29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 90 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 16 december 2014

Met deze brief informeer ik uw Kamer graag over de stand van zaken van de diverse toezeggingen die ik op het gebied van veiligheidsregio’s heb gedaan. Achtereenvolgens ga ik in op de toezeggingen met betrekking tot het spoorboekje (inclusief mijlpalen) van de gezamenlijke doelstellingen, een handhavingsstrategie voor het toezicht op de veiligheidsregio’s, het artikel «Onvermogen» in de Telegraaf van 14 november 2014 naar aanleiding van het rapport van de Algemene Rekenkamer «Zicht overheden op beschermen burgers en bedrijven», de voortgang van het Instituut Fysieke Veiligheid, Uitruk op Maat, de natuurbrand op Nationaal Park de Hoge Veluwe, en AMBER Alert.

Gezamenlijke doelstellingen

Per brief van 2 juli 20141 heb ik u geïnformeerd over de voortgang van de maatregelen die zijn aangekondigd in de kabinetsreactie op het advies van de Evaluatiecommissie Hoekstra. Hiervan maken ook de gezamenlijke doelstellingen met het Veiligheidsberaad deel uit. Tijdens het Algemeen Overleg van 28 november 20132 heb ik toegezegd uw Kamer eind 2014 te informeren over het spoorboekje (inclusief mijlpalen) van de gezamenlijke doelstellingen. De afgelopen maanden is er hard gewerkt aan de projectplannen voor deze drie doelstellingen. Op dit moment doorlopen ze op verzoek van het Veiligheidsberaad een intensief bestuurlijk en operationeel consultatietraject. Tijdens het Veiligheidsberaad van 20 maart wordt een voorgenomen besluit voorgelegd in verband met de dan nog lopende consultatie van de regionale besturen. Op 12 juni 2015 vindt definitieve besluitvorming plaats. Nadat de besluitvorming is afgerond informeer ik uw Kamer over deze plannen, inclusief de planning en bijbehorende mijlpalen.

Doorontwikkeling toezicht

Tijdens het algemeen overleg op 28 november 20133 heb ik toegezegd uw Kamer eind 2014 een handhavingsstrategie te doen toekomen gebaseerd op het principe van de toezichtsladder. Deze handhavingsstrategie was eerder aangekondigd in de reactie van het kabinet op het advies van de Evaluatiecommissie Hoekstra en de onderliggende rapporten4. In mijn brief van 2 juli 20145 over de voortgang van de verbetering in de brandweerzorg, rampenbestrijding en crisisbeheersing, heb ik aangegeven dat over de toepassing van de toezichtladder afspraken zullen worden gemaakt met het Veiligheidsberaad en met de commissarissen van de Koning.

Om invulling te geven aan de handhavingsstrategie is het in 2010 opgestelde protocol «Toezicht op de veiligheidsregio's» vernieuwd. In dit protocol regelen de Inspectie Veiligheid en Justitie en de commissarissen van de Koning de onderlinge werkwijze bij het houden van toezicht op de veiligheidsregio’s. De aanwijzingsbevoegdheid van de commissaris van de Koning wordt hier ook in opgenomen. Aangezien de handhavingsstrategie (conform het principe van stappen van toenemende intensivering van toezicht) gevolgen heeft voor de uitvoering van het toezicht op de veiligheidsregio’s, is het wenselijk het Veiligheidsberaad te informeren, alvorens het protocol door de Inspectie Veiligheid en Justitie en de commissarissen van de Koning wordt vastgesteld. Ondertekening van het protocol, met de vernieuwde afspraken, is voorzien in het eerste kwartaal van 2015.

Reactie op artikel n.a.v. rapport Algemene Rekenkamer

De vaste commissie voor Infrastructuur en Milieu (IenM) heeft op 27 november 2014 de Staatssecretaris van IenM gevraagd de commissie een reactie te doen toekomen op het artikel «Onvermogen» in de Telegraaf van 14 november 2014. De Staatssecretaris van IenM heeft de commissie toegezegd dat ik vóór het einde van 2014 uw Kamer mijn reactie op dit artikel zal doen toekomen. Het artikel «Onvermogen» van de Telegraaf was gebaseerd op het rapport «Zicht overheden op beschermen burgers en bedrijven», dat de Algemene Rekenkamer uw Kamer op 13 november 2014 heeft toegezonden.

Op 3 oktober 2014 heb ik mijn reactie op het concept rapport aan de Algemene Rekenkamer gezonden. Deze treft u als bijlage aan6. In mijn reactie heb ik een overzicht gegeven van de trajecten die momenteel worden uitgevoerd ter verdere versterking van de rampenbestrijding en crisisbeheersing. Zo ben ik samen met het Veiligheidsberaad bezig met de implementatie van de adviezen van de Evaluatiecommissie Hoekstra. Het rapport van de Algemene Rekenkamer vormt voor mij geen aanleiding nieuwe trajecten op te starten. In mijn reactie heb ik de Algemene Rekenkamer ook gemeld dat één van de belangrijkste resultaten van het Rijk en de veiligheidsregio’s de beschikbaarheid is van een parate en goed uitgeruste organisatie die in geval van branden, rampen en crises in staat is adequaat op te treden. Onder andere planvorming, opleiden en oefenen zijn instrumenten om deze parate organisatie voor te bereiden. De Inspectie VenJ houdt toezicht en ik heb zicht op het totaalbeeld.

Tenslotte wil ik benadrukken dat ik de stelling in het artikel van De Telegraaf dat er sinds de brand bij Chemiepack, begin 2011, maar weinig is veranderd, niet deel. Conform mijn reactie van 10 februari 2012 op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid naar de brand bij Chemiepack in Moerdijk7, zijn verbeteringen aangebracht. Zo is inmiddels de crisiscommunicatie versterkt. De implementatie van de acties die voortkomen uit het rapport «Eenheid in verscheidenheid» gericht op betere samenwerking tussen veiligheidsregio’s onderling en tussen Rijk en veiligheidsregio’s, bevindt zich in de afrondingsfase. Dit betreft onder meer de harmonisering van de kennis- en adviesstructuur en de implementatie van de herziene Gecoördineerde Regionale Incidentbestrijdings Procedure (GRIP) in de regionale en landelijke crisisstructuur. De herziene GRIP-regeling leidt tot meer duidelijkheid bij bovenregionale opschaling (GRIP 5) en/of als het Rijk een rol heeft (GRIP Rijk). Ook in Moerdijk zelf hebben versterkingen plaatsgevonden. Een concreet voorbeeld is de publiek private samenwerking tussen de veiligheidsregio Midden West Brabant en een groot aantal bedrijven op het industrieterrein Moerdijk. Zij exploiteren gezamenlijk de beroepsbrandweer op het industrieterrein, die 24 uur per dag paraat is. Deze samenwerking richt zich niet alleen op de repressieve brandweerzorg, maar ook op risicobeheersing, preventie en veiligheidscultuur.

Ontwikkeling van het IFV

Bij de behandeling van de Wijziging Wet veiligheidsregio’s i.v.m. de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) en regionalisering brandweer8, heb ik toegezegd uw Kamer ten aanzien van het IFV jaarlijks te informeren over de voortgang.

Het IFV is opgericht per 1 januari 2013. Een kennisinstituut van en voor de veiligheidsregio’s, waarbij de 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s samen het bestuur van het IFV vormen. Het Instituut voert ten behoeve van de veiligheidsregio’s bij wet opgedragen taken uit op het gebied van onder andere het beheer van landelijk rampenbestrijdingsmaterieel, kennis- en expertiseontwikkeling, brandweeronderwijs, en examinering. Daarnaast verricht het IFV gemeenschappelijke werkzaamheden in opdracht van de veiligheidsregio’s. Het IFV heeft vanaf de start hard gewerkt aan het verder vormgeven van de inrichting van de IFV-organisatie, het integreren van de werkprocessen en het werken binnen de nieuwe structuur. Dit zijn omvangrijke en intensieve processen, aangezien zes organisaties in het IFV zijn samengevoegd.

Het IFV-bestuur stelt zich ten doel het IFV als de vanzelfsprekende partner voor de veiligheidsregio’s bij de professionalisering en optimalisering van hun taakuitvoering. Bij deze doelstelling onderkent het IFV dat de vraagsturing vanuit het veld cruciaal is. Om die reden voert het IFV haar taken en werkzaamheden uit in nauwe afstemming met betrokken besturen en managementraden. Daarnaast wil het IFV zich verder ontwikkelen tot een gerenommeerd kennisinstituut voor de veiligheidsregio’s dat tevens kan fungeren als shared service centrum, waar de regio’s gezamenlijk werkzaamheden kunnen beleggen. De conclusies en aanbevelingen uit de evaluatie van de Wet veiligheidsregio’s worden hierbij betrokken.

Kijkend naar de bij wet opgedragen taken kan onder meer worden gemeld dat het IFV in 2013 is gestart met een Bureau Toezicht Examinering en Certificering om de kwaliteit en onafhankelijkheid van examinering en certificering te borgen. Verder is de uitvoering opgepakt van het Versterkingsplan Brandweeronderwijs dat loopt tot 2015. Het plan bevat een gemeenschappelijk beeld van het verbeteren van opleiden, oefenen en bijscholen (vakbekwaam worden en vakbekwaam blijven). Het beoogt een vitale organisatie van de brandweeropleiding van en voor de veiligheidsregio’s, innovatie van het brandweeronderwijs, de ontwikkeling van een landelijk model vakbekwaam blijven en de herinrichting van de examinering.

Ten aanzien van het verwerven, beheren en aan de veiligheidsregio’s zo nodig ter beschikking stellen van materieel, uitrusting en telecommunicatievoorzieningen, heeft het IFV de taken die de Landelijke Faciliteit Rampenbestrijding voorheen op dit gebied uitvoerde, voortvarend gecontinueerd. In overleg met veiligheidsregio’s en mijn ministerie wordt bezien op welke wijze invulling van deze wettelijke taakcomponent meer kan aansluiten bij de huidige behoefte. Ten aanzien van kennisontwikkeling, kennisbeheer en kennisroulatie fungeert het IFV, mede door het organiseren van congressen en expert bijeenkomsten, als een cruciaal platform voor de uitwisseling van kennis en informatie op het gebied van fysieke veiligheid. Tot slot heeft het IFV diverse onderzoeken gedaan, zijn met kennispublicaties professionals en bestuurders voorzien van nuttige informatie en zijn op verschillende terreinen handreikingen opgesteld ten behoeve van de Veiligheidsregio’s en haar partners.

Ik acht het van belang dat het IFV voortgaat op het ingezette traject van professionalisering van de eigen organisatie teneinde haar rol in de relatie met veiligheidsregio’s ook verder invulling te kunnen geven en uit te bouwen. Tegen de achtergrond van de aan het IFV bij wet opgedragen taken is dat thema van open en goed overleg tussen mijn ministerie en het IFV. In mijn overleggen met het bestuur van het IFV stel ik dat ook aan de orde, daarbij de relatie benadrukkend tussen die wettelijke taak en de behoeftestelling van de veiligheidsregio’s.

Het IFV onderscheidt conform de Wet veiligheidsregio’s drie geldstromen die samenhangen met de taken en werkzaamheden die het IFV uitvoert. Zo wordt onderscheid gemaakt in: 1) wettelijke taken met rijksbijdrage; 2) gemeenschappelijke werkzaamheden voor regio’s met bijdrage van regio’s en 3) contractactiviteiten voor derden. Deze gescheiden geldstromen bevorderen transparantie en verantwoording naar opdrachtgevers en financiers en hiermee wordt tevens kruissubsidiëring tussen de drie geldstromen voorkomen.

Wat betreft de wettelijke taken wordt vanwege de rijksbijdrage verantwoording afgelegd aan mij. Die verantwoording geschiedt door het indienen van het vastgestelde jaarverslag, en de jaarrekening en een goedkeurende accountantsverklaring waaruit blijkt dat de besteding van de rijksbijdrage voor wettelijke taken rechtmatig heeft plaatsgevonden. Het IFV heeft voor het jaar 2013 aan deze eisen voldaan.

Uitruk op Maat

Het Veiligheidsberaad heeft op 28 november jl. het landelijk kader Uitruk op Maat vastgesteld en heeft aangekondigd mij dit landelijk kader aan te bieden. Dit kader is ontwikkeld door Brandweer Nederland in opdracht van het Veiligheidsberaad. Met het kader wordt richting gegeven aan de mogelijkheid die het Besluit Veiligheidsregio’s biedt om af te wijken van de standaard voertuigbezetting, zoals opgenomen in art. 3.1.5. Nadat ik het kader heb ontvangen, geef ik mijn reactie.

De Vakvereniging voor Brandweervrijwilligers (VBV) heeft mij een aantal brieven9 gezonden over het onderwerp Uitruk op Maat, in afschrift aan de Tweede Kamer. Nadat ik mij een oordeel heb gevormd over het landelijk kader Uitruk op Maat, zal ik begin volgend jaar het Veiligheidsberaad en de VBV antwoorden en uw Kamer nader informeren.

Natuurbrand Nationaal park de Hoge Veluwe

Bijgevoegd vindt u, in reactie op uw verzoek van 11 november jl. een afschrift van mijn antwoord op de brief van de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligers over de natuurbrand in Nationaal park de Hoge Veluwe van 22 oktober 201410.

AMBER Alert

Tot slot kom ik terug op mijn toezegging, gedaan tijdens het Algemeen Overleg Veiligheidsonderwerpen van 26 juni 2014 (Kamerstuk 28 684, nr. 409), om u te informeren over de mogelijkheid om AMBER Alert (het landelijke waarschuwingssysteem bij urgente kindervermissingen en -ontvoeringen) aan te sluiten op cell broadcasting. Dit is de achterliggende techniek van NL-Alert (het landelijke systeem voor alarmering bij incidenten, rampen en crises) en is anders dan bij SMS niet gevoelig voor congestie op de telecomnetwerken.

In het afgelopen haf jaar is er uitvoerig overleg gevoerd over een nauwere samenwerking tussen AMBER Alert en NL-Alert. Een nauwere samenwerking kan beide systemen versterken. Voor AMBER Alert geldt dat de naamsbekendheid groot is en voor NL-Alert dat het bereik groot is, namelijk 4,7 miljoen burgers (gemeten in juni 2014). AMBER Alert heeft momenteel twee miljoen deelnemers.

Naast de twee genoemde systemen is er nog een landelijk alerteringssysteem, te weten Burgernet. Dit is een samenwerkingsverband tussen politie en gemeenten. Burgernet heeft een sterke lokale binding en heeft momenteel ongeveer 1,5 miljoen deelnemers.

De drie genoemde landelijke systemen bevinden zich in een fase van doorontwikkeling. Momenteel verken ik de mogelijkheid van een integrale benadering, waarbij de drie systemen waar mogelijk en gewenst elkaar kunnen versterken. Komend jaar start in ieder geval een pilot voor de samenwerking tussen AMBER Alert en NL-Alert. Voor de zomer van 2015 zal ik u nader berichten over de voortgang.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Kamerstuk 29 517, nr. 85

X Noot
2

Kamerstuk 29 517, nr. 79

X Noot
3

Kamerstuk 29 517, nr. 79

X Noot
4

Kamerstuk 29 517, nr. 76

X Noot
5

Kamerstuk 29 517, nr. 85

X Noot
6

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

X Noot
7

Kamerstuk 26 956, nr. 116

X Noot
8

Kamerstuk 32 841

X Noot
9

Brief van 3 november 2014 over de inzet van afwijkende voertuigbezettingen bij de brandweer en brief van 21 november 2014 over de inzet van variabele voertuigbezetting in Gooi en Vechtstreek.

X Noot
10

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl

Naar boven