29 521
Nederlandse deelname aan vredesmissies

nr. 10
LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN

Vastgesteld 10 november 2004

De vaste commissie voor Buitenlandse Zaken1 heeft een aantal vragen voorgelegd aan de regering over de brief van 1 oktober 2004 inzake het kabinetsbesluit tot Nederlandse militaire deelname aan operatie «Althea» in Bosnië-Herzegovina. (29 521, nr. 8).

De regering heeft deze vragen beantwoord bij brief van 9 november 2004. Vragen en antwoorden zijn hierna afgedrukt.

De voorzitter van de commissie,

De Haan

De adjunct-griffier van de commissie,

Van Toor

1

Heeft u een schatting gemaakt van de totale duur van de operatie Althea? Zo ja, wat is de verwachte duur? Wat zijn uw inschattingen met betrekking tot de uiteindelijke, definitieve afbouw van de operatie Althea?

Ja. Operatie Althea bevindt zich bij aanvang reeds in de fase van «deterrent presence». Hierna zal de fase van «minimum presence» ingaan, waarop beëindiging van de missie volgt. De verwachte duur van operatie Althea is ongeveer twee jaar, afhankelijk van de uitkomsten van de periodieke evaluaties.

2

Vindt de bevolking van Bosnië-Herzegovina zelf ook dat de toekomst van haar land binnen de Euro-Atlantische structuren ligt?

Ja. Hiervoor bestaat een breed draagvlak bij de Bosnische bevolking.

3

Zijn de redenen voor de EU om de operatie in Bosnië-Herzegovina over te nemen van de NAVO van meer politieke aard (laten zien waar de EU met het EVDB toe in staat is) of meer van militaire/operationele aard (geschiktheid en beschikbaarheid van eenheden)?

Overname van operatie Althea door de EU vindt plaats op basis van zowel politieke als militair/operationele overwegingen. Deelname aan deze militaire missie past in het streven van de Unie om het Europese Veiligheids en Defensie Beleid (EVDB) verder te ontwikkelen en een eigen bijdrage te leveren aan het bevorderen van de stabiliteit in Europa. Operatie Althea vormt een integraal onderdeel van het brede instrumentarium dat door de EU wordt ingezet in Bosnië-Herzegovina.

4 en 13

Wat zijn uw verwachtingen over de toekomst van het Joegoslavië Tribunaal? Wat zijn de gevolgen van een haperend of ineffectief functionerend Joegoslavië Tribunaal voor de politieke stabiliteit in Bosnië-Herzegovina?

Wat zijn naar uw oordeel de politieke gevolgen van een onevenwichtige verdeling van het aantal door het Joegoslavië Tribunaal aangeklaagde verdachten uit de diverse oorlogspartijen in Bosnië-Herzegovina?

Het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY) is begonnen met een exit-strategie, waarbij de verantwoordelijkheid voor vervolging en berechting van oorlogsmisdadigers in toenemende mate wordt overgedragen aan de landen in de regio. Het Tribunaal streeft er naar om in 2010 de werkzaamheden af te ronden.

Het Tribunaal houdt in zijn vervolgingsbeleid geen rekening met de etnische achtergrond van de verdachten, maar met de ernst van de gepleegde oorlogsmisdaden. De vervolging en berechting van oorlogsmisdadigers uit het voormalige Joegoslavië leveren een belangrijke bijdrage aan verzoening en, hiermee, stabiliteit in de regio, inclusief Bosnië-Herzegovina.

5

Wat is de reden dat Mladic en Karadzic nog steeds niet zijn opgepakt? Welke rol speelt Frankrijk bij de opsporing van de oorlogsmisdadigers Mladic en Karadzic?

De indruk bestaat dat Servische en Bosnisch-Servische PIFWCs gesteund en beschermd worden door gelegenheidsallianties van criminele en paramilitaire structuren binnen de Servische en Bosnisch-Servische overheid. Deze structuren zijn tijdens de oorlogen in de jaren negentig ontstaan en verzetten zich onder meer vanwege nationalistische motieven tegen mogelijke arrestaties van PIFWCs. De autoriteiten in voormalig Joegoslavië werken onvoldoende samen met het Joegoslavië-Tribunaal (ICTY) bij de arrestatie van voortvluchtige ICTY-aangeklaagden, waaronder Mladic en Karadzic. Dit ondanks voortdurende aansporingen vanuit de internationale gemeenschap om de samenwerking te verbeteren. In EU-verband zijn diverse maatregelen genomen die moeten bijdragen aan de opsporing en arrestatie van voortvluchtige ICTY-aangeklaagden. Zo zijn reisbeperkingen ingesteld en wordt getracht de financiële tegoeden te bevriezen van de aangeklaagden en de personen die hen bescherming verlenen. Als lid van de NAVO werkt Frankrijk mee aan de NAVO inspanningen terzake.

6

Wat zijn de vooruitzichten voor het laatste jaar van de Politie Missie van de EU in Bosnië-Herzegovina (EUPM)? Voldoet de EUPM aan de verwachtingen?

De EUPM heeft zeven programma's opgezet om de strategische doelen van de missie te behalen, te weten: onafhankelijkheid en aansprakelijkheid van de politie, de strijd tegen georganiseerde criminaliteit en corruptie, financiële duurzaamheid en levensvatbaarheid, en opbouw van capaciteit en instituties op managementniveau. De EUPM verwacht deze zeven programma's voor het einde van haar mandaat op 31 december 2005 te kunnen voltooien. Om de bereikte resultaten te consolideren, zou continuering van de internationale aanwezigheid noodzakelijk kunnen zijn, zeker op complexe terreinen als herstructurering van de politie. De EU neemt in de loop van volgend jaar een besluit over een eventueel vervolg op EUPM.

De EUPM ligt goed op schema in de uitvoering van haar programma's en voldoet derhalve aan de verwachtingen.

7

Wat zijn de concrete vooruitzichten van het defensiehervormingsprogramma voor de laatste maanden van 2004? Welke onderdelen worden concreet bedoeld?

Op de agenda van de Defence Reform Commission (DRC) staan dit jaar nog diverse activiteiten, zoals de huisvesting, inrichting en plaatsing van voldoende en gekwalificeerd personeel bij het nieuwe Bosnische ministerie van Defensie. Ook staat de aanvaarding en invoering van de door de DRC voorgestelde wetgeving inzake defensiehervormingen door de regeringen en parlementen van Bosnië-Herzegovina prominent op de agenda. Voorts is er aandacht voor het verder vormgeven van het multi-etnische operationele commando en de vernietiging van overtollig materieel.

8 en 9

Welke (kwetsbare) groepen vluchtelingen zijn nog niet teruggekeerd?

Welke inspanningen bent u voornemens te ondernemen ten behoeve van de vluchtelingen in Bosnië-Herzegovina die vanwege fysieke dan wel psychische oorzaken niet terug kunnen naar hun oorspronkelijke woongebied? Hoeveel geld bent u bereid daarvoor uit te trekken?

Vluchtelingen en ontheemden (Internally Displaced Persons) die nu nog niet zijn teruggekeerd, zijn vaak ernstig getraumatiseerd, op hogere leeftijd, of hebben te weinig economische perspectieven om na terugkeer weer een bestaan op te bouwen. In Bosnië-Herzegovina leven nog totaal ongeveer 9 300 mensen in collectieve centra of andere alternatieve behuizing.

De inspanningen van de Nederlandse regering blijven in belangrijke mate gericht op het faciliteren van terugkeer. Hoewel het opvangen van mensen die om fysieke of psychische redenen niet terug kunnen keren in beginsel de verantwoordelijkheid van de lokale autoriteiten is, is ook een deel van de Nederlandse inspanningen op deze groep gericht. Om dergelijke opvang duurzaam te laten zijn, is het zaak dat de lokale autoriteiten deze verantwoordelijkheid ook daadwerkelijk nemen. Het terugkeerperspectief kan in de loop der jaren wijzigen. Daarnaast kunnen andere afwegingen dan van psychische of fysieke aard een rol spelen bij de wens tot terugkeer, zoals sociaal-economische perspectieven. Gezien de complexiteit van dit onderwerp acht de regering het vast stellen van een streefbedrag weinig zinvol. Wel zal in het bilaterale OS-programma, zoals ook in het verleden het geval was, aandacht voor deze problematiek blijven bestaan.

10

Bent u bereid mee te werken aan een evaluatieonderzoek naar het effect van de Nederlandse hulpinspanningen in Bosnië-Herzegovina over de afgelopen jaren?

Het Nederlandse programma in Bosnië-Herzegovina is in de loop der jaren sterk van karakter veranderd. Werd in de eerste periode, vanaf 1995, sterk ingezet op noodhulp en humanitaire hulp, later kreeg het programma een meer structureel karakter waarin de nadruk vooral op terugkeer van vluchtelingen en ontheemden, goed bestuur, en meer recent ook economische ontwikkeling werd gelegd. Deze wijzigingen in het programma weerspiegelen de ontwikkelingen in Bosnië-Herzegovina zelf en de daarop gebaseerde inschatting van Nederland en andere spelers in de internationale gemeenschap welke inzet in welke fase het meest effectief is. Op projectniveau worden alle activiteiten steeds gemonitord en in een aantal gevallen ook in de slotfase geëvalueerd. De regering ziet derhalve geen aanleiding om specifiek dit bilaterale programma nader te evalueren.

11

Kunt u een overzicht geven van de wederopbouwprojecten, met name voor de ontheemden van Srebrenica?

Voor een overzicht van de Srebrenica-gerelateerde uitgaven, waaronder wederopbouwprojecten, zie de bijlage. Voor nadere toelichting zij verwezen naar de brief van de minister voor Ontwikkelingssamenwerking aan uw Kamer van 29 oktober 2004 inzake de «Open brief» van de Werkgroep Nederland-Srebrenica.

12

Tijdens het werkbezoek van Tweede Kamerleden aan Bosnië (zie: verslag van het werkbezoek, Kamerstuk 29 724 nr. 1, p. 8) is ook gesproken over het onderzoek in opdracht van de Republika Srpska naar de gang van zaken in Srebrenica 1995. Dat onderzoek zou in juni 2004 afgerond worden. Kunt u meedelen wat de stand van zaken betreffende dit onderzoek is?

Op 11 juni publiceerde de Srebrenica-onderzoekscommissie van de Republika Srpska in Bosnië-Herzegovina de bevindingen van haar onderzoek. Toen werd reeds duidelijk dat de commissie zeer serieus te werk is gegaan. Er werd een geconsolideerde lijst van slachtoffers opgesteld, en een lijst van tot voor kort onbekende locaties van massagraven. Omdat de commissie in juni stelde haar onderzoek nog niet volledig afgerond te hebben, verlengde Hoge Vertegenwoordiger Ashdown het mandaat tot 15 oktober 2004. Het definitieve rapport van de onderzoekscommissie was op 15 oktober inderdaad gereed, doch werd nog niet publiekelijk bekend gemaakt. De onderzoekscommissie heeft het rapport aangeboden aan de regering van de Republika Srpska, die het na bespreking heeft overgedragen aan de Mensenrechtencommissie van het Bosnische State Court. Pas nadat deze commissie tot een oordeel is gekomen, zal het rapport openbaar worden.

14

Zijn er verschillen ten aanzien van de politieke stabiliteit tussen de drie delen van Bosnië-Herzegovina?

De politieke verhoudingen in de twee entiteiten van Bosnië-Herzegovina (Federatie en Republika Srpska) hebben met elkaar gemeen, dat zij nog steeds door oude, etnische tegenstellingen worden beheerst. Doordat de politiek in de Federatie wordt gedomineerd door twee grote nationalistische partijen (SDA en HDZ), wordt de regering in die entiteit vaker geplaagd door impasses dan de regering van de RS. Daar staat tegenover dat de werkloosheid (en daarmee het potentieel voor sociale onrust) in de RS hoger is dan in de Federatie. Het politiek zwakste niveau is de centrale regering, die slechts beperkte bevoegdheden heeft en bijvoorbeeld op financieel gebied sterk afhankelijk is van de twee entiteiten. Dit zal naar verwachting aanzienlijk veranderen bij de invoering van de BTW in 2006. De positie van de centrale regering ten opzichte van de entiteiten is de laatste jaren overigens wel reeds verbeterd, getuige bijvoorbeeld de hervormingen op defensieterrein en op het gebied van indirecte belastingen. Het District Brcko neemt nog altijd een bijzondere plaats in, en is een kleine, relatief efficiënt bestuurde eenheid die formeel bij beide entiteiten hoort.

15

Wanneer zal de Veiligheidsraad spreken over de resolutie waarin het mandaat van EUFOR wordt vastgelegd?

De resolutie wordt in de eerste helft van november in de Veiligheidsraad gecirculeerd. De verwachting is dat de resolutie nog deze maand door de Veiligheidsraad wordt aangenomen.

16

Hoe wordt voorzien in de samenwerking tussen de NAVO en EUFOR? Op welke wijze wordt de kennisoverdracht tussen NAVO (SFOR) en EU (EUFOR) gegarandeerd?

Op basis van de zogeheten «Berlijn plus-regeling», een aantal algemene afspraken over samenwerking tussen de EU en de NAVO, maakt de EU gebruik van NAVO-middelen bij de planning en uitvoering van de operatie. De NAVO stelt zijn planning -en commandocapaciteiten ter beschikking aan de EU. De hoofdkwartieren van EUFOR en de resterende NAVO-presentie bevinden zich op dezelfde locatie. Intensieve samenwerking tussen beide hoofdkwartieren garandeert de noodzakelijke kennisoverdracht. Daarnaast zullen veel landen hun huidige bijdrage aan SFOR handhaven in de EUFOR missie en daarmee kennisoverdracht zeker stellen.

17

Wat is de omvang en samenstelling van de NAVO-presentie na de overdracht aan de EU? Welke lidstaten nemen aan de NAVO-operatie deel? Blijven de Amerikanen actief binnen deze NAVO-troepenmacht? Levert Nederland ook een bijdrage aan deze resterende NAVO-operatie? Zo ja, waaruit bestaat die?

Na de overdracht zal de NAVO met een hoofdkwartier aanwezig blijven in Sarajevo. Dit hoofdkwartier bestaat uit ongeveer 150 militairen, onder wie negen Nederlanders. De meeste lidstaten van de NAVO, waaronder ook de VS, leveren per toerbeurt militairen voor het NAVO hoofdkwartier.

18 en 19

Bij welke werkzaamheden overlappen de operaties van de NAVO en van de EU elkaar? Delen ze hetzelfde operatiegebied? Zo neen, kunt u een overzicht van de verschillen geven?

Op welke wijze ondersteunt de operatie Althea concreet de activiteiten van de NAVO in Bosnië-Herzegovina?

De NAVO en de EU delen bij de uitvoering van hun taken hetzelfde operatiegebied. Daar waar hun taken mogelijk overlappen, zijn de volgende afspraken gemaakt: (1) Het NAVO hoofdkwartier in Sarajevo behoudt zijn adviserende rol wat betreft de hervormingen van de strijdkrachten van Bosnië-Herzegovina. Het blijft activiteiten coördineren in het kader van het Partnerschap voor Vrede. (2) De NAVO blijft ook het International Criminal Tribunal for Former Yugoslavia (ICTY) actief ondersteunen. Het gaat hierbij om het opsporen en arresteren van verdachten van oorlogsmisdaden. De EUFOR troepenmacht zal hierbij steun kunnen verlenen aan de NAVO. (3) De NAVO blijft ook antiterrorismetaken uitvoeren. EUFOR ondersteunt de NAVO bij deze activiteiten eveneens, maar concentreert zich daarbij op force protection en inlichtingenvergaring.

20

Hoe wordt er samengewerkt met militairen uit EU-lidstaten die geen lid zijn van de NAVO en deelt men met deze militairen ook vertrouwelijke informatie?

EU-lidstaten die geen lid zijn van de NAVO, maar wel deelnemen aan Althea zijn Oostenrijk, Ierland, Finland en Zweden. In het kader van Berlijn-plus zijn afspraken gemaakt over de uitwisseling van vertrouwelijke informatie. De deelnemende landen die geen lid zijn van de NAVO hebben hiertoe een veiligheidsovereenkomst gesloten met de NAVO. Voor zover mogelijk zal vertrouwelijke informatie tussen de NAVO en de EU worden uitgewisseld.

21

Op welke wijze verloopt de communicatie en coördinatie inzake politieke en militaire strategie tussen het Politieke en Veiligheids Comité (PSC), de voorzitter van het Militair Comité van de EU (EUMC) en de EU Operation Commander?

Graag een toelichting.

Het PSC is verantwoordelijk voor de politieke aansturing van de EU-operatie. Het EU Militair Comité (EUMC) ziet toe op de uitvoering van de militaire missie. In de bevelsstructuur onderhoudt de vaste voorzitter van het EUMC, generaal Mosca Moschini, het contact met de EU Operation Commander. De vaste voorzitter van het EUMC zal in die hoedanigheid ook de vergaderingen van het PSC bijwonen. De Secretaris-Generaal/Hoge Vertegenwoordiger van de EU, thans Javier Solana, zal daarnaast regelmatig rapporteren aan het PSC.

22

Wat zijn de terroristische activiteiten waartegen de NAVO activiteiten uit blijft voeren?

Zie de antwoorden op vragen 26 en 27.

23

Zijn er verschillen tussen de geweldsinstructie voor EUFOR en die voor SFOR? Zo ja, waaruit bestaan die verschillen?

Om de veiligheid van de Nederlandse troepen niet in gevaar te brengen worden de Rules of Engagement (ROE) niet openbaar gemaakt. Niettemin kan in zijn algemeenheid worden opgemerkt dat de ROE voor EUFOR grotendeels overeenkomen met de ROE die momenteel van kracht zijn.

24

Op welke termijn kunnen, indien noodzakelijk, operationele en strategische reserves worden ingezet?

In het operatiegebied zal door Commandant EUFOR een eenheid worden aangewezen als Tactical Reserve (TACRES). De TACRES is direct inzetbaar in het operatiegebied. De Operational Reserve Force (ORF) kan binnen vier dagen gedeeltelijk worden ingezet en dient uiterlijk binnen zeven dagen in zijn geheel te zijn ontplooid. De Strategic Reserve Force (SRF) kan na circa twee weken aanvangen met een verplaatsing naar het operatiegebied. Dit kan na overleg worden ingekort tot vier dagen. ORF en SRF zijn gestationeerd buiten het operatiegebied.

25

Beschouwt u Bosnië-Herzegovina geheel of gedeeltelijk als een maffiastaat? Op welke wijze hebben de EU-troepen een actieve rol in de bestrijding van «criminele structuren»?

De georganiseerde misdaad in Bosnië-Herzegovina onderhoudt directe banden met sommige publieke functionarissen. De autoriteiten in Bosnië-Herzegovina hebben mede hierdoor moeite de georganiseerde misdaad te bestrijden. EUFOR beschikt over een Integrated Police Unit (IPU) die kan bijdragen aan het bestrijden van criminaliteit door bijvoorbeeld de Bosnische autoriteiten te ondersteunen bij het opsporen van criminelen. Voorts draagt de Europese Unie met de EU Politie Missie (EUPM) bij aan het opbouwen en versterken van een civiel politieapparaat. Ook de Office of the High Representative (OHR) speelt een rol bij de bestrijding van misdaad en corruptie.

26 en 27

Wat is uw oordeel over de berichten over de ontwikkelingen rond fundamentalistische terroristen in Bosnië-Herzegovina (zie de Volkskrant en Trouw van 26 oktober jl.)? Wat is er bekend over de betrokkenheid van Bosnische moslims bij het internationale terrorisme? Op welke wijze werken EUFOR en de NAVO samen bij het tegengaan van deze dreiging? Worden de Nederlandse militairen ingezet bij de opsporing van terroristen die zich schuil houden in Bosnië, onder wie terroristen tegen wie in het Westen een arrestatiebevel is uitgevaardigd?

Is er in strategisch en politiek opzicht ook aandacht voor de veranderingen binnen de islam in Bosnië en de oorzaken en gevolgen hiervan?

De berichten omtrent Bosniërs die zouden worden opgeleid voor terroristische activiteiten elders in de wereld zijn onlangs in de actualiteit gebracht in het boek «Some call it peace» van de Amerikaanse onderzoeker Yossef Bodansky. Daarin wordt onder meer aandacht gevraagd voor de toenemende invloed van met name militant georiënteerde versies van de islam («wahabisme») die worden onderwezen op scholen en in moskeeën in Bosnië-Herzegovina. Zij worden gefinancierd vanuit het Midden-Oosten. Bodansky zelf noemt een schatting van enkele honderden jonge Bosniërs die dergelijke opleidingen volgen; een onbekend aantal van hen zou ook als terrorist worden opgeleid. SFOR heeft verklaard niet over aanwijzingen te beschikken dat deze gegevens juist zijn. Er wordt wel islamitisch georiënteerd onderwijs gegeven in Bosnië-Herzegovina, onder meer op scholen en in moskeeën die met buitenlands geld zijn gebouwd en ingericht. Zonder twijfel is ook sprake van wahabistisch georiënteerd onderwijs. Er is mogelijk een potentieel voor islamitisch fundamentalisme, al leert de praktijk in Bosnië-Herzegovina dat de voedingsbodem daarvoor beperkt is. Er is geen concreet bewijs dat dit onderwijs c.q. fundamentalisme resulteert in voorbereidingen voor terroristische activiteiten, al kan dit in individuele gevallen niet worden uitgesloten.

Het bestrijden van terrorisme blijft een hoofdtaak voor de NAVO en één van de ondersteunende taken van EUFOR. Hierbij moet gedacht worden aan het bestrijden van alle illegale activiteiten die gericht zijn op het uitoefenen van terreur gericht op politieke doelen. De antiterrorismetaken van de NAVO kunnnen zich zowel richten op het bestrijden van terrorisme in Bosnië zelf (gericht tegen de internationale gemeenschap alsmede tegen Bosnische doelen) als op het bestrijden van internationaal terrorisme. EUFOR kan in het kader van terrorismebestrijding informatie uitwisselen of Force Protection leveren. Aangezien de NAVO na overname door EUFOR geen eigen troepen meer heeft gelegerd in Bosnië-Herzegovina zal in voorkomend geval een beroep worden gedaan op de troepen van EUFOR.

28

Welke «specifieke inlichtingen» dienen te worden vergaard door een aantal Nederlanders in «de eenheid die specifieke inlichtingen vergaart»? Om hoeveel militairen gaat het daarbij? Zijn de resultaten van dit werk voor de EU-missie bestemd of ook voor de NAVO-troepen?

Deze inlichtingen zijn noodzakelijk voor het krijgen van Situational Awareness in het inzetgebied en dienen als basis voor het optreden van het Bataljon van MNTF(NW), waar de Nederlandse Compagnie onder valt. De verkenningseenheid bestaat uit twintig personen. De resultaten kunnen zowel door de NAVO als de EU worden gebruikt.

29

Is het helikoptervervoer in geval van medische noodsituaties afdoende geregeld?

Over het medisch helikoptertransport zijn goede afspraken gemaakt met de coalitiepartners.

30

Nederland draagt sinds 1996 bij aan SFOR. De voorgestelde missie gaat uit van een duur van zes maanden. Hoe groot is de kans dat de missie na zes maanden verlengd zal worden?

Er is nog geen besluit genomen of Nederland de deelname aan operatie Althea zal verlengen. Gezien het politieke belang van de operatie en de jarenlange ervaring van Nederland in Bosnië-Herzegovina heeft de regering besloten met dezelfde sterkte deel te gaan nemen aan EUFOR als de huidige deelname aan SFOR. In het voorjaar van 2005 zal een eerste tussentijdse evaluatie van operatie Althea worden gehouden.

31

Zal de regering, behalve in EU-verband, ook in NAVO-verband pleiten voor spoedige verkleining van de militaire presentie? Hoe verhoudt zich een dergelijk pleidooi tot de problemen die er zijn bij de opsporing en arrestatie van verdachten van oorlogsmisdaden? Vergt een succesvolle invulling van deze taak niet juist een intensivering van de inzet van militairen?

De regering zal niet pleiten voor een speodige verkleining van de militaire presentie in NAVO-verband. De NAVO-presentie wordt met de beëindiging van SFOR reeds aanmerkelijk in omvang teruggebracht. Het opsporen en arresteren van verdachten blijft één van de taken van de NAVO. De Nederlandse regering is niet van mening dat het verhogen van het aantal (NAVO) militairen bijdraagt aan het meer effectief opsporen en vastnemen van verdachten van oorlogsmisdaden. Inmiddels is dit ook een taak van de Bosnische regering zelf.

32

Is het bedrag dat gemoeid is met de eerste zes maanden van de Nederlandse bijdrage aan Althea vergelijkbaar met het bedrag dat gemoeid is met de laatste zes maanden van de Nederlandse bijdrage aan SFOR?

Ja.

BIJLAGE

Srebrenica-gerelateerde uitgaven 2004

Projectno.Uitvoerende organisatieOmschrijvingEuro
 ICMPIdentificatie van vermiste personen, met focus op Srebrenica2 099 750
BA011 301Werkgroep NL-SrebrenicaVermindering van spanningen, vergroting van veiligheid in Srebrenica23 383
BA012 433CRAReconstructie van 95 huizen in Srebrenica/Bratunac127 504
BA012 436Werkgroep NL-SrebrenicaOndersteuning ter verduurzaming minderheidsterugkeer naar Srebrenica6 668
BA012 437THWHerstel watertoevoersysteem Srebrenica18 774
SAR0 020 152THWTijdelijke accomocatie displaced persons uit Srebrenica in Zavidovici38 695
SAR0 020 165DCNNInformatiecentrum/opleidingscentrum lokale gemeenschap Srebrenica6 376
SAR0 020 166THWReconstructie van 100 huizen in Srebrenica en omgeving677 566
SAR0 020 284SNAGA ZENEOndersteuning van Srebrenica reintegratie3 524
SAR0 020 659Werkgroep NL-SrebrenicaVermindering van spanningen, vergroting van veiligheid in Srebrenica6 345
SAR0 020 460Gemeente SrebrenicaWegwerkzaamheden Srebrenica 153 574
SAR0 020 522Moeders van SrebrenicaDuurzame terugkeer naar Oost-Bosnië2 719
SAR0 020 809Gemeente SrebrenicaWegwerkzaamheden Srebrenica 214 820
BA012 431THWHerstel Grab Potok41 042
SAR0 021 549UMCORHerstel 95 huizen en infrastructuur in Srebrenica en omgeving799 413
SAR0 021 823THWSrebrenica terugkeer project318 138
SAR0 022 039Werkgroep NL-SrebrenicaCivilian Foreign Policy108 002
SAR0 025 904FAO RomePlanning landgebruik50 400
SARCAREEconomische ontwikkelinge Srebrenica & Bratunac394 014
SARUNDPHerstelprogramma Srebrenica en omgeving4 000 000
SAR0 028 407IRCSustainable return to village CERSKA345 025
SAR0 028 068UNDPPotable Water for Srebrenica478 456
SARMercy CorpsGeïntegreerde terugkeer199 022
 Totale Srebrenica gerelateerde uitgaven9 813 208

XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Rijpstra (VVD), Dijksma (PvdA), De Haan (CDA), voorzitter, Koenders (PvdA), Karimi (GL), Timmermans (PvdA), ondervoorzitter, Van Bommel (SP), Albayrak (PvdA), Geluk (VVD), Wilders (Groep Wilders), Van Baalen (VVD), Van As (LPF), Herben (LPF), Ormel (CDA), Ferrier (CDA), Duyvendak (GL), Huizinga-Heringa (CU), van Velzen (SP), De Nerée tot Babberich (CDA), Van Dijk (CDA), Fierens (PvdA), Tjon-A-Ten (PvdA), Eijsink (PvdA), Van der Laan (D66), Brinkel (CDA), Szabó (VVD), Jonker (CDA).

Plv. leden: Snijder-Hazelhoff (VVD), Dubbelboer (PvdA), Van Fessem (CDA), Samsom (PvdA), Vos (GL), Arib (PvdA), De Wit (SP), Leerdam, MFA (PvdA), Oplaat (VVD), Van Miltenburg (VVD), Hirsi Ali (VVD), Varela (LPF), Van den Brink (LPF), Haverkamp (CDA), Rambocus (CDA), Halsema (GL), Van der Staaij (SGP), Kant (SP), Eski (CDA), Çörüz (CDA), Wolfsen (PvdA), Vacature (algemeen), Waalkens (PvdA), Dittrich (D66), Van Winsen (CDA), Veenendaal (VVD), Kortenhorst (CDA).

Naar boven