Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juli 2016
In uw brief van 10 juni jl. verzoekt u mij de voortgang aan te geven van de uitvoering
van de motie van de leden Tellegen en Kooiman over de Nationale Reddingsvloot (Kamerstuk
30 821, nr. 31). Met deze brief geef ik hier invulling aan.
De afgelopen maanden heeft mijn ministerie, mede op verzoek van uw Kamer, intensief
contact onderhouden met het Veiligheidsberaad om tot afspraken te komen over de bijdrage
die Reddingsbrigade Nederland kan leveren ten behoeve van de waterhulpverleningstaak
van de veiligheidsregio’s bij rampen en crises en de financiering hiervan. De gemaakte
afspraken zijn vastgelegd in bijgevoegde brieven van 9, 16 en 30 juni 20161.
Per brief van 30 juni jl. bevestigt het Veiligheidsberaad dat de veiligheidsregio’s
wettelijk gezien verantwoordelijk zijn voor de waterhulpverlening bij rampen en crises.
De wijze waarop zij hier invulling aan geven, behoort tot de verantwoordelijkheid
van de veiligheidsregio. Het is aan de individuele veiligheidsregio om op basis van
het regionale risicoprofiel hierover, indien nodig, afspraken te maken met samenwerkingspartners.
Dit kan de Reddingsbrigade Nederland zijn, maar ook Defensie, de Koninklijke Nederlandse
Redding Maatschappij of andere (internationale) partners.
In het overleg dat ik op 26 mei jl. met het Dagelijks Bestuur van het Veiligheidsberaad
heb gehad, heb ik mijn teleurstelling uitgesproken over het uitblijven van afspraken
tussen de veiligheidsregio’s en Reddingsbrigade Nederland. Inmiddels heeft het Veiligheidsberaad
de Raad Directeuren Veiligheidsregio (RDVR) verzocht onderzoek te doen naar de wijze
waarop de waterhulpverlening binnen de veiligheidsregio’s georganiseerd is, of de
regio’s hierin een aanvullende behoefte hebben (ten aanzien van bijstand van waterhulpverleners)
en zo ja, welke. Het Veiligheidsberaad heeft toegezegd om Reddingsbrigade Nederland,
net als andere samenwerkingspartners, te betrekken bij het onderzoek. De resultaten
van het onderzoek worden begin 2017 verwacht. Na bespreking in het Veiligheidsberaad
worden de voorzitter van Reddingsbrigade Nederland en ik geïnformeerd over de uitkomsten
hiervan.
Het Veiligheidsberaad zet hiermee de benodigde stappen om helderheid te verschaffen
over de wijze waarop regio's invulling geven aan hun verantwoordelijkheid ten aanzien
van waterhulpverlening bij rampen en crises en de rol die zij daarbij per regio weggelegd
ziet voor samenwerkingspartners, waaronder Reddingsbrigade Nederland, inclusief bijbehorende
financiering. Ik heb mij daarom bereid verklaard nog eenmalig € 500.000 beschikbaar
te stellen ten behoeve van cofinanciering van de activiteiten van Reddingsbrigade
Nederland voor de veiligheidsregio’s in 2017. Het Veiligheidsberaad stelt eenzelfde
bedrag à € 500.000 beschikbaar.
Bijgaand treft u een afschrift aan van de brief die ik heb gestuurd aan de voorzitter
van Reddingsbrigade Nederland om hem te informeren over de door mij gemaakte afspraken
met het Veiligheidsberaad2. Daarin heb ik Reddingsbrigade Nederland ook verzocht om medewerking te verlenen
aan het onderzoek van het Veiligheidsberaad.
De komende maanden zal ik het geschetste proces volgen. Ik verwacht u in het eerste
kwartaal van 2017 te kunnen informeren over de uitkomsten van het onderzoek van het
Veiligheidsberaad.
De Minister van Veiligheid en Justitie, G.A. van der Steur