29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 57 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 december 2011

Op 12 juli heeft de SP de resultaten van haar enquête onder brandweermensen aan mij aangeboden. Daarnaast heeft de Vakvereniging brandweervrijwilligers (VBV) op 24 november de resultaten van haar internetenquête onder brandweermensen aan mij aangeboden. Gezien de onderlinge relaties en de toezegging om in beide gevallen een schriftelijke reactie te leveren ga ik in deze brief nader in op de resultaten van deze enquêtes.

Als eerste wil ik voorop stellen dat ik het een goede zaak vind dat brandweermensen over hun ervaringen en meningen over het brandweerwerk worden bevraagd en dat hun suggesties een plek krijgen in het beleid van de brandweer. In de afgelopen periode heb ik veel werkbezoeken afgelegd, ben ik zeer regelmatig in contact getreden met brandweermensen en heb ik uitgebreid de tijd genomen om hun mening te horen. Hierdoor is veel van de geschetste problematiek en de onderliggende emotie herkenbaar. Uit beide enquêtes komt de zorg naar voren dat bestuurders en brandweerkorpsleiding beslissingen nemen zonder de opvattingen van de werkvloer te kennen.

Ook hecht ik er aan op te merken dat de brandweer momenteel zeer sterk in beweging is en dat de brandweer momenteel deel uit maakt van de nog jonge organisatie van de veiligheidsregio. In deze veiligheidsregio’s wordt momenteel nagedacht over het vergroten van de brandweerslagkracht, beraadt men zich op meer pro-actie en preventie, vindt besluitvorming plaats over nieuwe dekkingsplannen voor de brandweer en is men bezig met het proces van regionalisering. De brandweer zit kortom in een tijdvak dat bol staat van verandering en vernieuwing. Deze ontwikkelingen behoeven goed doordachte keuzes en vragen om aandacht van alle betrokkenen. Ik begrijp de emoties die door klinken in de resultaten van deze enquêtes dan ook goed. Ik hoor en begrijp dat de geschetste ontwikkelingen vragen oproepen bij brandweervrijwilligers. Ik doe dan ook een beroep op alle direct betrokkenen – regionale commandanten en besturen van veiligheidsregio’s – om werk te blijven maken van de betrokkenheid van brandweervrijwilligers bij deze ontwikkelingen.

Aansluitend op deze oproep wil ik eerst de voornaamste bevindingen van deze enquêtes belichten:

  • 1. de ervaren kloof tussen het management en de mensen op de werkvloer binnen de brandweer;

  • 2. invloed van de werkvloer

  • 3. zorgen over democratische legitimatie in veiligheidsregio’s;

  • 4. behoud van brandweervrijwilligers en erkenning van vrijwilligheid;

  • 5. zorgen over de voertuigbezetting.

1. Relatie tussen werkvloer en management bij de brandweer

Uit de enquêtes komt naar voren dat een deel van de brandweermensen ervaart dat de relatie tussen de werkvloer en het management niet optimaal is. Dit element uit de enquêtes is bekend en heeft daarom nadrukkelijk een plek gekregen in lopende projecten. De focus binnen lopende projecten ligt dan ook sterk op het betrekken van de vertegenwoordigers van de brandweerprofessionals, namelijk de NVBR en de VBV. Hierna noem ik enkel projecten waar dit gebeurt.

Zo slaan momenteel de NVBR en de VBV de handen ineen in een project genaamd «Visie op vrijwilligheid». Dit is een project van, voor en door vrijwilligers. Dit project is opgestart en loopt door tot eind 2012. Door met brandweervrijwilligers in gesprek te gaan, moet dit project een visie opleveren die de komende jaren richting geeft aan het vinden, binden en boeien van de huidige en toekomstige brandweervrijwilligers. Deze visie zal resulteren in het verbeteren van de randvoorwaarden en faciliteiten voor de 22 000 brandweervrijwilligers in Nederland. In het project zullen een aantal thema’s, zoals leiderschap, sociale cohesie, ontwikkeling en ontplooiing van de vrijwilliger en administratieve lasten worden belicht. Met name het terugdringen van administratieve lasten bij de brandweer vind ik cruciaal. Ik heb er bij de NVBR en VBV dan ook op aangedrongen dat zij binnen dit project komen met concrete voorstellen waarmee de ervaren lastendruk en bureaucratie kan worden teruggedrongen. Ik wil dat de professionals zelf de knelpunten in kaart brengen en mij hier over informeren.

Ook hebben het Veiligheidsberaad, de VNG en de Raad van Regionaal Commandanten (RRC) in 2010 met mijn financiële steun de Brandweeronderwijsraad (BOR) ingesteld als een onafhankelijk adviesorgaan voor het brandweeronderwijs. In de BOR hebben regionaal commandanten zitting alsmede leden vanuit de vakcentrales (CNV, AbvaKabo, CMHF/VBV) en onderwijsorganisaties (HBO-raad, MBO-raad en NIFV). De BOR bereidt thans adviezen voor over de kwaliteitsborging binnen het brandweeronderwijs, over de verankering van het vakbekwaam blijven (bijscholen en oefenen) en over de verankering van taken en verantwoordelijkheden binnen het brandweeronderwijs.

Verder zijn brandweermensen via de NVBR en VBV actief betrokken bij de ontwikkeling van een landelijk model van talentmanagement en leiderschapsontwikkeling van de brandweer. Bovendien is er een gezamenlijke werkgroep gestart die een advies gaat opstellen over het verbeteren van de betrokkenheid van brandweermensen bij landelijke ontwikkelingen en beleidsvraagstukken binnen de brandweer. Al deze trajecten moeten er mede toe leiden dat de ervaren kloof tussen het management en de mensen op de werkvloer wordt verkleind.

2. Invloed van de werkvloer

Een ander resultaat is het advies om een apart nationaal orgaan – een vrijwilligersraad voor brandweermensen – dat opkomt voor de belangen van brandweervrijwilligers in te richten en de invloed van de werkvloer te vergroten. Ik wil hier eerst melden dat de organisatorische verankering van de medezeggenschap de primaire verantwoordelijkheid van de werkgevers is. Ik vind het onwenselijk om de specifieke medezeggenschap van brandweervrijwilligers aanvullend op de Wet op de ondernemingsraden te verankeren in de Wet veiligheidsregio’s. Ook is, door de bij de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid (IFV) betrokken partijen, besloten dat de Raad van Regionaal Commandanten alle brandweermensen zal vertegenwoordigen als professioneel adviseur bij de vergaderingen van het bestuur van het IFV. Daarnaast krijgen de belangenbehartigers van de brandweer, binnen de hierboven uiteengezette initiatieven, de mogelijkheid om de knelpunten die zij ervaren aan te kaarten. Daarnaast voer ik persoonlijk structureel overleg met de VBV en heb ik de resultaten van deze webenquêtes besproken met het dagelijks bestuur van het Veiligheidberaad.

Ik kan niet anders concluderen dan dat de werkvloer, vertegenwoordigd door de NVBR, de VBV en de vakcentrales steeds beter in staat wordt gesteld om namens de werkvloer verbeteringen aan te dragen. Dat is ook belangrijk. De ondernemingsraden worden volop in positie gebracht en zijn een volwaardig gesprekspartner. Ook zijn de belangenverenigingen voor de brandweer prominent betrokken bij alle lopende processen. Het Veiligheidsberaad en ik stimuleren dit volop.

3. Zorgen over democratische legitimatie binnen de veiligheidsregio’s

De gemeenteraden blijven ook na regionalisering in staat om democratische controle op de veiligheidsregio uit te oefenen en de burgemeesters blijven via het bestuur van de veiligheidsregio verantwoordelijk voor het vrijwilligersbeleid in de regio. De regionalisering van de brandweer verandert niets in deze betrokkenheid. Hun betrokkenheid bij het reilen en zeilen van de lokale brandweerpost blijft gewaarborgd en de band die veel brandweerlieden hebben met hun lokale gemeenschap, blijft dus behouden. Door regionalisering zal de druk op de vrijwillige brandweerlieden juist afnemen. De regionale brandweer heeft als core business het ondersteunen van de brandweerpraktijk. Daar kunnen vrijwilligers hun voordeel mee doen. Regionalisering is dan ook geen bedreiging voor vrijwilligers en ik ben er van overtuigd dat gemeenteraden nauw betrokken blijven bij hun lokale brandweerposten.

4. Behoud van brandweervrijwilligers en erkenning van vrijwilligheid

De resultaten van de SP-enquête geven aan dat 86% van de respondenten zijn/haar werk waardeert, 62% van de respondenten oordeelt dat de veiligheid van de burger hetzelfde is gebleven of vooruit is gegaan en 72% van de respondenten oordeelt dat de veiligheid van het personeel gelijk is gebleven of vooruit is gegaan. 90% van de VBV-respondenten geeft aan het werk als brandweervrijwilliger te doen voor de veiligheid van eigen dorps- of stadsgenoten. Ook geeft 45% van de respondenten aan «kameraadschap en saamhorigheid» belangrijk te vinden in hun brandweerwerk. Dit is natuurlijk ook een mooi signaal waaruit de ware aard van onze brandweervrijwilligers spreekt. De sociale cohesie binnen de brandweer en de band tussen een brandweerkorps en een dorp, wijk of stad zal moeten worden gekoesterd. Ik ben er van overtuigd dat ook binnen een geregionaliseerd korps deze band behouden kan blijven. Een actief vrijwilligersbeleid is de sleutel tot succes bij regionalisering van de brandweer. In geregionaliseerde regio’s waar een actief vrijwilligersbeleid wordt gevoerd, is de betrokkenheid van brandweermensen bij hun lokale brandweerpost behouden gebleven, en de regionalisering heeft geen afbreuk gedaan aan de band die brandweerlieden hebben met hun lokale gemeenschap. Vrijwilligheid zal ik dan ook breed blijven steunen, zoals door steun aan het Katwijks beraad voor vrijwilligers in openbare orde en veiligheid.

5. Voertuigbezetting

Ook geeft 81% van de respondenten bij de SP-enquête haar twijfels te hebben bij de inzet van brandweerwagens met een kleinere bezetting. Dit signaal neem ik zeer serieus. Daarom maken de VBV en de vakcentrales inmiddels ook onderdeel uit van de begeleidingscommissie van het landelijke parapluproject Variabele voertuigbezetting. Ook heb ik het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (het WODC) van mijn ministerie gevraagd om vanaf 2012 te starten met het ontwikkelen van een meetinstrument om de effectiviteit van variabele voertuigbezetting te kunnen meten. Voor zover mogelijk zullen de uitkomsten van de landelijke paraplu worden meegenomen in het onderzoek van het WODC en is het WODC onderdeel van de begeleidingscommissie van het landelijke parapluproject.

De resultaten van de enquêtes geven de zorgen van brandweermensen aan. Die zorg neem ik serieus. Ik ben er van overtuigd dat we op de goede weg zijn en de betrokkenheid van brandweermensen, inclusief de vrijwilligers, steeds beter organiseren. Daar ga ik dus mee door en daar zal ik mij ook voor in blijven zetten.

Tot slot wil ik nogmaals benadrukken dat ik het van groot belang vind dat professionals, inclusief de vrijwilligers, zelf meedenken en bijdragen aan het vinden van antwoorden. Ik zal dat blijven stimuleren en aanmoedigen. Ik wil dat het debat over de positie van brandweervrijwilliger in de brandweerkorpsen plaatsvindt. De resultaten van beide enquêtes zal ik per separate brief onder de aandacht brengen van de VNG en het Veiligheidsberaad. Ik vertrouw er op dat de brandweer haar voordeel gaat doen met deze resultaten en aanbevelingen uit deze enquêtes.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten

Naar boven