29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 56 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 december 2011

Hierbij bied ik u het onderzoeksrapport «Financiële positie veiligheidsregio’s – inventarisatie bezuinigingen brandweer» aan.1 Dit onderzoeksrapport is het resultaat van het door het Centrum Beleidsadviserend Onderzoek (Cebeon) verrichte onderzoek naar de financiële positie van veiligheidsregio’s in het licht van de bezuinigingen op de brandweer. Tijdens het Algemeen Overleg over de brandweer op 26 mei 2011 heeft een aantal fracties hun zorgen over de omvang van de bezuinigingen geuit en de nadelige consequenties die deze zouden hebben op de kwaliteit van de brandweerorganisatie en daarmee ook op veiligheid van hen die daarin werkzaam zijn, alsmede op de veiligheid van de burger. Ik heb tijdens het overleg toegezegd de Tweede Kamer in de loop van dit jaar te zullen informeren over de financiële positie van de veiligheidsregio’s tegen de achtergrond van bezuinigingen en taakstellingen.3 Met deze brief kom ik mijn toezegging na.

Context van het onderzoek

De brandweerzorg wordt in Nederland behartigd door gemeenten (het lokaal bestuur) en veiligheidsregio’s (het verlengd lokaal bestuur). Op 1 oktober 2010 is de Wet veiligheidsregio’s van kracht geworden, waarin deze bestuurlijke organisatie is bevestigd en vastgelegd. Het beheer van de brandweer volgt de bestuurlijke inrichting. De brandweer in Nederland wordt hybride gefinancierd en daarmee kent de brandweer twee inkomstenbronnen. Van het totaal aan uitgaven voor de brandweer op lokaal en regionaal niveau wordt grofweg 90% bekostigd door de gemeenten uit hun algemene uitkering van het gemeentefonds. Daarnaast ontvangen de veiligheidsregio’s van mijn ministerie een Brede Doeluitkering Rampenbestrijding (BDUR) als financiële tegemoetkoming voor alle taken die in de Wet veiligheidsregio’s zijn opgenomen. De omvang van de uitkering dekt landelijk gezien globaal 10% van de totale uitgaven. Van oorsprong is deze specifieke uitkering aan de veiligheidsregio's gericht op de niet-dagelijkse zorgtaken, met name rampenbestrijding en crisisbeheersing en zij is als zodanig een element in de systeemverantwoordelijkheid van de minister van Veiligheid en Justitie op dit beleidsterrein. Thans is het een brede doeluitkering die als lump sum aan de regio’s wordt uitgekeerd en die de regio’s kunnen bestemmen voor taken en prioriteiten die zij zelf noodzakelijk achten.

De financiële huishouding van de veiligheidsregio’s (geregionaliseerde brandweer) en gemeenten (nog niet geregionaliseerde brandweer) wordt gevoerd door de respectieve besturen van de veiligheidsregio’s en gemeenten.

Resultaat van het onderzoek op hoofdlijnen

Tijdens het Algemeen Overleg en in de afgelopen tijd in de media rees het beeld dat de brandweer zwaar getroffen wordt door bezuinigingen en dat daardoor de taakuitvoering in het gedrang zou zijn gekomen c.q. zou kunnen komen. Het algemene beeld dat uit het onderzoek naar voren komt is dat het met name gaat om bezuinigingsmaatregelen gericht op efficiencyverhoging en dat besturen in hun besluitvorming beargumenteerd en met toepassing van flankerend beleid c.q. compenserende maatregelen ervoor zorgen dat er sprake blijft van een verantwoord zorgniveau van de brandweer.

In het onderzoek is een inventarisatie gedaan van de voorgenomen bezuinigingen in financiële zin en de maatregelen die in verband met de invulling ervan worden genomen. Dit is gedaan bij de 11 veiligheidsregio’s waar al sprake van een volledig geregionaliseerde brandweerorganisatie, bij de 5 veiligheidsregio’s die nog niet volledig zijn geregionaliseerd, maar al wel het besluit tot regionalisering hebben genomen en bij een aantal gemeenten uit regio’s waar nog geen sprake is van regionalisering van de brandweer. Al met al is er sprake van – gemeten naar het aantal inwoners in de onderzochte regio’s en gemeenten – een steekproef van 62%. Het beeld uit deze representatieve steekproef is vertaald naar een landelijk beeld.

In het onderzoek is 2011 als uitgangspunt genomen en zijn op basis van de vastgestelde meerjarige begroting (2012–2015) voor brandweer en rampenbestrijding de bezuinigingen ten opzichte van dit basisjaar in beeld gebracht.

Ik licht enkele hoofdpunten uit het rapport toe.

  • Er is ten opzichte van 2011 totaal landelijk circa € 66 miljoen aan bezuinigingen relevant, waarvan het grootste deel in de periode tot en met 2015 zijn beslag krijgt. Dit is circa 5,5% van het totaal bedrag dat in 2011 aan brandweer en rampenbestrijding wordt uitgegeven. Deze bezuinigingen zijn met name ingegeven door de verslechterde economische situatie en vooruitzichten.

  • Voor het merendeel hebben de bezuinigingen betrekking op maatregelen die de efficiency verhogen, zowel in de ondersteunende processen als ook in de primaire processen.

  • Voor een klein deel hebben de bezuinigingen betrekking op maatregelen die betrekking hebben op het kwaliteitsniveau. Waar het primaire processen betreft hebben deze zeer marginale effecten (bijvoorbeeld het opheffen van een kazernepost, die nauwelijks bijdraagt aan de dekkingsgraad) of worden compenserende maatregelen getroffen om het vereiste kwaliteitsniveau te kunnen handhaven (bijvoorbeeld investeringen in de preventieve sfeer).

  • Bij het beeld van de bezuinigingen is het van belang dat dit wordt geplaatst in een historisch perspectief, waaruit blijkt dat de budgetten voor brandweer en rampenbestrijding het afgelopen decennium zeer sterk zijn gestegen.

    Dit historische perspectief is opgenomen in de volgende verkorte tabel.

 

Gemeenten

Rijk

2001

528

43

2011

1 072

132

(bedragen x € 1 miljoen)

Deze bedragen maken mijns inziens duidelijk dat gemeenten en veiligheidsregio’s zich over een lange reeks van jaren onverminderd (financieel) hebben ingespannen op het terrein van de fysieke veiligheid voor de burger. Tegelijk maken deze groeicijfers duidelijk dat – nu het allemaal en over de hele linie met minder moet – de brandweer daarvoor door meer samenwerking, processen beter inrichten, meer efficiency, effectiever gebruik van middelen, de ruimte kan vinden.

Ten slotte

Ik ben verheugd te constateren dat de besturen van gemeenten en veiligheids-regio’s hun verantwoordelijkheid nemen om in Nederland een verantwoorde zorg door de brandweer te kunnen (blijven) leveren. Veiligheid is een speerpunt in het regeerakkoord van dit kabinet. Dit is en blijft zo, óók voor de sector fysieke veiligheid. Ik ben ervan overtuigd dat de besturen van veiligheidsregio’s en gemeenten de op 1 oktober 2010 met het van kracht worden van de Wet veiligheidsregio’s ingeslagen weg van verdere verbetering van de brandweerzorg in Nederland kunnen blijven vervolgen.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

X Noot
3

Tweede Kamer 2010–2011, 29 517, nr. 50.

Naar boven