29 517
Veiligheidsregio’s

nr. 15
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 26 april 2006

De vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties1 heeft op 15 maart 2006 overleg gevoerd met minister Remkes van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties over:

– de voortgangsrapportage implementatie veiligheidsregio (29 517, nr. 8);

– de voortgangsrapportage inzake uitvoering kabinetsstandpunt ACIR-december 2005 (26 956, nr. 41);

– de reactie van de minister d.d. 15 maart 2006 op de brief van de commissie met de vraag een toelichting te mogen ontvangen op de beslissingen over de bestuurlijke verantwoordelijkheid voor de reguliere rampenbestrijding op Schiphol (29 517, nr. 11);

– de brief van de minister d.d. 30 januari 2006 met voortgangsrapportage beleidsplan Crisisbeheersing (29 668, nr. 8);

– de brief van de minister d.d. 31 januari 2006 met een korte reactie op de aanbevelingen inzake de rampenbestrijding Westerschelderegio (26 980, nr. 26);

– de brief van de minister d.d. 2 december 2005 inzake vakbekwaamheid binnen de geneeskundige hulp bij ongevallen en rampen (26 956, nr. 40);

– de brief van de heer Vos d.d. 28 december 2005 inzake de brandweerzorg Schiphol (BZK0600734);

– de brief van de minister d.d. 13 maart 2006 ter beantwoording van deze brief van de heer Vos (BZK0600165);

– de brief van de minister d.d. 7 februari 2006 inzake het waarschuwingsbeleid bij incidenten, rampen en crisis (29 668, nr. 9);

– de brief van de minister d.d. 15 februari 2006 inzake Meerjarenbeleidsplan 2006–2008, Progressie in toezicht, Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (29 628 en 29 668, nr. 32).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

De voorzitter stelt vast dat de commissie er de voorkeur aan geeft de brief nr. BZK0600165 bij een latere gelegenheid te bespreken en dat deze derhalve van de agenda wordt afgevoerd.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Haverkamp (CDA) constateert dat in het ACIR-dossier 42 projecten worden gescand om er quick wins uit te distilleren. Hoe houdt de minister het overzicht? Hoeveel mensen zijn nog beschikbaar voor de uitvoering en coördinatie van al deze projecten? De minister stelt «binnenkort» tot besluitvorming over Schiphol te zullen komen. Kan hij dat preciseren? De heer Haverkamp neemt met instemming kennis van de voortgang van de implementatie van de veiligheidsregio’s, maar maakt toch enkele kanttekeningen. De regionalisering van al het brandweerpersoneel bleek niet haalbaar. Hoe is het draagvlak voor het compromisvoorstel en hoe verhoudt het zich tot de motie-Slob c.s.? Is het mogelijk om regionalisering een kans te geven door het stellen van kwaliteitseisen aan het functioneren van de brandweer op lokaal en regionaal niveau en het aan de regio’s over te laten om dit te realiseren? Er wordt gesteld dat met de VNG nog nadere afspraken moeten worden gemaakt. Hoe verhoudt dit zich tot de dwingende brieven aan de regio’s dat de organisatie op 1 juli 2006 vorm moet zijn gegeven? Hij wacht de voorstellen voor de bestuurlijke doorzettingsmacht af. Wanneer mag de Kamer deze verwachten? Het standpunt van zijn fractie over de borging van de meldkamer ambulancezorg zal bij de behandeling in de vaste commissie voor VWS worden betrokken.

De minister stelt dat ten aanzien van ACIR sprake is van fragmentatie in de informatievoorziening, die niet alleen technisch is op te lossen, maar die sterk is verweven met de bestuurlijke en financiële context van de organisaties. Er is sprake van versplintering in de besluitvorming en het ontbreken van een landelijke visie en landelijke kaders, schrijft de minister op 22 december 2005. Er wordt gewerkt aan één informatiesysteem voor alle betrokken partijen, dus zowel op landelijk niveau als in de veiligheidsregio’s. Gebeurt dit (mede) op initiatief van de minister? De instelling van de bestuursraad ACIR lijkt de heer Haverkamp een stap in de goede richting. Er wordt een brief van de ministers van Defensie en van BZK aangekondigd. Wanneer kan deze worden verwacht? De minister schrijft tevens dat een leidraad multidisciplinaire, grootschalige oefeningen in ontwikkeling is. De CDA-fractie heeft eerder gepleit voor meer middelen om oefeningen als Bonfire vaker te kunnen laten plaatsvinden. Wordt hiermee in de begroting 2007 rekening gehouden?

Hij heeft met verbazing gelezen dat het opstellen van rampenbestrijdingsplannen een zorgpunt blijft en dat de wet- en regelgeving zijn aangescherpt om hierin voortgang te bereiken. Wat is er de oorzaak van dat hierin blijkbaar te weinig wordt geïnvesteerd? In de brief over de voorgenomen wijziging van beleid ten aanzien van het waarschuwen van het publiek bij incidenten is sprake van het door gemeenten eigenstandig uitbouwen van het sirenestelsel. Wat moet hij zich hierbij voorstellen? Gebeurt dit collectief, of handelt iedere gemeente voor zich? Is het juist dat men zich tevoren moet aanmelden om bij calamiteiten via cell broadcasting sms-jes te ontvangen? Waarom is niet gekozen voor automatische zending tenzij men zich heeft afgemeld? Hij maakt zich zorgen over de koppeling met commerciële functies. Kan men, naar analogie van de ja/neen-sticker, opteren voor het uitsluitend ontvangen van sms-jes van de overheid? Op de website risicoencrisis.nl staan links van twee commerciële bureaus. Betalen die daarvoor? Wat is het beleid terzake?

De minister meldt dat hij werkt aan een meetinstrument veiligheidsbewustzijn bij burgers. Hoe gebeurt dat? Wordt door de commissie-Borghouts in het onderzoek naar de mogelijkheden van een verzekering tegen rampen de concurrentiepositie van het bedrijfsleven meegewogen? De Amerikaanse overheid draagt bijvoorbeeld de risico’s in de luchtvaart.

Mevrouw Van Heteren (PvdA) stelt vast dat veel overleg plaatsvindt, maar dat de hardnekkige implementatieproblemen niet worden opgelost. Er is nog steeds onvoldoende voortgang rond de veiligheidsregio’s. Regio’s werken, jaren na de start, onvoldoende aan het vormgeven ervan. Er bestaat nog steeds grote onduidelijkheid over Schiphol. Zij bepleit dat de Kamer de drie scenario’s op korte termijn met de betrokkenen bespreekt en de knoop doorhakt.

Wat is de uitkomst van het overleg over de rol van de Commissaris van de Koningin als voorzitter van het regionaal veiligheidsbestuur? Er bestaat grote onduidelijkheid over de lokale en regionale verdeling. Het ICT-traject verloopt buitengewoon traag. In het ACIR-rapport stonden goede aanbevelingen. De minister was het met de Kamer eens dat deze zouden moeten worden gevolgd, maar stelde dat om financiële en bestuurlijke redenen een voorzichtige koers moest worden gevolgd. Die aanpak heeft onvoldoende opgeleverd. De minister moet veel sterker de regie nemen om een eind te maken aan de fragmentatie in de ICT.

Crisisbeheersing is sexy geworden en krijgt veel meer aandacht dan rampenbestrijding. Het blijft de grote vraag hoe de verhouding tussen de reguliere rampenbestrijding en het beleidsplan crisisbeheersing ligt. Hoe sluiten deze kaders op elkaar aan? Wat zijn de eerste indrukken van de minister over de resultaten van de bewustwordingscampagnes? Wat is de stand van zaken met betrekking tot de risicokaart? Hoe werkt de risicocommunicatie in de praktijk? De vrij terughoudende reactie van het kabinet op de Europese voorstellen over de crisisbeheersing in relatie tot de vitale infrastructuur was al naar Europa verstuurd, voordat de Kamer ervan in kennis werd gesteld. Zij verzoekt de minister aan de Kamer te rapporteren hoe de gesprekken met private partners over de vitale infrastructuur verlopen.

De heer Irrgang (SP) acht de veiligheid in de regio Schiphol en de verantwoordelijkheid daarvoor van groot belang. Hij meent dat sprake is van een ordinair machtsspel. Dat acht hij onaanvaardbaar. Hij constateert dat geen vooruitgang wordt geboekt om een oplossing te vinden. Wanneer verwacht de minister er uit te zijn? Eind vorig jaar heeft de Onderzoeksraad voor de Veiligheid gewaarschuwd voor de groeiende risico’s van een grote brand in de regio Schiphol. Hij verzoekt de minister daarop een gedegen reactie te geven. Hij heeft de indruk dat Schiphol een veilige luchthaven is. De discussie over de verantwoordelijkheid voor de veiligheid mag echter niet voortduren.

Hij veronderstelt dat met de vorming van de veiligheidsregio’s wordt vooruitgelopen op de door de minister gewenste reorganisatie van de politie en daarmee op wetgeving die nog niet aan de Kamer is gezonden. Dat mag niet het geval zijn. Hij onderschrijft het doel van de commissie Tegemoetkoming bij rampen en calamiteiten. De commissie is vooral bezig met onderzoek. Hoe lang duurt het nog voordat er een goede regeling is? Hij heeft vernomen dat bij een grote nationale ramp noodwetten in werking treden. Hij verzoekt de minister in te gaan op de inhoud daarvan. Wanneer worden deze ingezet?

Het inzetten van nieuwe communicatiemiddelen, zoals sms voor het informeren van mensen bij een calamiteit, heeft zijn steun. Er is echter behoefte aan sms over terreur, niet aan sms-terreur van commerciële partijen.

De heer Slob (ChristenUnie) heeft in de nieuwsbrief Crisisbeheersing gelezen dat de veiligheidsregio de toekomst van de bestuurders en hulpverleners in Nederland is. De voortgang van de ontwikkeling en implementatie schiet echter niet echt op. Hij verzoekt de minister daarop zijn visie te geven. Knelpunten blijven bestaan. Er wordt veel gesproken, maar weinig voortgang op cruciale onderdelen geboekt. Hij vraagt zich af of de datum van 1 juli 2006 haalbaar zal blijken om de bestuurlijke en operationele basis van de veiligheidsregio te hebben gelegd. Wat is de verwachting van de minister? Er moet een integrale visie komen tussen de witte, blauwe en rode kolom. Er moeten knopen worden doorgehakt. De Kamer heeft de minister hiervoor al enkele duidelijke uitspraken meegegeven. Eén daarvan is dat door middel van gedeeltelijke regionalisatie van het brandweerpersoneel maatwerk moet worden geleverd. Is voldoende naar het veld gecommuniceerd dat er ruimte bestaat voor gemotiveerde afwijkingen? In een brief spreekt de minister van «evident schrijnende situaties». Dat strookt niet met de motie. Hij verzoekt de minister om opheldering. Zijn er al resultaten te melden van het overleg met de VNG?

Hij heeft de indruk dat de minister in de richting van de motie-Cornielje over de bestuurlijke doorzettingsmacht beweegt. Hij wacht de resultaten van de gesprekken met het veld over de uitwerking van de motie in de praktijk af om deze mee te kunnen nemen bij de uiteindelijke afweging. Het is lang stil geweest rondom de publieke borging van de meldkamer. Dit zal bij het wetsvoorstel Ambulancezorg aan de orde komen. De nota van wijziging daarop dekt de publieke borging van de meldkamers nog onvoldoende af. Het voorstel van mevrouw Van Heteren om de verschillende opties ten aanzien van Schiphol te bespreken, acht hij interessant. Een aparte veiligheidsregio acht hij bespreekbaar.

De uniformering van de informatievoorziening is van groot belang voor de informatie-uitwisseling tussen de verschillende kolommen. In theorie kunnen ook de GHOR en brandweer ICT-diensten bij de VTSPN afnemen. Is het juist dat dit juridisch echter moeilijk blijkt, omdat een dergelijke samenwerking aan politietaken moet zijn gerelateerd? Als dit het geval is, kan dan bij rampenbestrijding toch effectief multidisciplinair worden opgetreden?

De heer Luchtenveld (VVD) vervangt de heer Van Schijndel, die in het buitenland verblijft. Hij meent dat de minister goed op weg is. Er moeten zeer technische stappen worden genomen. Hij vertrouwt erop dat de minister deze op een juiste manier begeleidt. De VVD is niet ontevreden over de resultaten tot nu toe, maar bepleit een zo spoedig mogelijke en zorgvuldige afhandeling. Er moeten targets worden gesteld, waaraan de partijen worden gehouden. De achilleshiel is de communicatie tussen de verschillende hulpdiensten bij een calamiteit. Oefenen, ook onaangekondigd, blijft van groot belang. Er moet een heldere commandostructuur zijn om bij een ramp direct te kunnen optreden. In de voortgangsrapportage ACIR wordt een multidisciplinaire adviescommissie voorgesteld, die men binnen de VTS wil plaatsen. Hij acht dat een gekunstelde oplossing.

C2000 maakt onderdeel uit van de Nederlandse vitale infrastructuur. Via IPO zijn C2000 en gms in het VTS gebracht. Hoe kan de minister zijn ministeriële verantwoordelijkheid voor de vitale infrastructuur ten aanzien van C2000 en gms voldoende borgen? Hij constateert nog een aantal fricties tussen VTS en het ACIR-rapport en verlangt dat hierin duidelijkheid wordt geschapen. Ten aanzien van de voortgangsrapportage beleidsplan crisisbeheersing bepleit hij dat niet alleen aangekondigde oefeningen worden gehouden, maar ook onverwachte tests. Is de minister daartoe bereid? Is hij ook op voorhand bereid tot maatregelen, wanneer daarbij nog knelpunten blijken te bestaan?

Er zijn vraagtekens gesteld bij de vakbekwaamheid en bereikbaarheid van de geneeskundige hulp bij ongevallen. Wanneer denkt de minister hierin verbetering te hebben gebracht? Zijn hiervoor targets gesteld? Welke sancties bestaan als deze niet worden gehaald? Hij verzoekt de minister in te gaan op waarschuwingen per sms en andere vormen van ruisvrije communicatie. In hoeverre kan een goede communicatie hiermee daadwerkelijk gestalte worden gegeven?

Antwoord van de minister

De minister verklaart over voortreffelijke medewerkers te beschikken voor het bewaken van de voortgang op dit terrein, waarop ontzettend veel in beweging is. Hij wijst op de afhankelijkheid van mede-overheden. Er is niet altijd sprake van medezeggenschap of een formele gezagsrelatie. De gemeenten en in toenemende mate de regio’s gaan in de eerste plaats over de brandweer, niet de minister van BZK. Gezien de aard van het terrein gelooft hij in processen van onderaf, niet in een sterke commandosturing uit Den Haag. Ook hij heeft wel eens het gevoel dat het sneller zou moeten kunnen, maar hij heeft er anderzijds begrip voor dat gemeenten er goed naar willen kijken. De veelheid van onderwerpen maakt de materie complex.

Ten aanzien van de veiligheidsregio is terdege sprake van goede voortgang. De discussie over Schiphol wordt al tien jaar gevoerd, ook in de ministerraad. Het probleem is niet eenvoudiger geworden. Een goede organisatie van de crisis- en rampenbeheersing staat vanzelfsprekend op de eerste plaats. Grenzen zijn aan elkaar gekoppeld, zoals de arrondissementsgrenzen van Justitie aan de politieregio en dus de veiligheidsregio. Ook de justitieketen moet dus goed worden georganiseerd. Probeer geen onevenredige schade toe te brengen. Er zijn zo’n vijf à zes modellen de revue gepasseerd. De minister van Justitie en hij dachten in december een relatief eenvoudige oplossing te hebben gevonden. In het bestuurlijk overleg bleek hiervoor geen draagvlak te bestaan. Binnen veertien dagen wordt hier in de boezem van het kabinet over gesproken. Hij hoopt dat de knoop dan wordt doorgehakt. De Kamer zal daarover terstond worden geïnformeerd.

De minister geeft aan welke scenario’s door het kabinet verkend worden: Amsterdam-Amstelland met een subvariant, Kennemerland met bijstand: de brandweerorganisatie in Kennemerland moet versterkt worden, een grenscorrectie met een subvariant, een lex specialis, maar hier is een grondwetswijziging noodzakelijk, en een aparte veiligheidsregio Schiphol. Aan een aparte veiligheidsregio kleven nadelen, omdat Schiphol afhankelijk wordt van interregionale bijstand van de brandweer en GHOR uit Amsterdam-Amstelland en de politie van de regio Kennemerland. Het uitgangspunt is dat een veiligheidsregio het golden hour aan moet kunnen. Ze is in dit geval afhankelijk van de bestuurlijke medewerking van Kennemerland en Amsterdam-Amstelland. Territoriale congruentie is het belangrijkste ijkpunt in de discussie.

De minister geeft aan dat het kabinet op basis van een inventariserende notitie over de varianten zal spreken. Hij hoopt dat op basis van dit overleg de knoop doorgehakt zal worden. Vervolgens zullen de regio’s geïnformeerd worden. In de brief aan de Tweede Kamer zal hij ingaan op de voor- en nadelen en vervolgens zal hij hier met de Kamer over spreken.

In de voortgangsrapportage staat dat drie knopen moeten worden doorgehakt: de doorzettingsmacht, de regionalisering en de ambulancezorg. In een brief van 7 maart 2006 heeft de minister de keuzen ten aanzien van de doorzettingsmacht aan de Kamer gemeld. De motie-Cornielje wordt voor een belangrijk deel uitgevoerd. Er wordt nog gesproken over de vertaling ervan in de wetgeving. Hij beoogt het wetsvoorstel voor de zomer van 2006 aan het kabinet voor te leggen, zodat het na de zomer aan de Kamer kan worden aangeboden. De aanvankelijke insteek van BZK dat iedereen in regionale dienst zou moeten komen, is losgelaten. Tot de hierover gemaakte afspraken, waarop strak wordt gestuurd, behoort dat de gemeenten ruimte krijgen tot 1 juli 2006. Er is dus geen sprake van een oekaze. Ook inhoudelijk wordt ruimte geboden voor regionaal maatwerk. Hij deelt de mening dat onvoldoende voortgang wordt geboekt niet. In dertien regio’s vordert het regionaliseringsproces gestaag en in zes andere worden voorbereidingen getroffen. De komende maanden zal hij het land in trekken over het thema middenbestuur. Hij is voornemens om de veiligheidsregio in die ronde op de agenda te zetten.

Het overleg met VNG is nog niet afgerond, zodat hij de heer Slob nog geen resultaten kan melden. Hij hoopt dat het wetsvoorstel Ambulancezorg zeer binnenkort door de Kamer zal worden behandeld. De VNG koestert nog aanvullende wensen ten aanzien van de publieke borging, maar hij constateert dat deze slepende discussie tot bestuurlijke verveling leidt. De motie-Slob wordt uitgevoerd, maar het kabinet heeft ook een eigen verantwoordelijkheid. Sommige regio’s zeggen behoefte te hebben aan ruimte, andere aan duidelijkheid. Hij probeert beide recht te doen. Er worden basisniveaus ontwikkeld. In de voortgangsrapportage is vermeld dat de brief hierover bij het CIP ter inzage is gelegd. Hij betwist dat de veiligheidsregio vooruitloopt op de reorganisatie bij de politie. Toen een aantal jaar geleden met de vorming van de veiligheidsregio werd begonnen, was er nog geen sprake van het rapport van de commissie-Leemhuis. Hij meent er wel in te zijn geslaagd om beide ontwikkelingen op een creatieve manier met elkaar te verbinden.

De crisisbestendigheidstoets beoogt het bewustzijn te bevorderen. Bezien wordt hoe deze toets het meest kansrijk kan zijn. De resultaten van dat onderzoek worden in de zomer van 2006 verwacht. Ten aanzien van de risicokaart ligt een voorstel tot wijziging van artikel 6a van de WRZO bij de Kamer. Op basis daarvan kan de minister eisen stellen aan de risicokaart. Het nationaal handboek Crisisbesluitvorming is aangepast op basis van wat in het beleidsplan met betrekking tot de verantwoordelijkheidstoedeling is gesteld. De actualiseringen betreffen voornamelijk de structuur op rijksniveau. De later te maken afspraken op regionaal niveau zullen later dit jaar worden ingevoegd. Recent zijn de afspraken met betrekking tot de crisisbeheersingsorganisatie bij een terroristische dreiging of aanslag vastgelegd. Ook deze afspraken worden in het nationaal handboek opgenomen. Het handboek zal aan de Kamer worden aangeboden vóór de eerstvolgende oefening op kabinetsniveau. Deze vindt plaats op 17 mei 2006. De Kamer heeft de oefenkalender ontvangen. Tweemaal per jaar vindt een oefening op het niveau van de ministers plaats en éénmaal per twee jaar een oefening van brandweerman tot en met ministers. In november 2007 staat een grote oefening gepland. Met de voorbereiding daarvan is begonnen. Hiermee is in de begroting rekening gehouden.

Via de mantelovereenkomst van BZK kunnen gemeenten op eigen kosten meeliften om waarschuwingssirenes te laten bijplaatsen. BZK neemt de kosten van het onderhoud tot 2017 op zich. Cell broadcasting is niet hetzelfde als sms. Via radiogolven wordt gebiedsgericht een bericht aan alle gsm’s in dat gebied gezonden. Er is dus sprake van maatwerk en de dienst is beschikbaar als het gsm-netwerk uitvalt. In de berichten wordt de overheid als afzender genoemd. Pilots lopen in Zoetermeer en sinds 15 maart 2006 in Zeeland. Vragen over eventueel commercieel gebruik zullen bij de brede invoering aan de orde komen. Hij kan de technologische mogelijkheden om overheidsberichten te filteren niet overzien. Op basis van de pilots zal hij nader ingaan op de potentie en onmogelijkheden van het systeem.

Hij veronderstelt dat mevrouw Van Heteren vooral is geïnteresseerd in de verdeling van Europese en nationale verantwoordelijkheden ten aanzien van de vitale infrastructuur. Hij zal daarop in een volgende voortgangsrapportage ingaan. Er is sprake van enkele Europese aspecten, maar het werk moet nationaal gebeuren. In het volgende voortgangsrapport zal hij ook ingaan op het raakvlak tussen publiek en privaat ten aanzien van de vitale infrastructuur.

Het is niet de bedoeling van ACIR om een nieuw informatiesysteem te bouwen, maar om bestaande systemen en bestaande gegevens beter te benutten. De ontsluiting van informatie wordt verbeterd door het maken en naleven van heldere afspraken. Het veld heeft de verantwoordelijkheid om tot landelijke standaarden te komen om effectiever en efficiënter informatie te kunnen uitwisselen. Met de instelling van de Raad voor de Multidisciplinaire Informatievoorziening Veiligheid (RMIV) is een landelijk overleg tot stand gebracht. Op 3 april wordt de intentieverklaring ondertekend. De minister is verantwoordelijk voor het opstellen van een beleidskader voor multidisciplinaire informatievoorziening. De informatiebasisvoorziening veiligheid is het beleidskader in ontwikkeling. De Kamer zal hierover worden geïnformeerd. De veiligheidspartners kunnen eenvoudig aansluiten bij de basisvoorziening veiligheid. De taskforce heeft de opdracht om samen met het veld tot landelijke standaarden ten aanzien van de informatiebehoefte en informatiearchitectuur te komen. Er wordt gedacht aan een aanpak met een primair regionale insteek. In enkele regio’s worden in de praktijk multidisciplinaire informatiestromen samengebracht. Deze hebben een voorbeeldfunctie voor andere regio’s. Op basis van de ervaringen in de regio’s moeten afspraken over de landelijke standaarden worden gemaakt. De identificatie van de quick wins bevindt zich in een afrondende fase. Vóór de zomer van 2006 zullen keuzen moeten worden gemaakt. Hij zal de definitieve lijst van quick wins aan de Kamer zenden en daarbij het implementatietraject aangeven. De ketenpartners van de politie die deel uitmaken van de RMIV kunnen producten en diensten afnemen die betrekking hebben op hun eigen informatievoorziening. Wat geen onderdeel uitmaakt van de veiligheidsregio valt onder het Europees aanbestedingsregime.

De noodwetten worden in het dagelijks jargon aangeduid als «oorlogsrecht». Het betreft bevoegdheden die direct ter beschikking komen zodra de normale bevoegdheden tekortschieten. Iedere minister heeft eigen noodbevoegdheden die op grond van de Coördinatiewet uitzonderingstoestanden bij algemene noodsituaties en in separate gevallen beschikbaar komen. De minister-president heeft zeer grote bevoegdheden. De wetgeving is aangepast in 1993 en is sindsdien nog niet toegepast. In het kader van de nieuwe wetgeving over crisisbeheersing wordt de huidige wetgeving zowel centraal als decentraal kritisch onder de loep genomen.

Nadere gedachtewisseling

De heer Haverkamp (CDA) juicht toe dat er een voornemen tot een kabinetsbesluit bestaat voor de veiligheidsregio Schiphol. Hij hecht aan een eigenstandige veiligheidsregio Schiphol. Hij meent dat de bezwaren die de minister heeft genoemd, overkomelijk zijn. Hij constateert dat de regio’s ruimere vrijheid hebben dan uit de tekst van de brieven naar voren zou kunnen komen. Onbeantwoord zijn zijn vragen naar de brief van de ministers van Defensie en van BZK en naar de concurrentiepositie van het Nederlandse bedrijfsleven ten aanzien van eventuele verzekeringen tegen calamiteiten.

Mevrouw Van Heteren (PvdA) is benieuwd naar het kabinetsbesluit over de veiligheidsregio Schiphol en houdt haar voorstel daarover aan. Zij juicht toe dat de verschillende trajecten van crisisbeheersing en veiligheidsregio samen worden besproken gezien de vele verbanden. De trajecten lopen niet altijd parallel en staan soms zelfs haaks op elkaar. Door dit naast elkaar zichtbaar te maken, kan hieraan worden gewerkt.

De heer Irrgang (SP) juicht toe dat er binnen veertien dagen een besluit komt over Schiphol. De minister is niet ingegaan op zijn vragen naar een reactie op de opmerkingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid en een streefdatum voor het treffen van de regeling voor een tegemoetkoming bij rampen.

De heer Slob (ChristenUnie) beluistert dat de minister het met de Kamer eens is dat de voortgang soms wel iets sneller zou mogen. Hij gaat ervan uit dat de Kamer rond 1 juli nader over de voortgang zal worden geïnformeerd. Duidelijkheid in het veld is van groot belang. Hij hoopt daarom dat het wetgevingstraject voortvarend ter hand zal worden genomen. Een en ander hangt al erg lang boven de markt. Het wordt tijd dat de knopen worden doorgehakt. Hij hoopt snel duidelijkheid te krijgen over het kabinetsstandpunt over Schiphol.

De heer Luchtenveld (VVD) constateert dat zijn vraag over de ministeriële verantwoordelijkheid voor de borging van C2000 en gms binnen de vitale infrastructuur is blijven liggen. Hij verzoekt de minister de datum van de oefening op 17 mei te heroverwegen in verband met de derde woensdag in mei: gehaktdag.

De minister zegt het laatste toe. Hij erkent dat de brief van hemzelf en zijn collega van Defensie eerder aan de Kamer was toegezegd. Deze is gereed, maar het kabinet wil de Voorjaarsnota afwachten, gezien de financiële consequenties die eraan kleven. Er is sprake van een Wet tegemoetkoming schade (Wts) als vangnetregeling voor een financiële vergoeding bij rampen. De commissie-Borghouts hield zich bezig met de verzekerbaarheid. Het kabinetsstandpunt over de bevindingen van deze commissie zal voor de zomer aan de Kamer worden gezonden. Hij zal de Kamer een reactie zenden op de opmerkingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid. Bij VROM en VWS loopt een specifiek traject ten aanzien van de veiligheid op Schiphol. Hij zegt toe de Kamer rond 1 juli of zo kort mogelijk daarna te zullen informeren over de verdere voortgang van de veiligheidsregio’s. Over C2000 en gms zendt hij steeds aparte berichten aan de Kamer. Binnenkort volgt het voortgangsbericht met de situatie per 1 april. In de rapportage is de borging van het systeem een belangrijk thema. Er wordt in eerste instantie gedacht aan een voorziening tot samenwerking.

De Kamer incasseert te gemakkelijk een toezegging dat binnen veertien dagen een kabinetsstandpunt zal zijn ingenomen over de veiligheidsregio Schiphol. De minister wijst erop te hebben gezegd dat er over veertien dagen in het kabinet over zal worden overlegd. Als dit tot een besluit leidt, moet het eerst bestuurlijk worden gecommuniceerd. Daarna zal de Kamer over de gemaakte keuze worden geïnformeerd. Degenen die een zelfstandige veiligheidsregio bepleiten, voegt hij toe geen standpunt aan de Kamer te zullen zenden, als hij niet de overtuiging heeft dat het vanuit het oogpunt van rampenbestrijding en crisisbeheersing goed is geregeld. Daarvoor wil hij geen verantwoordelijkheid dragen. De Kamer zal binnen een maand vernemen waartoe het kabinetsberaad heeft geleid.

Toezeggingen

De voorzitter vat samen dat de minister de volgende toezeggingen heeft gedaan.

1. Over twee weken spreekt het kabinet over de bestuurlijke verantwoordelijkheden rampenbestrijding op Schiphol. Daarna zal de minister de regio en vervolgens de Kamer informeren. Hij zal dat binnen één maand doen.

2. Het Nationaal handboek crisisbesluitvorming zal voor 17 mei aan de Kamer worden aangeboden.

De datum van de op 17 mei geplande oefening zal vanwege gehaktdag in de Kamer worden gecheckt.

3. De Kamer zal worden geïnformeerd over de resultaten van de pilots met de cell broadcasting.

4. In de volgende reguliere voortgangsrapportage over de vitale infrastructuur zal expliciet aandacht worden besteed aan enerzijds de bevoegdheidsverdeling nationaal/Europees en anderzijds de scheiding tussen publieke en private organisaties.

5. De definitieve lijst van quick wins zal worden voorzien van implementatietermijnen en ijkpunten, zodat de Kamer deze concreet kan beoordelen en volgen.

6. De brief van de ministers van BZK en van Defensie over de civiel-militaire samenwerking zal na de besluitvorming in het kabinet over de Voorjaarsnota aan de Kamer worden gezonden.

7. De minister zal zo snel mogelijk een reactie op de opmerkingen van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid aan de Kamer doen toekomen.

De voorzitter van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Noorman-den Uyl

Adjunct-griffier van de vaste commissie voor Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties,

Franke


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Kalsbeek (PvdA), Van Heemst (PvdA), Noorman-den Uyl (PvdA), voorzitter, Vos (GroenLinks), Van Beek (VVD), ondervoorzitter, Van der Staaij (SGP), Luchtenveld (VVD), Wilders (Groep Wilders), De Pater-van der Meer (CDA), Duyvendak (GroenLinks), Spies (CDA), Eerdmans (LPF), Sterk (CDA), Van der Ham (D66), Algra (CDA), Haverkamp (CDA), Van Fessem (CDA), Smilde (CDA), Straub (PvdA), Nawijn (LPF), Boelhouwer (PvdA), Dubbelboer (PvdA), Van Schijndel (VVD), Irrgang (SP) en Meijer (PvdA).

Plv. leden: Klaas de Vries (PvdA), Dijsselbloem (PvdA), Fierens (PvdA), Halsema (GroenLinks), Weekers (VVD), Slob (ChristenUnie), Hirsi Ali (VVD), Szabó (VVD), Rambocus (CDA), Van Gent (GroenLinks), Çörüz (CDA), Van As (LPF), Van Haersma Buma (CDA), Koşer Kaya (D66), Eski (CDA), Knops (CDA), Van Bochove (CDA), Van Hijum (CDA), Hamer (PvdA), Hermans (LPF), Leerdam (PvdA), Wolfsen (PvdA), Van der Sande (VVD), Kant (SP), Balemans (VVD) en De Wit (SP).

Naar boven