29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 82 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 februari 2014

Het onderwerp variabele voertuigbezetting bij de brandweer is een thema dat u en mij al langer bezighoudt. Op mijn verzoek en door u eerder onderschreven, heeft het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) van VenJ onderzoek gedaan naar het ontwikkelen van een beoordelingskader voor de effecten van variabele voertuigbezetting bij de brandweer. Het onderzoek is uitgevoerd door Berenschot en het rapport is als bijlage bij deze brief opgenomen1.

Huidig wettelijk kader

In het Besluit veiligheidsregio’s is vastgelegd dat het standaard voertuig waarmee de brandweer uitrukt naar incidenten een tankautospuit is met 6 bemanningsleden, de TS-6. In artikel 3.1.5. van datzelfde Besluit is de mogelijkheid opgenomen om af te wijken van die basiseenheid. Daarbij geldt als randvoorwaarde dat wordt voorzien in een gelijkwaardig niveau van brandweerzorg en geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid en gezondheid van het brandweerpersoneel. Een besluit tot afwijking van de standaardbezetting moet door het bestuur van de veiligheidsregio worden genomen.

De gedachte achter de basiseenheid en vooral ook de mogelijkheid in het besluit om daarvan af te wijken is dat niet elk incident een basisbrandweereenheid vereist en dat de regelgeving geen belemmering moet vormen voor innovatie. Er zijn voldoende incidenten die adequaat kunnen worden afgehandeld met een ander voertuig en/of bezetting. Bijvoorbeeld bij een containerbrand is het niet nodig of zelfs onwenselijk om met de voltallige basiseenheid ter plekke gaan. Het laat onverlet de noodzaak dan aan genoemde randvoorwaarden te voldoen.

Aanleiding voor het onderzoek

Er is de laatste jaren al ruime ervaring opgedaan met werken met variabele voertuigbezetting. Daarover zijn uiteenlopende geluiden te horen. Belangrijk is dat bestuurders hun verantwoordelijkheid nog beter kunnen invullen door over meer empirische gegevens te beschikken en over een beoordelingskader. Dat maakt dat het gesprek over de verschillende vormen van inzet van personeel en materieel ook minder lastig is te voeren. Daar hecht ik ten zeerste aan omdat het hier om een belangrijk thema gaat.

Doelstelling van het onderzoek

Om de besturen van de veiligheidsregio’s behulpzaam te zijn, heb ik het WODC verzocht om onderzoek te doen. Onderzoek met als doel een eenduidig kader te ontwikkelen waarmee de effecten van variabele voertuigbezetting in kaart kunnen worden gebracht. Zo een kader maakt het dan mogelijk op korte termijn systematisch gegevens te verzamelen over variabele voertuigbezetting. Op langere termijn zijn dan beter empirisch onderbouwde uitspraken te doen over de effecten van variabele voertuigbezetting. Daarmee krijgt het bevoegd gezag op regionaal niveau (meer) handvatten bij de afweging voor de inzet van het juiste voertuig en de juiste bemensing.

Belangrijkste conclusies uit het onderzoek

Eén landelijk toepasbaar kader, zo blijkt uit het onderzoek, is nu nog niet mogelijk. Dat komt omdat er tussen de veiligheidsregio’s daarvoor te grote verschillen bestaan in het «standaard» brandweeroptreden. Brandweerregio’s hebben eigen procedures, protocollen, zienswijzen, handelwijzen en inzetafspraken over materieel. Op dit moment is het daarom niet mogelijk om het brandweeroptreden met een afwijkende voertuigbezetting van de standaard voor de 25 veiligheidsregio’s goed met elkaar te vergelijken.

In plaats daarvan biedt het rapport een regionaal modelkader dat voor elke afzonderlijke veiligheidsregio kan worden gebruikt om de inzet van variabele voertuigbezetting vooraf en per type inzet (bestuurlijk) te motiveren. Met behulp van het kader kan op regionaal niveau in kaart worden gebracht wat de te verwachten effecten van variabele voertuigbezetting zijn. Het kader geeft aan het regionale gezag handvatten om de inzet van andere eenheden dan de basiseenheid te motiveren en daarmee invulling te geven aan de voorwaarden uit het Besluit veiligheidsregio’s.

Omdat er binnen de afzonderlijke regio’s volgens de onderzoekers wèl kan worden gesproken over voldoende uniformiteit in het brandweeroptreden, kunnen er al op regionaal niveau gegevens verzameld worden over variabele voertuigbezetting.

De onderzoekers bevelen aan om te starten met het ontwikkelen van een landelijk gedeelde opvatting over variabele voertuigbezetting en van uniforme werkwijzen voor verschillende vormen van voertuigbezetting. Dat maakt het mogelijk om landelijk gegevens te verzamelen en om de effecten van variabele voertuigbezetting te meten.

Vervolgstappen

Ik ga in overleg met het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland om te bezien hoe, ingegeven door het onderzoek en de daarin opgenomen aanbevelingen, concrete stappen zijn te zetten om:

  • Door het bestuur en brandweerveld voor de zomer van dit jaar te komen tot een landelijk gedeelde opvatting over de inzet van (variabele) voertuigen en bemensing, op basis waarvan het bestuur besluiten kan nemen over de inzet van voertuigen van de brandweer. Deze «visie» is wat mij betreft een basis voor het motiveren van het afwijken van de basiseenheid en het vertrekpunt van de dataverzameling over de inzet van verschillende eenheden. Ook in het kader van de uniformering en standaardisatie van de werkprocessen in het kader van de landelijke meldkamerorganisatie (LMO) is deze gedeelde opvatting gewenst.

  • Op basis van de visie op inzet van variabele voertuigbezetting van het Veiligheidsberaad en Brandweer Nederland te komen tot landelijke afspraken, verwoord in een Handreiking voor de regionale invulling van de afwijkingsbevoegdheid die in het derde kwartaal van 2014 tot stand zal komen.

  • Data over de inzet van variabele voertuigbezetting ook op landelijke schaal met elkaar te vergelijken. Dat betekent dat gegevens uit de 25 regionale korpsen hierover op vergelijkbare wijze moeten worden verzameld en beheerd. Het is aan het Veiligheidsberaad om daartoe een besluit te nemen. Dergelijke informatie biedt de besturen van veiligheidsregio’s en de brandweer extra informatie voor besluiten en werkwijze. Dat moet nog in 2014 worden geregeld is mijn inzet.

De Minister van Veiligheid en Justitie, I.W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven