29 517 Veiligheidsregio’s

Nr. 44 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2010

Met mijn brief van 28 april 2010 (Kamerstuk 29 517, nr. 40), zond ik u het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen. Dit advies gaat over de vraag of de ophoging van het budget voor de Brede DoelUitkering Rampenbestrijding (BDUR) toereikend is om de financiële gevolgen van de Wet veiligheidsregio’s te kunnen opvangen. Ik kondigde daarbij aan dat er voor een beperkt aantal onderwerpen op aanraden van de Rfv nader onderzoek zou worden gedaan.

Dit onderzoek door Cebeon is recent afgerond. Op basis van beide stukken (advies en rapport) heb ik geconcludeerd dat er van ongedekte of niet gecompenseerde kosten in verband met de Wet veiligheidsregio’s per 1 oktober 2010 geen sprake is. Dit geldt voor zowel de gemeenten als voor veiligheidsregio's. Derhalve ben ik van oordeel dat het financieringsvraagstuk, zoals dat oorspronkelijk door de NVBR en GHOR NL werd aangekaart, niet langer aan de orde is.

Voor nadere informatie kan ik verwijzen naar de volgende stukken die ik bijvoeg:

  • een afschrift van mijn brief van dezelfde datum als deze brief, kenmerk 2010-0000771029, aan de voorzitter van het Veiligheidsberaad over het onderzoek door Cebeon als vervolg op het advies van de Raad voor de financiële verhoudingen van 15 april 20101;

  • het Cebeon rapport «Onderzoek financiële gevolgen (invoering) Wet veiligheidsregio's» d.d. 25 november 2010, kenmerk 557010-0201;

  • het «Ten geleide» van de voorzitter van de begeleidingscommissie bij bovengenoemd onderzoeksrapport d.d. 25 november 20101.

De minister van Veiligheid en Justitie,

I. W. Opstelten


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven