet aan de Conventie aan te passen. De internationale gemeenschap dringt erop aan dat de nieuw gevormde regering hier prioriteit aan zal geven.

De EU, de NAVO en de OVSE trachten elk vanuit hun specifieke context een faciliterende rol te spelen ten aanzien van de grondwetsherziening en de bredere hervormingen die nodig zijn om het land vooruit te helpen. De grondwetsherziening is aangeduid als een belangrijke korte termijn prioriteit in het Europese Partnerschap. Het recente voortgangsrapport (november 2010) van de Europese Commissie biedt een uitstekend actieplan voor hervormingen. De internationale gemeenschap blijft faciliteren en druk uitoefenen om te komen tot een functionele, democratische en welvarende staat. Dit gebeurt via technische en financiële steun, diplomatieke initiatieven en soms ook door het opleggen van sancties, maar uiteraard moeten de oplossingen van de Bosniërs zelf komen. De militaire missie EUFOR is een van de instrumenten die de EU en de OHR in handen heeft om het zogenaamde «Mission Implementation Plan» van de HV uit te voeren. De hoofddoelstelling van dit Plan is zorgdragen dat Bosnië-Herzegovina een adequaat functionerende overheid heeft, mede met oog op toetreding tot de EU.

Naast de etnische verdeeldheid bedreigen ook de georganiseerde misdaad en corruptie het politieke proces. De verwevenheid tussen (corrupte) politici en de georganiseerde misdaad blijft, zoals overal op de Balkan, een groot probleem. Door haar aanwezigheid in Bosnië-Herzegovina kan de internationale gemeenschap (OHR, EUFOR en EUPM) een actieve bijdrage leveren aan de bestrijding hiervan, bijvoorbeeld door de ondersteuning van politie, procureurs en rechters bij de uitoefening van hun werk door internationale experts.

Samenwerking met het ICTY

Over Bosnië-Herzegovina stelde ICTY-hoofdaanklager Brammertz recentelijk dat de autoriteiten in het algemeen adequaat samenwerken met het Tribunaal, maar effectiever zouden moeten optreden tegen netwerken die hulp bieden aan veroordeelden of verdachten van oorlogsmisdaden.

Defensiehervorming

De voormalige entiteitlegers worden sinds juli 2007 als één krijgsmacht onder één commando aangestuurd. Deze centralisatie heeft gezorgd voor een stabielere organisatie, die als voorbeeld mag dienen voor andere instituties en waarbinnen in ieder geval geen sprake is van een merkbaar etnisch antagonisme. Integratie op lager niveau komt maar moeizaam van de grond. De strijdkrachten van Bosnië-Herzegovina worden daarnaast geconfronteerd met grote uitdagingen: budgettaire beperkingen, verouderd en overtollig materieel alsmede aanzienlijke mutaties en reducties in het personeelsbestand. Het proces van verdere aanpassing aan NAVO-structuren (waaronder de realisatie van de Partnership Goals) verloopt nog steeds traag ondanks intensieve begeleiding door het in Sarajevo gevestigde NATO Advisory Team.

Trainingscapaciteit voor het Bosnische leger

Voor de ondersteuning van capaciteitsopbouw en de training van de Bosnische strijdkrachten heeft EUFOR recentelijk de Capacity Building and Training Division (CBTD) opgericht. Het CBT-programma sluit aan bij het programma van de NAVO dat zich specifiek richt op het hoogste segment van het Bosnische leger. Het trainingsprogramma is gericht op het opzetten van een robuuste en duurzame trainingsstructuur in Bosnië-Herzegovina (het «train de trainer«-concept). De thema’s waar dit programma zich op richt, liggen op het vlak van het militair onderwijs, training en doctrine, communicatie- en informatiesystemen, standaardisatie en interoperabiliteit, logistiek, onderhoud, mijnenruiming en rampenbestrijding. De voortgang zal door EUFOR worden bewaakt op basis van nog vast te stellen benchmarks. Vanaf half juni 2010 werken er zes Nederlandse militairen in de CBTD.

De trainingstaken worden opgezet in samenspraak met de Bosnische strijdkrachten. De eigenlijke trainingen worden uitgevoerd door zogenaamde Mobile Training Teams (MTT’s). Deze MTT’s worden ingericht voor alle verschillende thema’s. Ze variëren in omvang en worden, afhankelijk van het deelonderwerp, voor langere of kortere tijd uitgezonden. In totaal wordt rekening gehouden met een personele bezetting van 70 militairen voor alle MTT’s samen. Nederland zal (samen met Turkije en Griekenland) in 2011 gedurende ongeveer twee maanden twee instructeurs bijdragen aan een Mobile Training Team (MTT) dat zich richt op Bosnische communicatie- en informatiesystemen. De verwachting is overigens dat de trainingsactiviteiten de komende jaren doorgaan. Vanaf medio 2012 overweegt Nederland een MTT op te zetten dat zich richt op lessons learned op het gebied van communicatie- en informatiesystemen. De Tweede Kamer zal tijdig geïnformeerd worden indien de Regering besluit de Nederlandse bijdrage aan deze trainingsactiviteiten voort te zetten na beëindiging van de Nederlandse bijdrage aan de missie in meer brede zin.

Politiehervorming

De politiehervorming is een proces van lange adem, maar er zijn wel degelijk tekenen van vooruitgang. Zo zijn de afgelopen tijd enkele grote politieonderzoeken uitgevoerd die verband houden met verdovende middelen. Ook wordt er resultaat geboekt op het gebied van de corruptiebestrijding. Recentelijk werden dertig politiefunctionarissen uit één canton in verband met corruptie aangehouden en uit hun functie ontheven. Over het algemeen echter opereert de Bosnische politie nog steeds versnipperd. De internationale gemeenschap blijft pogingen ondernemen de Bosnische autoriteiten er toe te bewegen de politiewetgeving uit te werken. Ook moet de politieorganisatie verder worden ontwikkeld, zoals de oprichting van het Directorate for Police Coordination (DPC). Dit voorjaar zijn drie directeuren benoemd. Het DPC beschikt echter (nog) niet over een goedgekeurd budget en heeft geen eigen personeel en huisvesting. De directie is daarom ondergebracht in het EUPM HQ te Sarajevo.

EU Police Mission Bosnië-Herzegovina (EUPM)

Op 8 december 2009 is het mandaat van de civiele EUPM met twee jaar verlengd tot 31 december 2011. De doelstelling van de missie is niet gewijzigd. EUPM heeft de opdracht Bosnië-Herzegovina te adviseren over de totstandbrenging van een duurzame politiestructuur die aan de internationale standaarden voldoet. De missie richt zich daarbij vooral, op strategisch niveau, op de aanpak van de georganiseerde misdaad en corruptiebestrijding. Een bijzonder aandachtpunt is ook de verbetering van de samenwerking tussen de politie en de justitiesector. Daarnaast wordt gewerkt aan verbeterde samenwerking tussen de diverse geledingen van de politieorganisatie op zowel canton- als entiteitsniveau en krijgt de verdere harmonisatie van wetgeving veel aandacht. Het streven is dat de Europese Commissie de activiteiten van EUPM na 2011 overneemt. Nederland neemt tot aan het einde van het mandaat deel aan deze missie. De huidige bijdrage bestaat uit vier civiele politiefunctionarissen, twee functionarissen van de Koninklijke Marechaussee en een medewerker van de IND.

Aanwezigheid internationale missies in het politieke proces

De executieve aanwezigheid van EUFOR (als stok achter de deur) heeft in de periode van oplopende spanningen naar de verkiezingen een matigende werking uitgeoefend op degenen die belang hebben bij verstoring van het politieke proces. Daarnaast houdt EUFOR de veiligheidssituatie in Bosnië-Herzegovina nauwlettend in de gaten in het kader van de bredere stabiliteit op de Balkan en kan desnoods militair ingrijpen, al is de kans klein dat het nodig zal zijn.

Regionale ontwikkelingen

De landen in de regio rondom Bosnië-Herzegovina spelen een belangrijke rol voor de stabiliteit van het land. Recente Turkse initiatieven om Servië en Kroatië nauwer bij Bosnië-Herzegovina te betrekken zijn daarom zeer lovenswaardig. Over het algemeen spelen Kroatië en Servië, als belangrijke buurlanden, een constructieve rol hetgeen ook past in de voorwaarde van goed nabuurschap voor EU-toetreding.

Ontwikkelingsaspecten

In 2007 besloot de toenmalige Minister voor Ontwikkelingssamenwerking het bilaterale ontwikkelingssamenwerkingsprogramma over een periode van vier jaar uit te faseren. Het meerjarenprogramma van de Nederlandse ambassade voor de periode 2008 tot en met 2011 geeft vorm aan deze uitfasering en is gericht op het bevorderen van goed bestuur en mensenrechten, economische ontwikkeling, vluchtelingenterugkeer en Srebrenica-gerelateerde activiteiten. In 2010 was de totale bijdrage nog circa € 10 miljoen. Ter bestrijding van corruptie steunt Nederland de organisatie Transparency International, die rapporteert over de mate van transparantie van het openbare bestuur. Zo heeft Transparancy International zich de afgelopen jaren kritisch uitgelaten over de privatisering van staatsbedrijven in Republika Srpska. Nederland dringt er bij de Europese Commissie op aan om meer anticorruptie-projecten te financieren onder de EU Pre-Accessie Fondsen.

Nederland heeft in 2010, het jaar van de parlementsverkiezingen, extra aandacht besteed aan het ondersteunen van organisaties die zich bezighouden met het monitoren van het verkiezingsproces. Deze organisaties informeren kiezers over de partijprogramma’s en partijbeloften (alsmede de mate waarin die beloften tijdens de afgelopen vier jaar daadwerkelijk zijn ingelost). Ook spannen ze zich in voor vrije en onafhankelijke media.

In overeenstemming met de toezegging van de minister van Buitenlandse Zaken tijdens het debat over het rapport van de enquêtecommissie Srebrenica op 18 juni 2003 wordt jaarlijks minimaal € 5 miljoen aan Srebrenica gerelateerde projecten besteed. Dit zal na de uitfasering van de bilaterale ontwikkelingsrelatie worden voortgezet. Hiervoor zal de Nederlandse ambassade een strategie opstellen voor de periode 2011–2015. Daarnaast wordt Bosnië-Herzegovina door de EU ondersteund om wetgeving en beleid aan te passen aan EU-standaarden (ruim € 100 miljoen per jaar). Deze fondsen richten zich op ondersteuning op het gebied van mensenrechten, democratisering, justitie en binnenlandse zaken.

Militaire aspecten

Veiligheidssituatie

De verkiezingen van 3 oktober 2010 zijn geen aanleiding geweest voor ongeregeldheden of openlijke confrontaties tussen de diverse bevolkingsgroepen.

Toch zijn er nog steeds gebieden waar spanningen zijn. Dit zijn de gebieden waar verschillende bevolkingsgroepen gezamenlijk leven, of waar tijdens de oorlog hevig is gevochten, zoals in Mostar en de voormalige Moslimenclaves in de oostelijke delen van de Republika Srpska. Van een constructieve vrede is nog steeds geen sprake. Voor de uitgezonden militairen bestaat evenwel geen directe veiligheidsbedreiging.

Militair vermogen

Het afgelopen jaar heeft EUFOR enkele organisatorische aanpassingen doorgevoerd. Deze waren nodig omdat een aantal troepenleverende landen de bijdrage aan de missie heeft beëindigd4. Andere landen5 hebben dat deels gecompenseerd. In totaal gaat het om een reductie van bijna 500 militairen hetgeen de huidige troepensterkte op ongeveer 1 600 brengt.

De reorganisatie van EUFOR heeft vooral gevolgen gehad voor de structuur van de Liaison and Observation Teams (LOTs). EUFOR heeft het aantal regio’s teruggebracht van vijf naar vier en tevens heeft er een herverdeling tussen troepenleverende landen plaatsgevonden van de LOT-huizen, die in aantal van 38 naar 30 werden teruggebracht. Het hoofdkwartier en het multinationale manoeuvrebataljon waarover de missie beschikt, zijn beide vrijwel ongewijzigd gebleven. Van de onlangs gereorganiseerde Integrated Police Unit (IPU) is één mobiele compagnie, die zich onder meer bezighoudt met Crowd and Riot Control, direct onder de commandant van EUFOR geplaatst. Ook de uit de IPU voortkomende zogenoemde Specialized Element Teams (SETs) zijn rechtstreeks onder de commandant van EUFOR geplaatst.

Getalsmatig ligt het zwaartepunt van de Nederlandse EUFOR-bijdrage bij de LOTs. De LOTs vergaren informatie over de veiligheidssituatie en over de sociale, politieke en economische ontwikkelingen in het inzetgebied. Eventuele spanningen worden zo snel zichtbaar waardoor een adequate reactie mogelijk is. Bovendien opereren de teams als schakel tussen EUFOR en de internationale organisaties in Bosnië-Herzegovina. De LOTs vormen voor de Bosnische bevolking het meest zichtbare deel van EUFOR. De Nederlandse militairen zijn verantwoordelijk voor het bemannen van de vier LOT-huizen in Travnik, Mrkonjic Grad, Drvar en Livno. In Regio West zijn zij ook verantwoordelijk voor de bemanning van het Regionaal Coördinatie Centrum, (RCC-West) in Banja Luka. In Regio West werkt Nederland nauw samen met Bulgarije, Chili en Roemenië. Nederland levert nu aan de RCC West en de LOTs 38 militairen.

Nederland levert aan EUFOR ook een detachement van de Koninklijke Marechaussee. De Nederlandse functionarissen, elf in getal, worden ingezet voor recherchetaken in relatie tot de georganiseerde misdaad en oorlogsmisdaden en voor het analyseren van inlichtingen. Daarnaast ondersteunen zij op verzoek van de Bosnische autoriteiten de politie bij het verrichten van onderzoek en het uitvoeren van acties. De SETs opereren in het gehele operatiegebied van EUFOR. Bovendien is één Nederlandse functionaris geplaatst in de Information Analysis Division van EUFOR, die belast is met de functionele aansturing van de SETs.

Aan het hoofdkwartier van EUFOR levert Nederland elf staffunctionarissen. Allen zijn geplaatst in Sarajevo. De ondersteuning van de Nederlandse militairen in Bosnië-Herzegovina wordt verzorgd door een Nederlands «National Support Element» (NSE) op Camp Butmir in Sarajevo. In Banja Luka is een dependance van het NSE ondergebracht. In totaal zijn dit zeven militairen.

Sinds 4 december 2009 heeft de Oostenrijkse generaal-majoor Bernhard Bair het commando over EUFOR. De regelingen over commandovoering en de samenwerking tussen de EU en de NAVO in deze operatie zijn niet gewijzigd. De samenwerking tussen de NAVO en de EU in Bosnië-Herzegovina verloopt goed6. Naast een tactische reserve uit eigen EUFOR capaciteiten kan COMEUFOR, indien nodig, een beroep doen op de door de EU en de NAVO gedeelde Operational Reserve Forces (ORF) en Strategic Reserve Forces (SRF). Daarnaast kan ook nog worden teruggevallen op de tactische reserve van de NAVO-missie in Kosovo, KFOR.

De totale Nederlandse bijdrage aan EUFOR zal niet hoger zijn dan 75 militairen.

Geweldsinstructie

De door de EU opgestelde Rules of Engagement (ROE) voor EUFOR zijn gebaseerd op de machtiging van EUFOR onder Hoofdstuk VII van het VN-Handvest. Het door Nederland, op basis van de ROE opgestelde Nederlandstalige aide-mémoire voor het kader, en een Instructiekaart Geweldgebruik voor alle militairen, blijven gehandhaafd.

Financiële gevolgen

De additionele uitgaven die gemoeid zijn met de verlenging van de Nederlandse bijdrage, van 1 maart 2011 tot en met 19 november 2011, aan EUFOR in Bosnië-Herzegovina worden geraamd op € 5,6 miljoen. Voor de periode tot 1 maart 2011 was al € 1,3 miljoen in de begroting opgenomen. De totale Nederlandse bijdrage aan deze missie tot 19 november 2011 wordt geraamd op € 6,9 miljoen.

Nederland ondersteunt partnerlanden in de LOT-huizen (Chili, Bulgarije en Roemenië). Voor deze ondersteuning ontvangt Nederland voor de periode tot 19 november 2011 € 0,8 miljoen. De netto kosten zijn dus € 6,1 miljoen, waarvan € 4,8 miljoen additioneel voor 2011.

De additionele uitgaven komen ten laste van de structurele voorziening «uitvoeren crisisbeheersingsoperaties» van de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) op de defensiebegroting. Ook de ontvangsten worden op deze voorziening verantwoord.

De minister van Buitenlandse Zaken,

U. Rosenthal

De minister van Defensie,

J. S. J. Hillen


XNoot
1

In februari 2007 besloot de Peace implementation Council een zogenaamde «tijdsgebonden aanpak» te vervangen door het identificeren van vijf doelstellingen waar aan voldaan moet worden voordat het kantoor van de Hoge Vertegenwoordiger kan sluiten. De overeengekomen doelstellingen zijn: 1) verdeling van staatseigendom (onroerend goed) over het centrale niveau en entiteiten; 2) oplossing voor overdracht, inventarisatie en management van defensiebezittingen; 3) duurzame regeling voor de status van Brčko; 4) akkoord over verdeling van de belastinginkomsten; 5) werkende rechtsstaat; Tevens zijn ondertekening van de Stabilisatie en Associatie Overeenkomst en een positieve beoordeling van de situatie in Bosnië-Herzegovina door de Peace Implementation Council Steering Board noodzakelijk voordat de OHR gesloten kan worden; de twee «voorwaarden». Vandaar 5 + 2.

XNoot
2

Kamerstuk 23 987 nr. 112, 1 december 2010.

XNoot
3

Zie ook Kamerbrief betreffende het verslag van de ministeriële bijeenkomst van de Noord-Atlantische Raad (NAR) te Tallinn van 17 mei 2010 (2009–2010, 28 676, nr. 106, Tweede Kamer).

XNoot
4

Spanje, Italië, Portugal, Hongarije, Polen.

XNoot
5

Waaronder Oostenrijk.

XNoot
6

Berlin Plus arrangement.

Naar boven