Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29515 nr. 93 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum brief |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2004-2005 | 29515 nr. 93 |
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 9 september 2005
Bij brief van 23 juni 2005, (29 515, nr. 84), heb ik U het Advies van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen, getiteld «Eenvoudig Vergunnen» toegezonden. In dat Advies heeft de Taskforce een tiental inhoudelijke voorstellen gedaan, die naar zijn oordeel nog in deze kabinetsperiode dienen te worden uitgevoerd.
Het kabinet heeft besloten het stimulerende Advies van de Taskforce op hoofdlijnen over te nemen. De bij deze brief gevoegde Kabinetsreactie geeft aan hoe het kabinet de verdere acties ter vermindering van de vergunninglast en verbetering van de vergunningverlening ter hand neemt.
Kabinetsreactie op het Advies van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen
INHOUD | ||
SAMENVATTING | 3 | |
Aanleiding | 3 | |
Advies van de taskforce | 3 | |
Hoofdlijn kabinetsreactie | 3 | |
Project vereenvoudiging vergunningen | 4 | |
Projectorganisatie | 4 | |
Acties | 5 | |
INLEIDING | 8 | |
Aanleiding | 8 | |
Advies van de taskforce | 8 | |
KABINETSREACTIE | 10 | |
Algemeen | 10 | |
Project vereenvoudiging vergunningen | 11 | |
Acties | 13 | |
1. | Herbeoordeling van de bestaande vergunningen op basis van rijksregelingen | 13 |
2. | Herbeoordeling van de bestaande decentrale vergunningen | 14 |
3. | Voorrang voor bepaalde sectoren en situaties | 15 |
4. | Uitwerken concernbenadering | 15 |
5. | Vergroten professionaliteit | 16 |
6. | Lex silencio | 17 |
7. | Financiële prikkels tegen termijnoverschrijding | 18 |
8. | Rechtvaardiger kostentoedeling | 18 |
9. | Schadevergoeding | 20 |
10. | Prioriteiten ict | 20 |
11. | Habitat vergunningen | 21 |
Tijdelijke projectorganisatie | 21 | |
Actieschema | 23 | |
Bijlage | ||
Samenvatting van het advies van de taskforce vereenvoudiging vergunningen | 24 |
Verbetering van de voorwaarden waaronder het bedrijfsleven zich kan ontwikkelen is belangrijk voor het herstel van de economische ontwikkeling. Met het oog daarop heeft het kabinet een aantal grote projecten in uitvoering genomen, zoals de herijkingsoperaties bij ministeries en projecten als «Andere Overheid» en «Administratieve Lasten». Daarnaast is besloten om ook op het vlak van vergunningverlening na te gaan hoe concrete substantiële resultaten kunnen worden bereikt.
In september 2004 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken aan de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen onder voorzitterschap van drs. A Kraaijeveld opdracht gegeven om voor de economisch relevante vergunningsprocedures taakstellende voorstellen ter verbetering te ontwikkelen. Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is de opdracht uitgebreid met de «toetsen» uit hoofde van de belangen rond natuur en landschap.
Op 15 juni 2005 heeft de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen tien voorstellen gedaan ter verbetering van de vergunningverlening aan het bedrijfsleven, die nog in deze kabinetsperiode dienen te worden uitgevoerd. Voor de uitvoering acht de Taskforce een tijdelijke project-organisatie nodig.
De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft het advies bij brief van 23 juni 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden1.
Het kabinet zet zich in voor een sterke economie, een slagvaardige overheid, een betere democratie en een veilige samenleving. Daartoe voert het een beleid gericht op o.m. het herstel van de concurrentiekracht van Nederland, vermindering van de regelzucht en bureaucratie en versterking van de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving. Gekozen is voor een fundamentele benadering, die leidt tot een zodanige verdeling van verantwoordelijkheden dat burgers en bedrijven in de gelegenheid worden gesteld hun problemen waar mogelijk zelf op te lossen.
De opdracht aan de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen is deel van die fundamentele aanpak. Het advies van de Taskforce laat op overtuigende wijze zien dat er, ondanks de reeds genomen initiatieven, nog veel te verbeteren valt. Het kabinet deelt die overtuiging en stemt in met de hoofdlijnen van de aanbevelingen.
Uitgangspunt voor het kabinet is dat vergunningverlening een onmisbaar en effectief middel voor de overheid is om via voorafgaande toetsing van mogelijk risicovolle maatschappelijke activiteiten op efficiënte wijze publieke belangen te beschermen.
De vergunning dient een doeltreffend en evenredig middel te zijn. Als de bescherming van de publieke belangen kan worden gerealiseerd zonder voorafgaande individuele toetsing is er geen reden voor het hanteren van een vergunning.
Vergunningverlening dient efficiënt plaats te vinden door professionele, voor hun taak berekende overheidsorganisaties. Burger en bedrijf moeten kunnen rekenen op tijdige beslissingen, die in een transparant proces tot stand komen. Zo veel mogelijk dient de vergunningvrager alle voor een plan vereiste toestemmingen in één procedure te kunnen verkrijgen. De vergunningvrager staat daarbij centraal. Hij ondervindt zo weinig mogelijk hinder van de verdeling van verantwoordelijkheden over diverse organen. De kosten van de vergunningverlening dienen voor alle partijen zo laag mogelijk te worden gehouden.
Project Vereenvoudiging Vergunningen
Deze zienswijze kan worden getypeerd door een Streefbeeld, dat uitgangspunt voor actie is. Op basis van de voorstellen van de Taskforce bouwt het kabinet de bestaande initiatieven uit tot een systematische aanpak via uitvoering van een Project Vereenvoudiging Vergunningen, dat binnen deze kabinetsperiode wordt afgerond.
Naar zijn aard is het een ambitieus project, dat een aanzienlijke vermindering van de vergunninglast moet opleveren. Binnen een relatief korte periode worden alle bestaande vergunningstelsels getoetst op nut en noodzaak. Op basis daarvan wordt besloten of en zo ja in welke vorm een vergunningstelsel blijft bestaan. Daarnaast worden acties uitgevoerd ter verbetering van het proces van vergunningverlening.
Het dient ook een realistisch project te zijn. Vergunningverlening blijft zonder twijfel een bijzonder belangrijk instrument voor de overheid om risico's voor publieke doelen uit te bannen.
Voor het welslagen van het project is actieve participatie nodig van gemeenten, provincies en waterschappen. Het kabinet kiest daarom voor deelname van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen in de besturing van de uitvoering van het project. Voor de uitvoering van deelprojecten wordt de samenwerking gezocht met besturen van decentrale overheidsorganisaties. In het Overhedenoverleg en specifiek overleg op bepaalde terreinen worden de nodige afspraken gemaakt.
De koepels van ondernemersorganisaties hebben in reactie op het Advies van de Taskforce gepleit voor een volledig publiek-private aanpak van het project. Zij hebben toegezegd een wezenlijke bijdrage te leveren aan de uitvoering daarvan.
Het kabinet beschouwt deelname van ondernemers en hun organisaties als een waardevolle toevoeging. Een volledig publiek-private opzet ligt evenwel niet voor de hand. De belangrijkste reden daarvoor is het verschil in verantwoordelijkheid voor de resultaten van het project tussen enerzijds de ondernemers en hun organisaties en anderzijds de bewindspersonen.
Het kabinet kiest wel voor deelname van VNO-NCW, MKB Nederland en LTO-Nederland in de besturing van het project. Bij uitvoering van verschillende deelprojecten worden ondernemers of hun organisaties intensief betrokken.
De politiek-bestuurlijke agenda van het project wordt bepaald door een ministeriële stuurgroep onder leiding van de Minister President. De bewindspersonen die het meest betrokken zijn bij de vergunningverlening aan het bedrijfsleven maken daarvan deel uit. De voorzitter van de Taskforce, drs. A. Kraaijeveld treedt als adviserend lid op.
Coördinerend bewindspersoon is de Staatssecretaris van Economische Zaken. Zij treedt ook op als opdrachtgever voor de tijdelijke projectorganisatie, die voor de uitvoering van het project wordt ingericht. Zij wordt bijgestaan door een gemengde stuurgroep op hoog niveau. Daarin participeren ook de vertegenwoordigers van de organisaties van provincies, gemeenten, waterschappen en ondernemers.
De uitvoering van het project wordt georganiseerd en gecoördineerd door een tijdelijke projectdirectie, die bij het ministerie van Economische Zaken wordt ondergebracht. Het overgrote deel van de acties wordt uitgevoerd door de ministeries en de gemeenten, provincies en waterschappen, die aan het project bijdragen. De voor een bepaald terrein verantwoordelijke bestuurder is verantwoordelijk voor de conclusies die m.b.t. zijn beleidsterrein worden getrokken.
Het project start op 1 oktober 2005 en wordt in beginsel uiterlijk eind 2006 afgerond. Verlenging is mogelijk als dat voor de afronding van bepaalde acties nodig is. Begin november 2005 wordt het werkplan vastgesteld. Over de voortgang van het project wordt in het kader van de begrotingscyclus periodiek verslag gedaan.
De belangrijkste acties in het kader van het Project Vereenvoudiging Vergunningen zijn:
Vermindering van de vergunninglast
1. Herbeoordeling van de bestaande vergunningen op basis van rijksregelingen
Uiterlijk 1 mei 2006 worden alle bestaande vergunningen op basis van rijksregelingen getoetst aan het Toetsingskader Vergunningen. Voor vergunningstelsels die recent zijn doorgelicht volstaat in eerste aanleg een «marginale» beoordeling.
Naar verwachting gaat de toetsing bij tal van stelsels leiden tot de conclusie dat zij dienen te worden afgeschaft, in algemene regels te worden omgezet of inhoudelijk te worden gewijzigd. De daarvoor nodige concrete acties m.b.t. individuele vergunningstelsels worden onverwijld ter hand genomen. De doorlooptijd van die vervolgacties hangt in hoge mate af van de aard van de aan te brengen veranderingen. Als daarvoor wetswijziging nodig is kan met realisatie van de verbetering geruime tijd gemoeid zijn.
2. Herbeoordeling van de bestaande decentrale vergunningen
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten gaat bij de herbeoordeling van de modelverordeningen gebruik maken van het Toetsingskader Vergunningen.
Aan de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen wordt (vervolgens) gevraagd zich een nader oordeel te vormen over de wijze waarop zij gebruik maken van het instrument vergunning. Doel daarvan is hen waar gewenst aan te sporen maatregelen ter vermindering van de vergunninglast te nemen.
In het samenspel met groepen van gemeenten zoals de G31 wordt gestreefd naar afsprakenkaders voor diverse aspecten van regeldruk.
3. Voorrang voor bepaalde sectoren
De toetsing wordt bij voorrang uitgevoerd voor de vergunningen die in bepaalde sectoren of situaties relevant zijn. De keuze wordt in overleg met de ondernemersorganisaties bepaald. Gedacht wordt aan een vijftal deelprojecten voor sectoren als horeca, bouw, detailhandel en grote chemische bedrijven en situaties als de realisatie van grote infrastructuurprojecten.
4. Uitwerken van de «concernbenadering»
Het voorstel voor een «concernvergunning» voor ondernemers die met zeer veel vergunningverleners en toezichthouders te maken hebben wordt verder onderzocht. In eerste instantie worden twee «pilots» uitgevoerd voor respectievelijk de NV Gasunie en de NV Corus Nederland. In beide pilots gaat het er om de concernbenadering in praktische oplossingen om te zetten. De onderneming en de vergunningverleners werken dat samen uit. Na afronding van deze pilots wordt bezien op welke wijze uitwerking op nationale schaal mogelijk is.
Verbetering van de vergunningverlening
5. Vergroten professionaliteit
Het kabinet gaat aan het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voorstellen om op twee terreinen gezamenlijk «shared services» te ontwikkelen. Dit jaar kunnen de eerste afspraken hierover worden gemaakt.
Bij eenvoudiger vergunningen met vaste voorwaarden kan het mechanisme van fictieve positieve beslissingen bij fatale termijnen («Silencio positivo») worden doorgevoerd. Daarbij moet worden voldaan aan de eis dat daardoor geen maatschappelijke risico's ontstaan, de rechten van derden niet worden geraakt en duidelijk is welke rechten en plichten de vergunningverkrijger heeft.
Het kabinet gaat in het kader van dit project systematisch na voor welke vergunningen tot introductie van de «silencio positivo» kan worden besloten. Met deze actie geeft het kabinet uitvoering aan de motie die de leden van de Tweede Kamer Verburg en Bakker hebben voorgesteld in het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen 2004
7. Financiële prikkels tegen termijnoverschrijding
Het kabinet houdt vast aan zijn voornemen tot aanvulling van de Algemene Wet Bestuursrecht met een regeling voor direct beroep bij niet tijdig beslissen. (TK, 2004–2005, 29 279, nr. 21). Het voorstel van de Taskforce voor creatie van een algemene financiële «sanctie» bij termijnoverschrijding wordt niet overgenomen.
8. Rechtvaardiger kostentoedeling
Het kabinet ziet vooralsnog geen aanleiding het pleidooi van de ondernemersorganisaties inzake afschaffing van de legesheffing over te nemen. Onderzoek moet een beeld geven van de mate waarin de financiering van overheidsorganisaties afhangt van legesheffing. Ook wordt nagegaan welke effecten afschaffing van leges (zoals de milieuleges) heeft gehad op het vergunningenbeleid.
Met de Taskforce meent het kabinet dat er over de toerekening van kosten volledige transparantie dient te zijn. Het kabinet acht kruissubsidiëring tussen verschillende overheidsproducten (zoals vergunningen) ongewenst. Het kabinet zal in dit project onderzoeken of er maatregelen nodig zijn. Daartoe wordt in beeld gebracht in welke mate kruissubsidiëring voorkomt en tot welke effecten dat leidt.
Het kabinet wacht het resultaat af van het werk van een studiegroep onder leiding van Prof. Scheltema alvorens een oordeel te geven over de vraag of er maatregelen nodig zijn om verhaal van geleden schade als gevolg van te late beslissingen beter mogelijk te maken.
In overleg met de ondernemersorganisaties wordt in het kader van de «Elektronische Overheid» vastgesteld voor welke stelsels bij voorrang elektronische vergunningverlening mogelijk wordt gemaakt.
Het kabinet zal alle middelen benutten om te voorkomen dat ondernemers kosten moeten maken voor het verzamelen van gegevens ten behoeve van habitatvergunningen, waarover de overheid reeds uit anderen hoofde beschikt.
De Nederlandse economie is nog onvoldoende in staat om te profiteren van het herstel van de wereldeconomie. Dit onvermogen is niet alleen conjunctureel van aard, maar weerspiegelt ook een structurele zwakte. Het ondernemingsklimaat is in de afgelopen jaren minder aantrekkelijk geworden. Het ontbreekt aan vitaliteit en flexibiliteit.
Dit is voor het kabinet een krachtige stimulans om de voorwaarden te verbeteren waaronder het bedrijfsleven zich kan ontwikkelen. Tal van projecten als Administratieve Lasten en Andere Overheid en acties ter herijking van de regelgeving zijn gestart en leveren belangrijke gunstige impulsen op.
De vergunning is een belangrijk instrument om publieke belangen te beschermen1. Het biedt de overheid de mogelijkheid om waar nodig risicovolle maatschappelijke activiteiten aan voorafgaande beoordeling te onderwerpen.
Voor het bedrijfsleven leveren de vergunningenprocedures evenwel nadelen op. Hoge (administratieve) lasten, lange doorlooptijden en onvoldoende samenhang vormen de directe aanleiding voor nadere beschouwing. Het is de vraag of er niet veel meer vergunningstelsels zijn dan nuttig en nodig is.
Daarom heeft het kabinet besloten een project te starten, dat tot concrete substantiële verbeteringen moet leiden. In september 2004 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen onder voorzitterschap van drs. A. Kraaijeveld opdracht gegeven om voor de economisch relevante vergunningsprocedures taakstellende voorstellen ter verbetering te ontwikkelen. Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit is daaraan een gelijksoortige opdracht met betrekking tot de «toetsen» uit hoofde van de belangen rond natuur en landschap toegevoegd.
Op 15 juni 2005 heeft de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen zijn advies «Eenvoudig vergunnen» aangeboden. Dat advies bevat tien voorstellen die naar zijn oordeel nog in deze kabinetsperiode dienen te worden uitgevoerd. Hij bepleit daarvoor een tijdelijke project-organisatie in het leven te roepen.
De Staatssecretaris van Economische Zaken heeft het advies bij brief van 23 juni 2005 aan de Tweede Kamer aangeboden2.
De Taskforce heeft ter vergroting van het draagvlak voor zijn voorstellen een open werkwijze gevolgd. Via een Klankbord van Ondernemers zijn de ervaringen en inzichten van ondernemers ingebracht en de conceptvoorstellen getoetst. In Rondetafelconferenties met mensen uit de kringen van ondernemers, wetenschap, politiek en bestuur is de betekenis van een aantal opties ter verbetering van de vergunningverlening besproken. De Taskforce heeft de tussentijdse resultaten van zijn werk gepubliceerd. Het rapport van een onderzoek naar de werking van de (spaanse) «Lex Silencio» is in maart 2005 aangeboden aan de Staatssecretaris van Economische Zaken, die het ter kennis van de Tweede Kamer heeft gebracht.
De Taskforce typeert de vergunning als een effectief middel voor de overheid om via voorafgaande toetsing van mogelijk risicovolle maatschappelijke activiteiten op efficiënte wijze publieke belangen te beschermen. De vergunning is echter een zwaar middel, dat niet hoeft te worden gebruikt als het publieke belang met eenvoudiger middelen kan worden bereikt.
De Taskforce bevestigt dat het bedrijfsleven te maken heeft met te veel vergunningprocedures, die te lange doorlooptijden kennen, onvoldoende op elkaar zijn afgestemd en tot hoge (administratieve) lasten leiden. Hij signaleert dat de aandacht voor die ongunstige effecten recent sterk is toegenomen. Veel overheidsorganisaties onderkennen de urgentie en zijn aan de slag gegaan om verbeteringen tot stand te brengen. Maar er kan meer én het kan sneller.
Ter vergroting van de economische dynamiek en de versterking van de (internationale) concurrentiepositie van het bedrijfsleven bepleit de Taskforce uitvoering van een groot project waarin alle overheidsorganisaties systematisch bijdragen aan
• vermindering van de vergunninglast door waar mogelijk vergunningen af te schaffen en de kosten van de vergunningvrager te verlagen
• verbetering van de vergunningverlening door het serviceniveau van de overheid te verbeteren, de toepassing van ICT te vergroten, snelle en tijdige beslissingen te bevorderen en de ondernemer centraal te stellen.
De taakstellende voorstellen van de Taskforce kunnen als volgt worden getypeerd:
1. toets alle vergunningstelsel op nut en noodzaak
2. verlaag de kosten voor de vergunningvrager
3. voer stevige prikkels in ter voorkoming van termijnoverschrijding
4. pas de silencio positivo vaker toe
5. stimuleer concentratie van taken bij professionele organisaties
6. vereenvoudig complexe vergunningsituaties
7. maak maatwerk van de kostendoorberekening
8. versterk de toepassing van ICT bij vergunningverlening
9. maak vaker gebruik van certificatie
10. verlicht de last van de «habitat» toetsen
De samenvatting van het Advies van de Taskforce is als bijlage bij deze kabinetsreactie gevoegd.
De Taskforce signaleert dat in de discussies over vergunningverlening de aandacht is gevestigd op de kosten die voortvloeien uit de naleving van de regels én op de effecten van de handelwijze van degenen die toezien op de naleving van de voorschriften. De Taskforce rekende het niet tot zijn taak daarover voorstellen te ontwikkelen. Wel bepleit hij om op het terrein van de handhaving te bezien welke verbeteringen mogelijk zijn.
Het kabinet zet zich in voor een sterke economie, een slagvaardige overheid, een betere democratie en een veilige samenleving. Daartoe voert het een beleid gericht op o.m. het herstel van de concurrentiekracht van Nederland, vermindering van de regelzucht en bureaucratie en versterking van de verantwoordelijkheid en zeggenschap van burgers en samenleving.
Gekozen is voor een fundamentele benadering, die leidt tot een zodanige verdeling van verantwoordelijkheden dat burgers en bedrijven in de gelegenheid worden gesteld hun problemen waar mogelijk zelf op te lossen. Op tal van terreinen heeft het kabinet daartoe de nodige initiatieven genomen. Goede voorbeelden daarvan zijn de herijkingsoperaties van verschillende departementen en projecten als «Andere Overheid» en «Administratieve Lasten».
De opdracht aan de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen is deel van die fundamentele aanpak. Het advies van de Taskforce laat op overtuigende wijze zien dat er, ondanks de reeds genomen initiatieven, aan de vergunningverlening nog veel te verbeteren valt. Het kabinet deelt die overtuiging en stemt in met de hoofdlijnen van de aanbevelingen.
Uitgangspunt voor het kabinet is dat vergunningverlening een onmisbaar en effectief middel voor de overheid is om via voorafgaande toetsing van mogelijk risicovolle maatschappelijke activiteiten op efficiënte wijze publieke belangen te beschermen.
De vergunning dient een doeltreffend en evenredig middel te zijn. Als de bescherming van de publieke belangen kan worden gerealiseerd zonder voorafgaande individuele toetsing is er geen reden voor het hanteren van een vergunning.
De vergunningverlening dient efficiënt plaats te vinden door professionele, voor hun taak berekende overheidsorganisaties. Burger en bedrijf moeten kunnen rekenen op tijdige beslissingen, die in een transparant proces tot stand komen. Zo veel mogelijk dient de vergunningvrager alle voor een plan vereiste toestemmingen in één procedure te kunnen verkrijgen. De vergunningvrager staat daarbij centraal. Hij ondervindt zo weinig mogelijk hinder van de verdeling van verantwoordelijkheden over diverse organen. De kosten van de vergunningverlening dienen voor alle partijen zo laag mogelijk te worden gehouden.
Het navolgende Streefbeeld typeert de gewenste verhoudingen tussen vergunningvrager en overheid. Het is naar zijn aard een ideaalbeeld, maar wel een dat goed aansluit op de wijze waarop over die verhouding wordt gedacht. Het voldoet ook aan de eisen, die de toekomstige EU Richtlijn Diensten gaat stellen aan de vergunningverlening in de lidstaten van de Europese Unie.
Idealiter verkrijgt een ondernemer of burger op gemakkelijke wijze alle voor de realisatie van zijn plannen relevante informatie over de maatschappelijke randvoorwaarden en mogelijkheden. Hij kan daardoor snel zien of hij zijn plannen kan uitvoeren en of daarbij sprake is van voorafgaande toetsing (vergunningverlening).
Hij kan te rade gaan bij een «accountmanager» die hem aangeeft welke informatie de overheid nodig heeft en welke kosten met de aanvraag zijn gemoeid. De «accountmanager» houdt hem op de hoogte houdt van het verloop van de procedure.
Hij levert de aanvraag met alle vereiste informatie op één plaats aan en ontvangt binnen de daarvoor geldende termijn zoveel mogelijk één integrale beslissing. Het is dan duidelijk welke verplichtingen hij heeft en hoe de overheid op de naleving van de voorschriften zal toezien.
Project Vereenvoudiging Vergunningen
Uitgangspunt van het kabinetsbeleid is dit streefbeeld zo spoedig mogelijk te bereiken. Ministeries, gemeenten, provincies en waterschappen hebben meer recent tal van initiatieven genomen om verbeteringen in de vergunningverlening tot stand te brengen. Het kabinet meent dat het gewenst is die initiatieven uit te bouwen en te verbreden tot een systematische aanpak op basis van de voorstellen van de Taskforce.
Daartoe wordt een Project Vereenvoudiging Vergunningen in uitvoering genomen, dat binnen deze kabinetsperiode wordt afgerond. Deze kabinetsreactie beschrijft de belangrijkste acties en geeft een verantwoording van de wijze waarop de afzonderlijke voorstellen van de Taskforce worden verwerkt.
Naar zijn aard is het een ambitieus project. Binnen een relatief korte periode worden alle bestaande vergunningstelsels getoetst op nut en noodzaak aan de hand van het door de Taskforce ontwikkelde Toetsingskader Vergunningen. Op basis daarvan wordt besloten of en zo ja in welke vorm een vergunningstelsel blijft bestaan.
Daarnaast worden acties uitgevoerd ter verbetering van het proces van vergunningverlening. Het kabinet verwacht daarmee na verloop van tijd een aanzienlijke vermindering van de vergunninglast te bereiken1.
Het dient ook een realistisch project te zijn. Vergunningverlening blijft zonder twijfel een bijzonder belangrijk instrument voor de overheid om risico's voor publieke doelen uit te bannen.
Samenwerking met decentrale overheden
Op het vlak van vergunningverlening hebben veel ondernemers vooral te maken met gemeenten, provincies en waterschappen. Op basis van eigen (autonome) bevoegdheden én als uitvoerder van rijksregelingen bepalen zij voor veel ondernemers het gezicht van de overheid.
In veel decentrale overheidsorganen is verbetering van de vergunningverlening een belangrijk thema. De bestuurders hebben een beeld van de gewenste situatie, dat sterk lijkt op het geschetste streefbeeld. Zo zijn zij bezig met een herbeoordeling van vergunningen op nut en noodzaak, met het aanstellen van «accountmanagers» die het bedrijfsleven bijstaan bij vergunningverlening, met het mogelijk maken van vergunningverlening langs electronische weg en met het introduceren van prikkels voor tijdige besluitvorming. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten gaat zijn modelverordeningen doorlichten om vereenvoudigingen te realiseren.
Al deze acties dragen bij aan de realisatie van het streefbeeld en passen in afspraken in het kader van de Code Interbestuurlijke Verhoudingen. Kabinet, Interprovinciaal Overleg en Vereniging van Nederlandse Gemeenten hebben daar afgesproken (binnen een jaar) met maatregelen te komen om de administratieve lasten in de bestuurlijke wereld terug te dringen. Die afspraak betreft zowel de lasten die overheden elkaar aan doen als de lasten die provincies en gemeenten voor burgers, bedrijven en instellingen veroorzaken.
Het kabinet wil met het Project Vereenvoudiging Vergunningen dat proces verder versterken. Samenwerking tussen overheidsorganisaties, professionalisering van de vergunningverlening, gezamenlijke keuze van prioriteiten voor ICT-toepassing en het wegnemen van beoordelingsverschillen tussen de overheidsorganisaties zijn daarbij de belangrijkste thema's.
Het snel bereiken van het streefbeeld is gediend met constructief samenspel met en deelname van gemeenten, provincies en waterschappen en hun organisaties. Het kabinet kiest daarom voor deelname van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg en de Unie van Waterschappen in de besturing van de uitvoering van het project. In aansluiting daarop wordt de samenwerking gezocht met besturen van decentrale overheidsorganisaties bij de uitvoering van deelprojecten. In het kader van het Overhedenoverleg en specifiek overleg op bepaalde terreinen worden de nodige afspraken gemaakt.
Samenwerking met ondernemers en hun organisaties
De koepels van ondernemersorganisaties hebben in reactie op het Advies van de Taskforce laten weten zeer grote waarde te hechten aan de uitvoering van de voorstellen. Zij bepleiten een publiek-private aanpak van het project. Zij hebben toegezegd een wezenlijke bijdrage te leveren aan de uitvoering daarvan. Dat onderstreept het belang dat zij aan de uitvoering van dit project hechten.
Het kabinet beschouwt deelname van ondernemers en hun organisaties als een waardevolle toevoeging. Die deelname biedt extra mogelijkheden om de ervaringen en inzichten van ondernemers direct te benutten bij de uitvoering. Daarbij kan worden voortgebouwd op de goede ervaringen van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen.
Een volledig publiek-private opzet ligt evenwel niet voor de hand. De belangrijkste reden daarvoor is het verschil in verantwoordelijkheid. Anders dan de ondernemers en hun organisaties zijn bewindspersonen verantwoordelijk voor de conclusies, waartoe de acties in het project gaan leiden.
Het kabinet kiest wel voor deelname van VNO-NCW, MKB Nederland en LTO-Nederland in de besturing van het project. Bij uitvoering van verschillende deelprojecten worden ondernemers of hun organisaties intensief betrokken.
Daarnaast zal de voorzitter van de taskforce, drs. A. Kraaijeveld, als adviserend lid deel uitmaken van de ministeriële stuurgroep.
Samenspel met andere projecten
Op diverse terreinen zijn projecten in uitvoering, die een nauwe relatie kunnen hebben met het onderwerp vergunningen. Dubbel werk moet worden vermeden en optimaal samenspel moet worden verzekerd. Daarom zal bij de uitvoering van het Project Vereenvoudiging Vergunningen nauw contact worden onderhouden met die andere projecten. Met name kan worden gedacht aan:
– het project Andere Overheid
– het project Administratieve Lasten
– de voorgenomen screening van vergunningstelsels in verband met de toekomstige EU Richtlijn Diensten
– de voortgezette projecten ter verbetering van het samenspel op het vlak van toezicht en handhaving
– de projecten m.b.t. vergunningstelsels die uit eerdere acties voortvloeien, zoals de departementale herijkingsoperaties en de indiening van het wetsvoorstel «Samenhangende besluiten»(aanvulling Algemene wet bestuursrecht).
Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste acties, die het kabinet in het kader van het Project Vereenvoudiging Vergunningen zal uitvoeren.
Vermindering van de vergunninglast
(zie ook de voorstellen 1,2,6 en 9 in het Advies van de Taskforce)
Alleen de vergunningen, die strikt noodzakelijk zijn voor bescherming van publieke belangen dienen te worden gehandhaafd. Zoveel mogelijk zullen de gewenste randvoorwaarden met andere middelen worden gerealiseerd, zoals het hanteren van certificatiestelsels, het sluiten van convenanten en het hanteren van algemene wettelijke regels.
Met de uitvoering van de hierna beschreven acties verwacht het kabinet een forse vermindering van de vergunninglast te bereiken. Een goede schatting daarvan valt in dit stadium nog niet te geven. De grote diversiteit van vergunningstelsels, de sterk uiteenlopende frequenties van toepassing en de grote verschillen in kosten per situatie zijn de reden daarvoor.
Indicaties voor de positieve verwachting kunnen bijvoorbeeld worden ontleend aan de wijzigingen in de milieuwetgeving, die tot resultaat hebben dat duizenden ondernemingen die thans een milieuvergunning nodig hebben in de toekomst alleen met algemene wettelijke voorschriften te maken hebben.
1. Herbeoordeling van de bestaande vergunningen op basis van rijksregelingen
Het kabinet neemt het voorstel over om alle bestaande vergunningen op basis van rijksregelingen te toetsen aan het Toetsingskader Vergunningen, dat de Taskforce daarvoor heeft opgesteld. De toetsing wordt uiterlijk 1 mei 2006 afgerond.
Toelichting: In het kader van de EU Richtlijn Diensten moet Nederland te zijner tijd voor alle vergunningen, die onder de werking van de Richtlijn vallen, in een rapportage aangeven dat zij voldoen aan de gestelde eisen. Daarvoor is een actie (screening) nodig is die sterke gelijkenis heeft met deze toetsing.
De ontwerprichtlijn is thans in onderhandeling. In oktober 2005 zal het Europees Parlement naar verwachting de eerste lezing afronden. Naar alle waarschijnlijkheid volgt een tweede lezing, welke eventueel nog gevolgd kan worden door een conciliatieprocedure. De richtlijn zou dan op zijn vroegst in werking treden midden/eind 2006. Dit zou betekenen dat de screeningsoperatie en de verslaglegging daarvan in 2008 voltooid moeten zijn. Weliswaar wordt al aan die voorbereiding gewerkt, maar de screening zal waarschijnlijk niet eerder dan medio 2006 starten.
Er is overwogen om beide acties te combineren. Combinatie van de toetsing met de screening ten behoeve van de richtlijn zou de met de toetsing te bereiken gunstige effecten naar een onzeker moment in de toekomst opschuiven. Het doel om zo spoedig mogelijk resultaten te boeken weegt zwaarder.
Het resultaat van de toetsing vormt wel een belangrijke basis voor de te zijner tijd uit te voeren screening. Dubbel werk dient waar enigszins mogelijk te worden vermeden. Daarom worden in de toetsing de voorzienbare Europese verplichtingen zo goed mogelijk betrokken.
Voor vergunningstelsels die recent zijn doorgelicht wordt in eerste aanleg volstaan met een «marginale» toets.
Toelichting: Op verschillende terreinen is in het recente verleden een systematische herbeoordeling gedaan. Goed voorbeeld daarvan is de Herijkingsoperatie van de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, die onder meer heeft geleid tot het voornemen te komen tot een «omgevingsvergunning» voor de realisatie van een fysiek project1.
In het kader van de onderhavige herbeoordeling wordt voor die eerdere acties in eerste instantie volstaan met een «marginale» toets. Indien daarbij blijkt dat hantering van het Toetsingskader Vergunningen tot andere resultaten zou kunnen leiden wordt alsnog een volledige toets uitgevoerd.
Naar verwachting gaat de toetsing bij tal van stelsels leiden tot de conclusie dat zij dienen te worden afgeschaft, in algemene regels te worden omgezet of inhoudelijk te worden gewijzigd. De daarvoor nodige concrete acties m.b.t. individuele vergunningstelsels worden onverwijld ter hand genomen. De doorlooptijd van die vervolgacties hangt in hoge mate af van de aard van de aan te brengen veranderingen. Als daarvoor wetswijziging nodig is kan met realisatie van de verbetering geruime tijd gemoeid zijn. Daarom hoort bij de forse ambitie van dit project begrip voor de complexiteit van de uitvoering. Over de uitvoering wordt periodiek verslag gedaan.
2. Herbeoordeling van de bestaande decentrale vergunningen
De Vereniging van Nederlandse Gemeenten gaat bij de herbeoordeling van de modelverordeningen voor wat betreft vergunningen gebruikmaken van het door de Taskforce ontwikkelde Toetsingskader Vergunningen.
Toelichting: Binnen de grenzen van hun bevoegdheden zijn de besturen van provincies, gemeenten en waterschappen vrij te besluiten tot het hanteren van vergunningen ter bescherming van publieke belangen. Veel gemeentebesturen maken bij het opstellen van de regels gebruik van de modelverordeningen van de VNG. Voortbouwend op de afspraken in de Code Interbestuurlijke Verhoudingen heeft de Vereniging van Nederlandse Gemeenten een begin gemaakt met een herbeoordeling van die modelverordeningen. Daarbij wordt gebruik gemaakt van het Toetsingskader.
Aan de besturen van alle gemeenten, provincies en waterschappen wordt (vervolgens) gevraagd zich een nader oordeel te vormen over de wijze waarop zij gebruik maken van het instrument vergunning. Doel van die actie is hen uitdrukkelijk te vragen om waar mogelijk te besluiten tot verlaging van de lastendruk. In het kader van deze actie gaat het kabinet afspraken maken met groepen van gemeenten, zoals de zogenoemde G31.
Toelichting: Om verbeteringen tot stand te brengen is concrete besluitvorming van de individuele gemeenten, provincies en waterschappen nodig. Diverse besturen ondernemen reeds uiteenlopende acties. In overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, het Interprovinciaal Overleg respectievelijk de Unie van Waterschappen zal het kabinet aan alle besturen vragen actie te ondernemen. Hierbij past dat het kabinet in het overleg met groepen van gemeenten streeft naar afsprakenkaders waarbij voor verschillende aspecten van regeldruk doelen en acties worden afgesproken1.
3. Voorrang voor bepaalde sectoren en situaties
De toetsing wordt bij voorrang uitgevoerd voor de vergunningen die in bepaalde sectoren of situaties relevant zijn. De keuze wordt in overleg met de ondernemersorganisaties bepaald. Gedacht wordt aan een vijftal deelprojecten voor sectoren als horeca, bouw, detailhandel en grote chemische bedrijven en situaties als de realisatie van grote infrastructuurprojecten.
Toelichting: De Taskforce identificeerde 897 vergunningstelsels, waarvan 791 stelsels op basis van rijksregelingen. De toetsingsoperatie is naar zijn aard dus een grote operatie.
Het ligt in de rede daarbij voorrang te geven aan die stelsels die voor veel ondernemers van belang zijn. In veel gevallen hebben ondernemers te maken met meerdere vergunningen voor eenzelfde activiteit. Een geïntegreerde benadering daarvan is gewenst.
In bepaalde sectoren is de vergunninglast hoger dan gemiddeld. Te denken valt aan sectoren als horeca, bouw, detailhandel en aan de chemische bedrijven, die voor hun milieuvergunning onder het gezag van de provincie staan. Dat geldt ook voor grote infrastructuurprojecten. Voorrang bij de toetsing voor vergunningstelsels voor zulke sectoren en situaties leidt tot snellere resultaten.
De definitieve keuze van de bij voorrang uit te voeren deelprojecten wordt in het kader van het project in overleg met de koepels van de ondernemersorganisaties bepaald.
Bij de uitvoering van deze deelprojecten worden ondernemers en hun organisaties intensief betrokken, evenals vertegenwoordigers van de zijde van gemeenten en provincies.
4. Uitwerken concernbenadering
Het voorstel voor een «concernvergunning» voor ondernemers die met zeer veel vergunningverleners en toezichthouders te maken hebben wordt verder onderzocht. In eerste instantie worden twee «pilots» uitgevoerd voor respectievelijk de NV Gasunie en de NV Corus Nederland. In beide pilots gaat het om de concernbenadering in praktische oplossingen om te zetten. De onderneming en de vergunningverleners werken dat samen uit. Na afronding van deze pilots wordt bezien op welke wijze uitwerking op nationale schaal mogelijk is.
Toelichting: Het Advies van de Taskforce bevestigt dat de «omgevingsvergunning» te zijner tijd grote verbeteringen gaat opleveren voor de ondernemers die hun activiteiten op één bepaalde plaats ontplooien.
Voor grote (infrastructurele) projecten en voor ondernemers die met zeer veel vergunningverleners en toezichthouders te maken hebben is meer nodig. De Taskforce bepleit om in aanvulling op de «omgevingsvergunning» de mogelijkheden te verkennen om voor hen een maximale combinatie van vergunningen mogelijk te maken.
De NV Gasunie heeft in een voorstudie (pilot) een voorstel ontwikkeld voor een «concernvergunning». Voor de realisatie daarvan moeten tal van belemmeringen worden weggenomen. Een samenwerkingsverband van onderneming en vergunningverleners gaat na hoe ter invulling van de«concernbenadering» praktische oplossingen kunnen worden gevonden zonder dat weer extra wetgeving nodig is. Kernbegrippen hierbij zijn afspraken over stroomlijning van administratieve procedures, het eventueel in overleg overdragen van taken of bevoegdheden, de uniformering van voorschriften, en coördinatie bij de handhaving.
Parallel daaraan gaan de NV Corus Nederland, de Ministeries van Verkeer en Waterstaat en Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, provincie Noordholland en de gemeenten na hoe de vergunningverlening «via één loket» kan worden geoptimaliseerd.
De problematiek van de complexe vergunningsituaties bij grote infrastructuurprojecten wordt in eerste instantie meegenomen in het deelproject voor het bij voorrang toetsen van vergunningen de sector bouw. Aan de hand van de resultaten van die actie wordt besloten of en zo ja welke vervolgactie nodig is.
Verbetering van de vergunningverlening
(zie ook de voorstellen 3, 4, 5, 8 en 10 in het Advies van de Taskforce)
Aan de wijze waarop de vergunningverlening verloopt worden terecht hoge eisen gesteld. Voor ondernemers zijn tempo van bestuurlijk handelen en inzicht van de behandelende ambtenaren in de ondernemersplannen belangrijke kritische factoren voor doelmatige vergunningverlening. De vergunningverleners dienen hun activiteiten professioneel te verrichten en tijdig te beslissen. De «een loket»-formule in de concept EU Richtlijn Diensten vraagt om nieuwe vormen van samenwerking tussen vergunningverleners op alle niveaus. Uitbouw van de toepassing van ICT voor informatieverstrekking en het aanvragen en afhandelen van vergunningen is daarbij essentieel. De kosten voor de vergunningvrager dienen op transparante en proportionele wijze te worden toegerekend.
Op al deze gebieden is het kabinet actief bezig. Het Advies van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen is niettemin een aansporing om de agenda op een aantal punten aan te scherpen.
5. Vergroten professionaliteit
Het kabinet gaat aan het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten voorstellen om op twee terreinen gezamenlijk «shared services» te ontwikkelen. Dit jaar kunnen de eerste afspraken hierover worden gemaakt.
Toelichting: De Taskforce bepleit dat het kabinet in goed overleg met de decentrale overheden een krachtige stimulans ontwikkelt voor de uitbesteding van taken aan «interbestuurlijke shared service» organisaties, die voor een professionele uitvoering van de vergunningverlening kunnen zorgen.
Ook de Gemengde Commissie Bestuurlijke Coördinatie onder leiding van de heer de Grave heeft in zijn advies «Je gaat er over of niet» (juni 2005) de aanbeveling gedaan veel meer gebruik te maken van zulke organisaties. De aanbeveling sluit nauw aan bij het Hoofdlijnenakkoord en de uitgangspunten van het Programma Andere Overheid, maar vergt afzonderlijke actie naar andere overheden.
Op tal van plaatsen wordt met succes gewerkt aan nieuwe samenwerkingsvormen, waarbij besturen taken opdragen aan professionele organisaties. Het promoten van de succesvolle ervaringen wordt natuurlijk voortgezet.
De minister voor Bestuurlijke Vernieuwing en Koninkrijksrelaties zal nog dit jaar tijdens een bestuurlijk overleg over het programma «Andere Overheid» (of het Overhedenoverleg) voorstellen aan het Interprovinciaal Overleg en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten om op twee terreinen gezamenlijk shared services te ontwikkelen. Dit jaar kunnen de eerste afspraken hierover worden gemaakt. Het kan daarbij gaan om het instellen van een gezamenlijk kenniscentrum dat specialistische kennis ter beschikking stelt voor meerdere overheden (vergelijk ICTU1 ), maar ook om een organisatie die voor meerdere overheden de uitvoering van een vergelijkbare taak op zich neemt (vergelijk ABP).
Bij eenvoudiger vergunningen met vaste voorwaarden kan het mechanisme van fictieve positieve beslissingen bij fatale termijnen («Silencio positivo») worden doorgevoerd. Daarbij moet worden voldaan aan de eis dat daardoor geen maatschappelijke risico's ontstaan, de rechten van derden niet worden geraakt en duidelijk is welke rechten en plichten de vergunningverkrijger heeft.
Het kabinet gaat in het kader van dit project systematisch na voor welke vergunningen tot introductie van de «silencio positivo» kan worden besloten. Met deze actie geeft het kabinet uitvoering aan de motie die de leden van de Tweede Kamer Verburg en Bakker hebben voorgesteld in het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen 20042.
Toelichting: De Taskforce bepleit bredere toepassing van het mechanisme van fictieve positieve beslissingen bij fatale termijnen, zulks ter versnelling van de vergunningverlening. Hij acht dat mogelijk voor «standaardvergunningen», waarbij de fictieve vergunningverlening (1) geen ernstige maatschappelijke gevolgen kan hebben, (2) de ondernemer redelijkerwijs weet wat zijn rechten en plichten zijn en (3) het belang van derden niet ernstig in het gedrang kan komen.
In het in discussie zijnde voorstel voor de EU Richtlijn Diensten is voor alle vergunningen toepassing van het «Silencio positivo»-mechanisme uitgangspunt, waarvan bij specifieke aangelegenheden om dwingende redenen van algemeen belang kan worden afgeweken.
Tot dusverre is het mechanisme in Nederland op beperkte schaal toegepast, onder meer in de bouw en bij het internationaal transport van afvalstoffen. De ervaringen daarmee zijn gematigd positief, hetgeen voor het kabinet al eerder aanleiding is geweest tot de conclusie dat enige uitbreiding van de toepassing in concrete gevallen mogelijk moet zijn3.
In de Tweede Kamer is in het afgelopen jaar bij verschillende gelegenheden aangedrongen op bredere toepassing van het mechanisme van fictieve besluiten bij fatale termijnen. Zo is tijdens het Verantwoordingsdebat over de jaarverslagen 2004 in een motie kamerleden Verburg en Bakker voorgesteld voor alle wetten op grond waarvan vergunningen verleend kunnen worden, te onderzoeken of daarvoor fatale termijnen kunnen worden ingevoerd.
Het kabinet hecht grote waarde aan weloverwogen beslissingen. Als vergunningen worden vereist, dient de vergunningverlener adequaat inhoud te geven aan de hantering van zijn bevoegdheden. Voor de rechtszekerheid is op tijd beslissen een must. Voor de vergunningvrager is een tijdige beslissing van wezenlijk belang.
Voor het geval de vergunningverlener in gebreke blijft kan er reden zijn om de vergunningvrager toch de ruimte te geven om zijn plannen te realiseren. Het moet dan wel gaan om situaties waarin door de fictieve verlening van de vergunning
– geen ernstige maatschappelijke gevolgen ontstaan
– de belangen van derden niet ernstig in het gedrang komen
– geen onduidelijkheid ontstaat over rechten en plichten van de vergunning-verkrijger.
Aan die voorwaarden voldoen eenvoudiger «standaard»-vergunningen met vaste voorschriften, die door algemene regels zouden kunnen worden vervangen, ware het niet dat er een specifieke aanleiding is tot toetsing vooraf.
Het kabinet gaat in het kader van dit project systematisch na voor welke vergunningen tot introductie van de «silencio positivo» kan worden besloten.
7. Financiële prikkels tegen termijnoverschrijding
Het kabinet houdt vast aan zijn voornemen tot aanvulling van de Algemene Wet Bestuursrecht met een regeling voor direct beroep bij niet tijdig beslissen. (TK, 2004–2005, 29 279, nr. 21). Een daartoe strekkend wetsvoorstel zal binnenkort bij de Tweede Kamer worden ingediend. Het voorstel van de Taskforce voor creatie van een algemene financiële «sanctie» bij termijnoverschrijding wordt niet overgenomen.
Toelichting: De Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen is voorstander van het creëren van stevige prikkels ter voorkoming van termijnoverschrijding.
Afgezien van de leden die zich gebonden achten aan een eerdere keuze van het kabinet is de Taskforce voorstander van het introduceren van financiële sancties voor het overheidsorgaan dat niet tijdig beslist. Deze voorstanders geven in overweging daarbij hogere bedragen vast te leggen dan de leden van de Tweede Kamer Wolfsen en Luchtenveld thans hebben voorzien in hun voorstel tot wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht.
Het kabinet heeft recent gekozen voor aanvulling van de Algemene Wet Bestuursrecht met een regeling voor direct beroep bij niet tijdig beslissen. Met die procedure kan de vergunningvrager snel een uitspraak verkrijgen waarin een nalatig bestuursorgaan wordt gelast snel te beslissen. Daarbij kan worden gevraagd een dwangsom op te leggen1. Het kabinet is er van overtuigd dat de voorgestelde voorziening een toereikend mechanisme bevat.
8. Rechtvaardiger kostentoedeling
Het kabinet ziet vooralsnog geen aanleiding het pleidooi van de ondernemersorganisaties inzake afschaffing van de legesheffing over te nemen. Onderzoek moet wel een beeld geven van de mate waarin de financiering van overheidsorganisaties afhangt van legesheffing. Ook wordt nagegaan welke effecten afschaffing van leges (zoals de milieuleges) heeft gehad op het vergunningenbeleid.
Met de Taskforce meent het kabinet dat er over de toerekening van kosten volledige transparantie dient te zijn. Het kabinet acht kruissubsidiëring tussen verschillende overheidsproducten (zoals vergunningen) ongewenst. Het kabinet zal in dit project onderzoeken of er maatregelen nodig zijn. Daartoe wordt in beeld gebracht in welke mate kruissubsidiëring voorkomt en tot welke effecten dat leidt.
Toelichting: Het beginsel dat een vergunningvrager de kosten moet dragen, die de overheid maakt voor de behandeling van zijn verzoek, is nauwelijks omstreden.
Maar de feitelijke legesheffing is een voortdurende bron van kritiek op de overheid. Tussen gemeenten bestaan zeer grote verschillen in de leges die voor een vergunning voor eenzelfde object worden geheven. Te vaak ontbreekt een (redelijk) verband tussen de geheven leges en de kosten die met de behandeling van een vergunningaanvrage zijn gemoeid.
In de Taskforce hebben de ondernemersorganisaties daarom een minderheidsstandpunt ingenomen en gepleit voor de afschaffing van leges. Daar staat tegenover dat met name de VNG zeer hecht aan de beleidsvrijheid van gemeenten op dit punt. De ondernemersorganisaties willen in elk geval dat er een rechtstreeks verband ontstaat tussen de kosten die de vergunningverlener maakt en de leges die hij heft. De Taskforce is tegenstander van het maken van «winst» op de kostendoorberekening. In gemeentelijke kring is er bezwaar tegen «maatwerk», omdat voor het bepalen van de heffing een extra administratie moet worden opgezet.
Voor de doorberekening van kosten wordt op rijksniveau een beleidskader («Maat houden», Stcrt 2000, 90) gehanteerd. Dat heeft overigens niet geleid tot een vast patroon. Uitgangspunt is wel dat voor vergunningen kosten worden doorberekend, maar daarop zijn tal van uitzonderingen gemaakt.
Wat betreft de gemeentelijke leges heeft de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangegeven dat de besturen van gemeenten verantwoordelijk zijn voor de vaststelling van de leges en voor informatieverstrekking daarover aan burger en bedrijf1. Het gaat dan om verantwoording over de hoogte van tarieven en de verschillen als ook over de wijze waarop die tarieven tot stand komen. Het is van belang dat verschillen zichtbaar worden gemaakt (benchmarking) door publicaties. Voor wat betreft de leges voor bouwvergunningen is een model «transparantie bouwgerelateerde leges» ontwikkeld, dat de Vereniging van Nederlandse Gemeenten aan zijn modelverordening heeft gekoppeld.
Voor de beoordeling van de legesheffing is voorts van belang dat de EU Richtlijn Diensten een «proportionele» heffing gaat verlangen.
Het kabinet ziet vooralsnog geen reden in te gaan op het minderheidstandpunt van de ondernemersorganisaties in de Taskforce om te besluiten tot afschaffing van legesheffing. Het is alleszins redelijk dat de vergunningvrager de kosten betaalt die met de behandeling van zijn verzoek zijn gemoeid.
Afschaffing van leges zou voor wat betreft de gemeenten niet kunnen zonder compensatie te bieden, bijvoorbeeld via de Algemene Uitkering uit het Gemeentefonds. Daarbij komt de vraag op welk effect zulke compensatie heeft op de wijze waarop vergunningverlening plaatsvindt. Ook voor de rijksdiensten is nadere analyse gewenst. Sommige diensten worden immers (ten dele) bekostigd uit de opbrengst van heffingen. Daarom zal onderzoek worden gedaan naar de mate waarin de financiering van overheidsorganisaties afhangt van legesheffing. Ook wordt nagegaan welke effecten afschaffing van leges (zoals de milieuleges) heeft gehad op het vergunningenbeleid.
Daarnaast is er aanleiding voor onderzoek naar het fenomeen van «kruissubsidiëring». Het huidige wettelijke kader limiteert legesheffing op het niveau van kostendekkendheid op het niveau van de «legesverordening» en niet op het niveau van het individuele product (bijv. vergunning). Kruissubsidiëring kan zich ook binnen een productsoort voordoen.
Het kabinet acht kruissubsidiëring tussen verschillende vergunningstelsels ongewenst. Het toekomstige Europese vereiste van proportionaliteit stelt naar verwachting ook grenzen aan kruissubsidiëring binnen een bepaald product.
Om te beoordelen of op dit vlak maatregelen nodig zijn dient onderzoek plaats te vinden naar de mate van kruissubsidiëring zowel binnen als tussen individuele producten. Daarbij is dan bijvoorbeeld de vraag aan de orde of het kostendekkend maken van groepen van gerelateerde legesfeiten noodzakelijk is, waardoor de praktijk van kruissubsidiëring in de legesverordening wordt beperkt. Dit zou bijvoorbeeld kunnen betekenen dat alle bouwgerelateerde legesfeiten samen kostendekkend zijn en dat bijvoorbeeld alle legesfeiten gerelateerd aan de burgerlijke stand dat ook moeten zijn. Doordat gemeenten zelf hun eigen tarieven en dienstenpakket bepalen, blijven onderlinge verschillen overigens mogelijk.
In het kader van dit project wordt daarom een onderzoek naar kruissubsidiëring uitgevoerd.
Het kabinet wacht het resultaat af van het werk van een studiegroep onder leiding van Prof. Scheltema alvorens een oordeel te geven over de vraag of er maatregelen nodig zijn om verhaal van geleden schade als gevolg van te late beslissingen beter mogelijk te maken.
Toelichting: De Taskforce vestigt de aandacht op de moeilijkheden die ondernemers kunnen ondervinden bij het verhalen van schade die ontstaat als gevolg van het feit dat een overheid niet tijdig beslist op een vergunningverzoek.
In opdracht van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties inventariseert een studiegroep onder leiding van Prof. Scheltema de belangrijkste knelpunten die zich in de rechtspraktijk voordoen bij schadevergoeding wegens onrechtmatig overheidsoptreden. Vervolgens wordt nagegaan langs welke weg hiervoor oplossingen kunnen worden gevonden. Als het van belang is, betrekt de studiegroep daarbij ook de schadevergoeding wegens rechtmatige overheidsdaad.
In overleg met de ondernemersorganisaties wordt in het kader van de «Elektronische Overheid» vastgesteld voor welke stelsels bij voorrang elektronische vergunningverlening mogelijk wordt gemaakt.
Toelichting: De Taskforce oordeelt positief over de ontwikkelingen en de acties, die in het kader van het Programma Andere Overheid met betrekking tot ICT (elektronische overheid) worden ondernomen. Aan de aanbeveling om de regiefunctie te versterken heeft het kabinet recent al inhoud gegeven door het instellen van het ELO bewindspersonenoverleg Electronische Overheid, waaraan de bewindspersonen van BVK, EZ, FIN en SZW deelnemen en het opzetten van een gezamenlijke communicatiestrategie terzake. Daarnaast wordt samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg onderzocht in hoeverre de bestaande gezamenlijke structuur van coördinatie en regie voor de realisatie van elektronische overheid kan worden versterkt.
De acties gericht op het realiseren van de voor het bedrijfsleven belangrijke voorzieningen (Bedrijvenloket, e-formulieren, e-dosier etc) worden met kracht voortgezet. Het kabinet neemt de aanbeveling van de Taskforce over om voorrang te geven aan het realiseren van de voorzieningen, die nodig zijn voor de meest gebruikte, respectievelijk de duurste vergunningstelsels. Daartoe wordt in nauw overleg met het bedrijfsleven nagegaan voor welke (groepen van) vergunningen bij voorrang elektronische afhandeling mogelijk wordt gemaakt. Kabinet en decentrale overheden maken vervolgens afspraken over de wijze van realisatie daarvan.
Het kabinet zal alle middelen benutten om te voorkomen dat ondernemers kosten moeten maken voor het verzamelen van gegevens ten behoeve van habitat-vergunningen, waarover de overheid reeds uit andere hoofde beschikt.
Toelichting: In lijn met het standpunt van de Europese Commissie acht het kabinet het uitgangspunt «de vervuiler betaalt» van toepassing bij «habitat»-toetsen. Dat betekent dat een initiatiefnemer van een project dat mogelijk negatieve gevolgen heeft voor beschermde natuurwaarden zelf het onderzoek naar de gevolgen voor de natuur bekostigt.
Deze kosten mogen echter niet hoger zijn dan strikt noodzakelijk. Het kabinet deelt de visie van de Taskforce dat het gebruik maken van vrijstellingen en het sturen via ruimtelijke plannen bijdraagt aan het verminderen van de last van de «habitat»-toetsen.
Wanneer de overheid over informatie over natuurwaarden op de beoogde projectlocatie beschikt, is er geen reden om de initiatiefnemer nogmaals veldonderzoek te laten verrichten. Daarom zal de Minister van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit de in het advies van de Taskforce genoemde projecten voortzetten en gaat het kabinet andere bestuursorganen stimuleren de bij hen aanwezige kennis tegen lage kosten beschikbaar te stellen voor initiatiefnemers. In de voorlichting over de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 zullen de mogelijkheden op dit vlak benadrukt worden. Zo verschijnt in oktober een handleiding Bestemmingsplan en natuurwetgeving, die in opdracht van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten geschreven is.
Voor de uitvoering van het Project Vereenvoudiging Vergunningen wordt een tijdelijke projectorganisatie ingericht.
De politiek-bestuurlijke agenda van het project wordt bepaald door een ministeriële stuurgroep onder leiding van de Minister President. De bewindspersonen die het meest betrokken zijn bij de vergunningverlening aan het bedrijfsleven maken daarvan deel uit. De voorzitter van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen, drs. A. Kraaijeveld treedt op als adviserend lid.
Coördinerend bewindspersoon is de Staatssecretaris van Economische Zaken. Zij treedt ook op als opdrachtgever voor de tijdelijke projectorganisatie, die voor de uitvoering van het project wordt ingericht. Zij wordt bijgestaan door een gemengde stuurgroep op hoog niveau. Daarin participeren ook de vertegenwoordigers van de organisaties van provincies, gemeenten, waterschappen en ondernemers.
In deze organisatorische vormgeving van het project is er geen behoefte aan een Visitatiecommissie, zoals de Taskforce heeft bepleit.
De uitvoering van het project wordt georganiseerd en gecoördineerd door een tijdelijke projectdirectie, die bij het ministerie van Economische Zaken wordt ondergebracht. Het overgrote deel van de acties wordt uitgevoerd door de ministeries en de gemeenten, provincies en waterschappen, die aan het project bijdragen. Waar mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van bestaande mechanismen, zoals de «gemengde commissies» voor administratieve lasten, waarin stakeholders van verschillende zijde participeren. De voor een bepaald terrein verantwoordelijke bestuurder is verantwoordelijk voor de conclusies die m.b.t. zijn beleidsterrein worden getrokken.
De tijdelijke projectorganisatie kan schematisch als volgt worden getypeerd:
Ministeriële stuurgroep | |
Voorzitter: | Minister President |
Coördinerend bewindspersoon: Staatssecretaris EZ | |
Leden: | BVK, BZK, EZ, FIN, JUS, LNV, SZW, V&W, VROM, VWS |
Voorzitter Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen | |
Taken: | politiek-bestuurlijke agenda bepalen mandaat opdrachtgever bepalen |
Opdrachtgever | |
de coördinerend bewindspersoon: Staatssecretaris EZ | |
Taken: | opdracht geven voor gehele project overleg met andere politiek verantwoordelijkenDe bestuurder, die voor bepaalde regelgeving verantwoordelijk is (bewindspersoon, bestuurder van provincie, gemeentebestuur of waterschap).rapporteren aan Tweede Kamer etc. |
Gemengde Stuurgroep | |
Voorzitter: | SG EZ |
Leden: | SG of DG van BZK, FIN, JUS, LNV, VROM, V&W |
Voorzitter Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen | |
Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Unie van waterschappen , VNO-NCW, MKB-NL, LTO-NL | |
Taken: | faciliteren project goedkeuren werkplannen en beoordelen rapportages |
Projectdirectie | |
De voor uitvoering van de opdracht ingestelde tijdelijke projectorganisatie | |
Projectdirectie, ondergebracht op EZ (bij DGOI) | |
Taken: | bevorderen deelname gemeenten en provincies organiseren gecoördineerde uitvoering en bewaken voortgang deelprojecten |
rapporteren aan opdrachtgever | |
verzorgen externe communicatie / contacten met stakeholders |
Het project start op 1 oktober 2005 en wordt in beginsel uiterlijk eind 2006 afgerond. Verlenging is mogelijk als dat voor de afronding van bepaalde acties nodig is. Begin november 2005 wordt het werkplan vastgesteld. Over de voortgang van het project wordt in het kader van de begrotingscyclus periodiek verslag gedaan.
In november 2005 wordt het werkplan van het project vastgesteld. Uitgangspunt daarvoor is het voorlopige actieschema dat een beeld geeft van de hoofdlijnen van de acties, zoals die in deze kabinetsreactie zijn opgenomen.
nr | Actie | Planning |
---|---|---|
Aanbieding Regeringstandpunt over Advies Taskforce | sep-05 | |
Start Projectorganisatie | okt-05 | |
Vaststelling werkplan | nov-05 | |
Halfjaarlijkse rapportages | apr / sept | |
Vermindering van de vergunninglast | ||
1 | Herbeoordeling vergunningen op basis van rijksregelingen | |
algemene actie | okt 05 – mei 06 | |
marginale toets op eerdere analyses | okt 05 – jan 06 | |
Regelen uitvoering conclusies m.b.t. individuele stelsels | divers | |
2 | Herbeoordeling decentrale vergunningen | |
VNG: toetsing modelverordeningen aan | ||
Toetsingskader | PM | |
Verzoek aan provincies tot heroverweging | nov-05 | |
Verzoek aan gemeenten tot heroverweging | PM | |
Verzoek aan waterschappen tot heroverweging | nov-05 | |
Afspraken-kaders met G31 en andere groepen gemeenten | nov 05- mrt 06 | |
3 | Voorrang voor bepaalde sectoren en situaties | |
Keuze van de deelprojecten | okt 05 – nov 05 | |
Suggestie Horeca | okt 05 – jan 06 | |
Suggestie: Bouw | nov 05 – feb 06 | |
Suggestie: Detailhandel | dec 05 – mrt 06 | |
Suggestie: grotere chemische bedrijven | jan 06 – apr 06 | |
Suggestie: complexe infrastructuurprojecten | nov 05 – feb 06 | |
4 | Uitwerken concernbenadering | |
Pilot «Gasunie» | aug 05 – feb 06 | |
Pilot «Corus» | okt 05 – PM | |
optioneel: derde pilot | PM | |
Beoordeling bruikbaarheid op nationale schaal | mrt 06 – PM | |
Verbetering van de vergunningverlening | ||
5 | Vergroten professionaliteit | |
keuze te ontwikkelen shared service organisaties | nov 05 – PM | |
promotie gebruik shared service mogelijkheden | PM | |
6 | Toepassen «Silencio positivo»-mechanisme | |
beoordeling in kader toetsing (1) | okt 05 – mei 06 | |
rapportage over toepassingsmogelijkheden | mei-06 | |
7 | Financiële prikkels tegen termijnoverschrijding | |
vooralsnog geen actie | nvt | |
8 | Rechtvaardiger Kostentoerekening // leges | |
Opzet onderzoeken | okt 05 – nov 05 | |
Uitvoering onderzoek legesheffing – organisatiefinanciering | nov 05 – feb 06 | |
Uitvoering onderzoek effect afschaffing legesheffing | nov 05- feb 06 | |
Uitvoering onderzoek kruissubsidiëring | dec 05 – mrt 06 | |
9 | Schadevergoeding | |
(afwachten result studiegroep Prof Scheltema) | PM | |
10 | Prioriteiten ICT | |
Keuze stelsels | Najaar 05 | |
Effectuering keuze | jan 06 e.v. | |
11 | Kosten gegevensverzameling Habitatvergunningen | divers |
PM geeft aan dat de actiedata nader moeten worden vastgesteld. |
Samenvatting van het Advies van de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen
De Nederlandse economie is nog onvoldoende in staat om te profiteren van het herstel van de wereldeconomie. Dit onvermogen is niet alleen conjunctureel van aard, maar weerspiegelt ook een structurele zwakte. Het ondernemingsklimaat is in de afgelopen jaren minder aantrekkelijk geworden. Het ontbreekt aan vitaliteit en flexibiliteit. Dat is voor de regering een krachtige stimulans voor het verbeteren van de voorwaarden waaronder het bedrijfsleven zich kan ontwikkelen.
De vergunning is een bijzonder belangrijk instrument om publieke belangen te beschermen. Het biedt de overheid de mogelijkheid om waar nodig risicovolle maatschappelijke activiteiten aan voorafgaande beoordeling te onderwerpen.
Het bedrijfsleven heeft vaak te maken met vergunningenprocedures, die veel lasten met zich brengen. Hoge (administratieve) lasten, lange doorlooptijden en onvoldoende samenhang zijn de directe aanleiding voor nadere beschouwing. Ook is het de vraag of er niet veel meer vergunningstelsels zijn dan nuttig en nodig is.
Daarom heeft het Kabinet besloten een Project Vergunningen te starten, dat voorstellen voor concrete, substantiële verbeteringen moet opleveren. Medio 2004 heeft de Staatssecretaris van Economische Zaken (EZ) ter uitwerking van dat besluit de Taskforce Vereenvoudiging Vergunningen ingesteld en opdracht gegeven om voor de economisch relevante vergunningsprocedures taakstellende voorstellen ter verbetering te ontwikkelen. Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) is daaraan toegevoegd een gelijksoortige opdracht met betrekking tot de «toetsen» uit hoofde van de belangen rond natuur en landschap.
In de discussies over vergunningverlening is vaak de aandacht gevestigd op de kosten die voortvloeien uit de naleving van de regels én de effecten van de handelwijze van degenen die toezien op de naleving van de voorschriften. De Taskforce rekende het niet tot zijn taak daarover voorstellen te ontwikkelen. Wel wil hij signaleren dat het zeer gewenst is dat op het terrein van de handhaving wordt bezien welke verbeteringen mogelijk zijn.
De Taskforce heeft in september 2004 een begin gemaakt met zijn werkzaamheden. Eind september is het Plan van Aanpak vastgesteld.
De tussentijdse onderzoeksresultaten van zijn werk zijn gepubliceerd. In samenwerking met de grote ondernemersorganisaties is een Klankbord van Ondernemers gevormd. De deelnemers hebben hun ervaringen en inzichten ingebracht en de conceptvoorstellen getoetst. Voorts heeft de Taskforce drie Rondetafelconferenties georganiseerd om beter inzicht te krijgen in de mogelijke betekenis van bepaalde opties ter verbetering van de vergunningverlening. Voor de ontwikkeling van zijn voorstellen heeft de Taskforce een aantal onderzoeken verricht.
De vergunningverlening in beeld
Een compleet beeld geven van de vergunningverlening is moeilijk. Er is een enorme verscheidenheid van vergunningstelsels en voorschriften, waarmee burgers en bedrijven te maken krijgen bij de uitvoering van hun plannen. Ook de situaties waarin zij verkeren lopen sterk uiteen. «Beelden» van de vergunningverlening zijn daarom onvermijdelijk van een wat hoger abstractieniveau.
In overeenstemming met zijn opdracht legt de Taskforce het accent op de effecten die vergunningverlening op ondernemers en het ondernemingsklimaat heeft. Hij heeft gebruik gemaakt van een groot aantal bronnen van overheid en bedrijfsleven. Ondernemers en hun organisaties toonden grote interesse en leverden veel informatie over ervaringen en zienswijzen.
De vergunning is een bijzonder belangrijk instrument om publieke belangen te beschermen. De Taskforce heeft 897 vergunningstelsels onder 15 uiteenlopende benamingen aangetroffen, gebaseerd op 162 wetten. De meeste gemeentelijke stelsels zijn gebaseerd op autonome bevoegdheden. Bij de provincies ligt het accent op uitvoering van rijksregelingen in medebewind. In toenemende mate vinden vergunningen hun basis in met name Europese voorschriften, al is nog circa 60% van de bestaande stelsels geheel op nationale leest geschoeid.
Het verkrijgen van vergunningen kost de ondernemers veel aandacht, tijd en geld. De frequentie waarmee ondernemers vergunningen moeten vragen is hoog. Naar schatting ligt het totaal aantal vergunningaanvragen boven de 2 miljoen per jaar. Het verkrijgen van de vergunningen lijkt in Nederland over het algemeen meer tijd te vergen dan in andere landen. Langdurig vooroverleg, het vragen van overbodig gedetailleerde informatie en bezwaar- en beroepsprocedures hebben een negatief effect op het snel starten van geplande activiteiten. Het verstrekken van onvolledige informatie door ondernemers kan daar ook oorzaak van zijn.
In veel situaties moet de ondernemer meerdere vergunningen tegelijk vragen voor één bepaalde activiteit. Dit hangt samen met het feit dat aan een activiteit uiteenlopende belangen verbonden zijn, waarvoor de verantwoordelijkheden bij verschillende overheidsorganen zijn neergelegd. Dat maakt het moeilijker om er achter te komen aan welke vereisten hij moet voldoen. Ook de procedures en de besluitvorming zijn vaak weinig doorzichtig.
Voor de uitvoering van grote infrastructuurprojecten en voor ondernemingen die netwerken exploiteren of op meerdere plaatsen hun activiteiten ontplooien kan die complexiteit heel groot zijn. Het aantal benodigde vergunningen loopt dan gemakkelijk op tot grote aantallen.
Voor ondernemers is het vaak niet duidelijk waarom bepaalde vergunningen worden afgegeven voor een beperkte tijd. Het herhaald aanvragen van vergunningen legt (onnodig) beslag op de ondernemers en brengt steeds weer kosten met zich.
In een flink aantal vergunningstelsels wordt verlangd dat de ondernemer beschikt over bepaalde diploma's, product- of procescertificaten. Over het nut daarvan lopen de meningen uiteen. Ondernemers achten dat doorgaans alleen dan zinvol als dit een vergunningaanvraag significant vereenvoudigt en een duidelijke toegevoegde waarde heeft voor de bedrijfsvoering.
In tal van situaties is voor het verkrijgen van «groen licht» een toetsing op basis van de Habitat- of Vogelrichtlijn nodig. De praktijk laat zien dat met name voor plannen die gepaard gaan met «ruimtelijke ingrepen» de indieningsvereisten bij de aanvraag niet duidelijk zijn. Deze «habitat»-toetsen vergroten in de ogen van de ondernemers de complexiteit van vergunningaanvragen. Ook kunnen de kosten en tijdsbesteding voor het verkrijgen van de benodigde informatie (sterk) oplopen.
Vergunningen verkrijgen kost geld. De initiële (directe) administratieve lasten van vergunningaanvragen bedragen meer dan € 1 miljard per jaar. Voor de totale administratieve lasten van de rijksvergunningstelsels is geen goede indicatie te geven. Wel bestaat de indruk dat de overige administratieve lasten van vergunningstelsels aanzienlijk hoger zijn dan de initiële lasten. Daarbij komen dan de leges, naar schatting € 0,4 miljard per jaar.
De kosten van de individuele stelsels lopen sterk uiteen. De duurste zijn doorgaans die waar sprake is van de noodzaak veel gegevens te leveren.
De transparantie van de regels is in de ogen van de ondernemer matig. Voor ongeveer één op de vier onderzochte stelsels is sprake van een voor de ondernemer volledig transparant vergunningstelsel. Voor vrijwel alle stelsels is op Internet wel informatie beschikbaar, maar veelal in een vorm die het de ondernemer niet mogelijk maakt op snelle en eenvoudige wijze de eigen situatie te beoordelen.
Slechts bij 15% van de onderzochte stelsels krijgt het serviceniveau van de overheid een goede beoordeling. Over het algemeen zijn ondernemers wel tevreden over de wijze waarop men telefonisch te woord wordt gestaan en de mogelijkheid om vragen te stellen of de aanvraag te bespreken (vooroverleg). Veel ondernemers hebben een negatief oordeel over de deskundigheid van de vergunningverleners.
Het Project Strijdige Regels leverde een flink aantal meldingen van ontevredenheid op over de handelwijze van bestuurders en hun medewerkers.
Op alle overheidsniveaus wordt gewerkt aan het uitbreiden van de mogelijkheden om vergunningverlening langs elektronische weg gemakkelijker te maken. Over veel regelgeving is de informatie al via internet te verkrijgen, zij het zelden «op maat». Uitvoering van de plannen in het kader van de «Elektronische overheid» gaat grote verbeteringen brengen. De grote verscheidenheid van acties van overheidsorganisaties op alle niveaus vraagt om actie gericht op het vergroten van de samenhang. Over het algemeen is het bedrijfsleven niet intensief bij de ontwikkeling betrokken.
De Taskforce signaleert tal van ontwikkelingen, die van invloed zijn op de wijze waarop de vergunningverlening gaat veranderen. De voor ondernemers belangrijkste ontwikkelingen zijn hierna kort aangeduid.
Op alle overheidsniveaus wordt constructief gedacht over en gewerkt aan vermindering van de last van de vergunningverlening aan burgers en bedrijven.
De VNG heeft acties gestart ter verbetering van de dienstverlening door gemeenten. De provincies werken aan ISO-certificering voor hun vergunningverlening.
Op rijksniveau is het programma ter terugdringing van de Administratieve Lasten met 25% in vier jaar een effectieve stimulans.
Voor vergunningen lijkt een trendbreuk mogelijk. Zo zal de herijkingsoperatie van het Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) leiden tot minder vergunningen, onder meer door introductie van de «omgevingsvergunning» én door veel bedrijven onder de werkingssfeer van de algemene milieuregels te brengen. Daarnaast ontwikkelt het Ministerie van V&W de Integrale Waterwet die eveneens zal leiden tot een vermindering van vergunningen, met name door het samenvoegen van een aantal wetten tot de nieuwe Integrale Waterwet en een aantal algemene regels.
Op korte termijn treedt een wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht in werking die het recht om beroep aan te tekenen beperkt tot belanghebbenden.
Deze wet kent de mogelijkheid om tegen het niet tijdig beslissen door een bestuursorgaan in bezwaar en beroep te gaan. Dit is echter niet altijd effectief. Daarom wil het kabinet de Awb aanvullen met een effectiever rechtsmiddel: direct beroep bij de rechter zonder bezwaar te maken bij het bestuursorgaan. De rechter doet vervolgens zonder zitting te houden binnen acht weken uitspraak en beveelt daarbij dat het bestuursorgaan binnen twee weken alsnog een beslissing neemt. Daarbij kan de rechter reeds een dwangsom aan het bestuur opleggen.
In voorbereiding is een regeling om de besluitvorming rondom bepaalde projecten te coördineren in die gevallen waarin meerdere vergunningen nodig zijn. Via een bundeling van beslis- en beroepsmomenten wordt in deze regeling gewaarborgd dat niet op verschillende tijdstippen steeds verschillende maar met elkaar samenhangende besluiten ter discussie kunnen worden gesteld.
In toenemende mate realiseren overheidsorganisaties zich dat professionalisering van de vergunningverlening een belangrijke voorwaarde is voor het verbeteren van de kwaliteit daarvan. Velen onderkennen dat zij noch de schaal noch de middelen hebben om dat doel binnen de bestaande organisatie te bereiken en zoeken naar mogelijkheden om krachten te bundelen voor een betere dienstverlening.
In voorbereiding is een Europese Richtlijn voor dienstverlening op de interne markt, die beoogt belemmeringen weg te nemen voor ondernemingen die over de grens diensten aanbieden. Voor Nederland nieuwe aspecten in de concept Richtlijn zijn:
– een vergunning mag doorgaans geen beperkte geldigheidsduur hebben.
– bij het uitblijven van een antwoord binnen die vastgestelde termijn moet de vergunning worden geacht te zijn verleend.
– introductie van een «single point of contact», waar de (buitenlandse) dienstverlener alle informatie kan verkrijgen en alle procedures kan afwikkelen.
– een verplichte rapportage waarin per vergunningsstelsel wordt aangegeven dat het vergunningsstelsel niet discrimineert, objectief kan worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang en dat de doelstelling niet kan worden bereikt door een minder beperkende maatregel.
De onderhandelingen over deze richtlijn zijn nog in volle gang. Nederland heeft daarbij aangegeven geen generieke toepassing van fictieve vergunningverlening bij fatale termijnen te wensen.
Legesheffing is een veelbesproken onderwerp. In de huidige situatie zijn de bouwleges het belangrijkst. Consequentie van de door de Taskforce zeer gewaardeerde introductie van de nieuwe «omgevingsvergunning» door de Minister van VROM is dat er moet worden gekozen tussen de huidige situatie bij bouwvergunningen (legesheffing) en bij milieuvergunningen (legesvrijdom). VROM kiest vooralsnog voor legesheffing. Dit zou kunnen leiden tot het ongedaan maken van een structurele lastenverlichting voor bedrijven uit 1997 in verband met het vervallen van leges voor milieuvergunningen. De bezwaren die aan de legesheffing zijn verbonden verwacht VROM te beperken door uniformering en standaardisering van de leges én beperking van de lastendruk voor de beoordeling van milieuaspecten.
De leden van de Tweede Kamer Wolfsen en Luchtenveld hebben een initiatief wetsvoorstel ingediend waarin een financiële prikkel wordt geïntroduceerd om de naleving van de termijnen in het bestuursrecht te bevorderen. Daarop vooruitlopend voert de provincie Zuid Holland reeds op 1 mei 2006 zo'n regime in.
In het voorontwerp inzake de «Omgevingsvergunning» is bij de uitgebreide procedure gekozen voor een financiële prikkel in de vorm van het van rechtswege vervallen van het recht om leges te innen.
Het kabinet heeft al eerder aangekondigd te bezien of de figuur van de fictieve positieve beslissing wanneer niet binnen de wettelijke termijn is beslist in meer gevallen kan worden toegepast. Daarbij is tevens aangegeven dat een dwingende algemene regeling in de Algemene Wet Bestuursrecht niet voor de hand ligt. In het bijzondere bestuursrecht kan van geval tot geval worden bezien of de te treffen maatregelen kunnen worden aangevuld met deze juridische figuur. Toepassing ligt niet voor de hand bij beslissingen met potentieel ingrijpende onomkeerbare gevolgen.
In een Rondetafelconferentie typeerden de deelnemers de onduidelijke positie van belanghebbende derden en soms de vergunningverkrijger zelf als een majeur nadeel van de «silencio positivo». Indien de normaliter noodzakelijke belangenafweging niet heeft plaatsgevonden en de vergunning wel is verleend, kan voor alle partijen een onzekere periode ontstaan die al snel aanleiding kan geven tot gerechtelijke procedures. De deelnemers zien wel nut in toepassing bij vergunningstelsels, waarbij het gaat om voorafgaande beoordeling van concrete zaken én vrijwel geen afweging met belangen van derden nodig is.
In een recent debat in de Tweede Kamer heeft de Minister President welwillend gereageerd op een motie die een snel onderzoek naar toepassingsmogelijkheden verlangt.
Op het gebied van de gebiedsbescherming is o.m. van belang de wijziging van de Natuurbeschermingswet 1998, die naar verwachting op 1 oktober 2005 in werking treedt. Op dat moment is een afzonderlijke natuurbeschermingswetvergunning nodig voor activiteiten met mogelijke schadelijke gevolgen voor natuurmonumenten of vogel- of habitatrichtlijngebieden.
Op alle overheidsniveaus wordt gewerkt aan het uitbreiden van de mogelijkheden om langs elektronische weg vergunningverlening gemakkelijker te maken. Naast concrete projecten op het niveau van individuele vergunningstelsels wordt gewerkt aan belangrijke algemene voorzieningen. Voor bedrijven die mogelijk een vergunning nodig hebben zijn de meest relevante:
• Toegang tot betrouwbare geïntegreerde overheidsinformatie op internet
• Mogelijkheid tot (virtueel) geïntegreerde aanvraag van vergunningen
• Bundeling van alle voor een bedrijf relevante (rechts)persoonlijke informatie in een virtueel eigen loket bij de overheid
• Eén digitale handtekening voor (rechts)personen, bruikbaar bij alle overheden.
De vergunning is voor de overheid een effectief middel om via voorafgaande toetsing van mogelijk risicovolle maatschappelijke activiteiten op efficiënte wijze publieke belangen te beschermen. De vergunning is echter ook een zwaar middel, dat niet hoeft te worden gebruikt als met eenvoudiger middelen de gewenste situatie kan worden bereikt.
De aandacht voor de effecten van vergunningverlening is recent sterk toegenomen. Veel overheidsorganisaties zien dat negatieve effecten waar mogelijk moeten worden weggenomen en zijn bezig met het realiseren van verbeteringen. Dat is een goede zaak. Maar er kan meer én het kan sneller.
Het kabinet besteedt veel aandacht aan vergroting van de economische dynamiek en versterking van de (internationale) concurrentiepositie van het bedrijfsleven. In de daarvoor nodige acties is het zinvol alle mogelijkheden voor verbetering van de vergunningverlening te benutten. De Taskforce onderkent daarvoor een aantal uitdagingen, die als volgt kunnen worden getypeerd:
• Vermindering van de vergunninglast
• Schaf vergunningen waar mogelijk af
• Verlaag de kosten voor de vergunningvrager
• Verbetering van de vergunningverlening
• Verbeter het serviceniveau van de overheid
• Stel de ondernemer centraal
• Vergroot de toepassing van ICT
• Bevorder snelle en tijdige beslissingen
• Anticipeer op de EU Richtlijn Diensten
Voor het realiseren van verbeteringen is gerichte actie nodig. Het effect zal des te gunstiger zijn naarmate meer overheidsorganisaties daaraan naar vermogen bijdragen. Voor de ondernemer is er veel aan gelegen dat hij alle benodigde informatie en vergunningen op maat en snel via «één loket» kan verkrijgen.
De ervaring leert dat veranderingen in de bestuurlijke organisatie en de allocatie van bestuurlijke verantwoordelijkheden niet gemakkelijk kunnen worden gerealiseerd. Omdat de Taskforce voorstander is van het snel realiseren van verbeteringen geeft hij de voorkeur aan acties, die in de bestaande bestuurlijke verhoudingen tot stand kunnen komen.
De Taskforce bepleit de krachten te bundelen in een project, waaraan alle overheidsorganisatie een bijdrage (kunnen) leveren. Hij heeft tien voorstellen voor actie uitgewerkt, die nog in deze kabinetsperiode tot uitvoering kunnen en moeten worden gebracht. Voorts doet hij een voorstel voor de organisatie van die acties.
Bij de voorbereiding hiervan heeft de Taskforce de relevante omgeving waar mogelijk bij zijn werk betrokken. Dat schept draagvlak voor verandering, maar ook verwachtingen, in het bijzonder in ondernemerskring.
1. Toets alle vergunningstelsels op nut en noodzaak
De Taskforce stelt voor nog in deze kabinetsperiode alle vergunningstelsels van alle overheidsorganen te toetsen aan het door hem ontwikkelde «Toetsingskader Vergunningen». Deze operatie zou moeten leiden tot het schrappen of door algemene regels vervangen van veel vergunningen. Hierdoor kan ook een flinke vermindering van de uitvoeringslast van te handhaven vergunningen worden bereikt.
De voorgestelde toets is tegelijkertijd een uitstekende en tijdige voorbereiding op de verplichting van de (concept) EU Richtlijn Diensten voor de lidstaten om hun vergunningstelsels aan de Europese Commissie te rapporteren. Hier ligt een kans om dubbel werk te voorkomen.
2. Verlaag de kosten voor de vergunningvrager
Lastenverlichting is belangrijk voor verbetering van het ondernemingsklimaat. Tal van signalen leveren een beeld op dat de kosten van vergunningverlening (te) hoog zijn. Kostenverlaging wordt het best bereikt door zo veel mogelijk vergunningen af te schaffen. Waar vergunningen blijven bestaan is de uitdaging de kosten daarvan zo laag mogelijk te maken.
De Taskforce stelt voor om bij de Toetsing van vergunningstelsels systematisch te bepalen hoe de kosten kunnen worden verlaagd door o.m. verlaging van de frequenties van vergunningverlening en beperking van de kosten van informatieverstrekking. Het is mogelijk om daarmee in enkele jaren een forse besparing te bereiken.
3. Voer stevige prikkels in ter voorkoming van termijnoverschrijding
Wettelijke termijnen dienen effectieve termijnen te worden. Burger en bedrijf moeten er op kunnen vertrouwen dat de overheid zijn verplichtingen nakomt en tijdig beslissingen neemt. Waar dat niet gebeurt wordt de vergunningvrager onnodig belemmerd in de uitvoering van zijn ondernemersplannen. Hij lijdt daardoor in veel gevallen schade.
De Taskforce is voorstander van het creëren van stevige prikkels ter voorkoming van termijnoverschrijding. De wetenschap dat de overheid een financieel nadeel kan lijden is een krachtige stimulans om het niet zo ver te laten komen.
Het verkrijgen van vergoeding van door termijnoverschrijding ontstane schades is in de praktijk geen eenvoudige zaak. De Taskforce onderstreept het belang van het onderzoek, dat onlangs in opdracht van de ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is gestart naar de knelpunten bij het vergoeden van schade wegens onrechtmatige overheidsdaad.
Daarnaast is een deel van de Taskforce1 voorstander van het introduceren van financiële sancties voor het overheidsorgaan dat niet tijdig beslist. Zij geven in overweging daarbij hogere bedragen vast te leggen dan de leden van de Tweede Kamer Wolfsen en Luchtenveld thans hebben voorzien in hun voorstel tot wijziging van de Algemene Wet Bestuursrecht.
4. Pas de «silencio positivo» vaker toe
De Taskforce heeft uitvoerig aandacht geschonken aan de mogelijkheden om via bredere toepassing van het mechanisme van fictieve beslissingen bij fatale termijnen tot versnelling van de vergunningverlening te komen. Het uitgevoerde onderzoek naar de situatie in Spanje geeft aanknopingspunten voor zo'n bredere toepassing, maar wijst ook de (juridische) knelpunten aan.
Wettelijke termijnen dienen effectieve termijnen te worden. Van de overheid mag worden verlangd dat hij binnen de geldende termijnen de gevraagde beslissingen neemt. De bewaking van de beslistermijnen bij de vergunningverlening heeft prioriteit.
De Taskforce ziet daarnaast ruimte voor een bredere toepassing van de «silencio positivo» in Nederland. Het grote voordeel van dat mechanisme is dat de vergunningvrager bij het verstrijken van de termijn «groen licht» heeft en zijn plannen kan uitvoeren. Daarbij dienen de gesignaleerde nadelen te worden voorkomen.
De Taskforce stelt voor om bij de Toetsing van vergunningstelsels in beginsel voor alle «standaardvergunningen» te kiezen voor toepassing van de «silencio positivo». Daarop dient alleen een uitzondering te worden gemaakt voor situaties waarin dat objectief om een dwingende reden van algemeen belang gewenst is. Zo'n dwingende reden kan bestaan uit (te) ernstige maatschappelijke gevolgen van de fictieve vergunningverlening of uit het feit dat concrete belangen van derden in het geding zijn.
Over toepassing van de «silencio negativo» is de Taskforce minder positief. Het belangrijkste nadeel voor ondernemers is toch dat de fictieve weigering niet helpt de weg vrij te maken voor het realiseren van plannen. Er zijn zeker procedurele voordelen, maar die zijn in de Nederlandse situatie naar hun aard beperkt.
5. Stimuleer concentratie van taken bij professionele organisaties
De Taskforce is overtuigd van zowel de noodzaak als de mogelijkheden om de kwaliteit van het overheidshandelen in de sfeer van de vergunningverlening te verbeteren. Met name de inzet van competente (deskundige) medewerkers, die actief inspelen op de behoeften van de vergunningvrager kan veel positieve effecten opleveren.
Veel decentrale organisaties hebben noch de schaal noch de middelen om te beschikken over de professionaliteit die nodig is voor de uitvoering van een in alle opzichten goed vergunningenbeleid. Die organisaties onderkennen dat zelf ook.
De Taskforce bepleit dat het kabinet in goed overleg met de decentrale overheden een krachtige stimulans ontwikkelt voor de uitbesteding van taken aan «interbestuurlijke shared service» organisaties, die voor een professionele uitvoering van de vergunningverlening kunnen zorgen.
6. Vereenvoudig complexe vergunningsituaties
De ondernemer moet in veel gevallen meerdere vergunningen bij uiteenlopende overheidsorganen tegelijk vragen. De Taskforce is daarom verheugd over het voornemen van de Minister van VROM om binnen afzienbare termijn te komen tot een «omgevingsvergunning». Dit voornemen kan een majeure bijdrage leveren aan het streven van het Kabinet naar verlichting van de (administratieve) lasten voor het bedrijfsleven. Op termijn kunnen ook de in het voorontwerp «samenhangende besluiten Algemene Wet Bestuursrecht I» voorziene regels een positief effect hebben.
Voor grote projecten en bepaalde categorieën van ondernemers blijft de bestaande territoriale allocatie van bevoegdheden echter een gegeven dat de uitvoering van plannen ernstig compliceert. De Taskforce acht het urgent dat ook daarvoor een oplossing wordt gevonden. Het zou mogelijk moeten worden dat op verzoek van de ondernemer of initiatiefnemer van een groot project alle benodigde vergunningen op een met de «omgevingsvergunning» vergelijkbare wijze via één loket worden verleend.
Vrijwillige vormen van samenwerking bieden geen structurele en effectieve oplossing als overheidsorganen om hen moverende redenen daaraan niet (willen) bijdragen. Afdwingen van samenwerking, bijvoorbeeld via een speciale wet, is naar het oordeel van de Taskforce op dit moment geen werkbare optie. Veeleer moet eerst worden geprobeerd aan de hand van concrete gevallen mogelijkheden te verkennen en uit te bouwen. Het uitwerken van de door de Gasunie NV bepleite «concernvergunning» is daarvoor een geschikte optie.
7. Maak maatwerk van kostendoorberekening
De Taskforce kan zich vinden in de gedachte dat het niet onredelijk is te verlangen dat de vergunningvrager de kosten betaalt die voortvloeien uit de voorbereiding van de beslissing op zijn vergunningaanvrage. De Taskforce is tegenstander van het maken van «winst» op de kostendoorberekening1
De belangrijkste leges zijn die voor bouwvergunningen. Daarom is de keuze die het kabinet maakt voor de heffing van leges voor de nieuwe «Omgevingsvergunning» van vitaal belang. De Taskforce meent dat doorvoering van de voorlopige plannen van de Minister van VROM een formule oplevert, die een aanzienlijk deel van de bestaande bezwaren kan wegnemen. Dat is zeker het geval als in de verdere uitwerking wordt geregeld dat de individuele ondernemer die geconfronteerd wordt met een onevenredige heffing de mogelijkheid krijgt via een eenvoudige procedure een lagere heffing te verkrijgen.
De Taskforce volgt de lijn van denken uit het voorontwerp «Omgevingsrecht». Hij adviseert alle regelingen inzake leges op een vergelijkbare wijze vorm te geven.
8. Versterk de toepassing van ICT bij vergunningverlening
De Taskforce is van oordeel dat de centrale plaats van het gebruikersperspectief in het programma Andere Overheid goed aansluit bij de gewenste vereenvoudiging van de vergunningverlening. Een aantal problemen bij vergunningverlening wordt hierdoor in ieder geval ten dele ondervangen.
Realisatie van excellente ICT voorzieningen ten behoeve van vergunningverlening vraagt om eenduidige afspraken en samenwerking van allerlei overheidsorganisaties op de diverse niveaus. De Taskforce is niet overtuigd dat de huidige vormgeving van de regie over de realisatie van de «Elektronische overheid» sterk genoeg is om die benodigde medewerking in noodzakelijke omvang en het gewenste tempo te verkrijgen. Ook de mate waarin het bedrijfsleven als gebruiker wordt ingeschakeld bij de ontwikkeling van de elektronische hulpmiddelen kan worden versterkt.
Versterking van de regiefunctie voor ICT toepassingen in het overheidsdomein is naar het oordeel van de Taskforce de belangrijkste voorwaarde voor het snel en succesvol realiseren van de mogelijke verbeteringen. De Taskforce stelt daarom voor:
• één bewindspersoon aanspreekbaar te maken voor de regie voor hantering van ICT voor vergunningverlening voor ondernemers
• prioriteiten vast te stellen voor ICT toepassingen voor vergunningverlening
9. Maak vaker gebruik van certificatie
Toepassing van certificatie voor het realiseren van publieke doelen is in beginsel een aantrekkelijke optie. Via hantering van het Toetsingskader komt systematisch de vraag aan de orde of vrijwillige certificatie een passend middel in een concrete situatie is. De Taskforce onderstreept met dit voorstel het belang van die vraag.
Hij tekent daar bij aan dat de overheid in bepaalde gevallen expliciet kan bepalen dat hij een publiek belang wil bereiken door het aanwijzen van een bepaald certificaat. Sluitstuk van een goede publieke certificatie is het «ondersteunend optreden» van de overheid in de vorm van acties ter handhaving van de publieke doelen.
10. Verlicht de last van de «habitat»-toetsen
De vogelrichtlijn en de habitatrichtlijn schrijven voor dat de toelaatbaarheid van activiteiten op een bepaalde wijze en aan bepaalde criteria getoetst moet worden. Voor vergunningvragende ondernemers is dat onder omstandigheden een lastige zaak, omdat het een materie betreft waarmee zij weinig vertrouwd zijn. De afzonderlijke natuurbeschermingswetvergunning compliceert hun situatie. Actie ter vereenvoudiging is mogelijk en nodig. De Taskforce stelt voor:
• de toelaatbaarheid van activiteiten zoveel mogelijk generiek te regelen of op een hoger abstractieniveau te sturen
• vroegtijdig duidelijkheid te maken welke informatie nodig is
• de bestaande kennis over gebieden en soorten voor een ieder gemakkelijk toegankelijk te maken
11. Richt een tijdelijke Projectorganisatie in
Deze voorstellen leveren een omvangrijk, samenhangend pakket van maatregelen op ter verbetering van de vergunningverlening. De Taskforce acht uitvoering van die voorstellen noodzakelijk en urgent. Deze taak dient naar zijn oordeel binnen de zittingsduur van dit kabinet te worden voltooid.
Voor die uitvoering is de medewerking nodig van alle overheidsorganen, die met vergunningverlening zijn belast, zeker ook gemeenten en provincies. De Taskforce stelt voor dat het kabinet in het kader van de Interbestuurlijke Code goede afspraken maakt over hun participatie.
De Taskforce bepleit de vorming van een tijdelijke projectorganisatie voor de tijdige uitvoering van de door het kabinet gekozen taakstelling. Er is grote belangstelling bij de ondernemersorganisaties voor publiek-privaat samenspel bij de uitvoering van dit project.
De uitvoering van de acties dient kritisch te worden beoordeeld door een eveneens tijdelijke «visitatiecommissie» onder leiding van iemand die het vertrouwen van de ondernemers geniet.
Een vergunning is een beschikking op een aanvrage die toestaat voorgenomen activiteiten te verrichten, die in de wet- of regelgeving verboden zijn. De Taskforce heeft 897 vergunningstelsels onder 15 uiteenlopende benamingen aangetroffen.
Goed voorbeeld van te bereiken effecten kan worden ontleend aan de wijzigingen die worden doorgevoerd dankzij de zogenoemde 8.40 Amvb's van de Wet Milieubeheer, waardoor het aantal bedrijven dat een vergunning dient aan te vragen ingrijpend wordt beperkt. Voor de meeste bedrijven worden algemene regels het middel waarmee het publieke doel wordt bereikt.
Vergelijk o.m. de afspraken die de Minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer maakt met provincies en gemeenten ter uitvoering van «pilotprojecten» als voorbereiding op de «omgevingsvergunning».
ICTU is een stichting van de gezamenlijke overheden. Het is «shared service» organisatie voor de ontwikkeling en implementatie van ICT-projecten. ICTU werkt exclusief in opdracht van overheden.
Brief van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de Tweede Kamer naar aanleiding van onderzoek tarieven gemeentelijke leges, 25 september 2003.
De andere leden van de Taskforce achten zich gebonden aan het voornemen van het kabinet de Algemene Wet Bestuursrecht aan te vullen met een regeling voor direct beroep bij niet tijdig beslissen; vgl. Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 29 279, nr. 21.
De leden van de Taskforce, die de ondernemersorganisaties vertegenwoordigen, hebben een primaire voorkeur voor het volledig afschaffen van de mogelijkheid leges te verlangen voor de afgifte van vergunningen. Daar waar leges gehandhaafd worden achten zij een rechtstreeks verband in de individuele situatie gewenst tussen de gemaakte kosten en de in rekening gebrachte leges.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29515-93.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.