De Kamer,
gehoord de beraadslaging,
constaterende dat we in Nederland een professionele brandweerorganisatie hebben waarbij
door vrijwilligers een grote bijdrage wordt geleverd aan onze veiligheid;
constaterende dat het kabinet het uitgangspunt hanteert dat de EU-wetgeving de huidige
taakvervulling van de brandweervrijwilliger niet toelaat en taakdifferentiatie als
oplossing ziet, terwijl wijziging van het wetgevend kader een passende oplossing kan
zijn;
constaterende dat de gevolgen van taakdifferentiatie desastreus zijn voor de brandweerorganisatie,
-cultuur en taakuitoefening;
constaterende dat door taakdifferentiatie beroepskrachten specialismes moeten gaan
beheersen die in het werk niet nodig zijn;
constaterende dat taakdifferentiatie de bezetting en operationele inzet van de brandweer
beperkt, terwijl het tegelijkertijd aanzienlijke financiële meerkosten met zich mee
zou brengen;
overwegende dat het mogelijk maken van een actief en professioneel maatschappelijk
middenveld, waar de brandweer het perfecte voorbeeld van is, van groot belang is voor
de Nederlandse samenleving in het algemeen en specifiek voor de brandweer;
verzoekt de regering, geen onomkeerbare stappen richting de voorgestelde taakdifferentiatie
te zetten;
verzoekt de regering tevens, bij andere wijzigingen in de brandweerorganisatie de
doelmatigheid, efficiëntie en werktevredenheid van het brandweerpersoneel centraal
te stellen;
verzoekt de regering, in de EU de strikte interpretatie te betwisten van de EU-wetgeving
die vrijwilligheid binnen organisaties zoals de brandweer bedreigt en zo nodig actief
te pleiten en zich in te zetten voor een uitzonderingspositie, zodat de vrijwilligheid
bij de brandweer kan blijven bestaan,
en gaat over tot de orde van de dag.
Michon-Derkzen
Van Nispen