29 515 Aanpak regeldruk en administratieve lasten

33 009 Innovatiebeleid

32 637 Bedrijfslevenbeleid

Nr. 451 VERSLAG VAN EEN SCHRIFTELIJK OVERLEG

Vastgesteld 14 december 2020

De vaste commissie voor Economische Zaken en Klimaat heeft een aantal vragen en opmerkingen aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd over de kabinetsreactie op ATR-advies «minder regeldruk door opkomst klus- en deeleconomie» (Kamerstuk 33 009, nr. 69), de voortgangsrapportage «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018–2021» (Kamerstuk 29 515, nr. 437), de jaarrapportage 2018 Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) (Kamerstuk 29 515, nr. 439), de voortgangsrapportage 2019 van het onafhankelijke Adviescollege Toetsing Regeldruk (Kamerstuk 29 515, nr. 440), de openbaarmaking van het rapport «Ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers. Een onderzoek naar ervaren knelpunten en mogelijkheden tot vermindering van regeldruk» (Kamerstuk 32 637, nr. 390), het werkprogramma 2020 van het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) (Kamerstuk 29 515, nr. 442), de appreciatie rapporten maatwerkaanpak metaal en klantreis internationaal zakendoen buiten de Europese Unie (Kamerstuk 29 515, nr. 443), de reactie op onderzoek van Hogeschool Saxion naar de ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers (Kamerstuk 32 637, nr. 412), de voortgangsrapportage «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018–2012» (Kamerstuk 29 515, nr. 446), het jaarverslag Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR) 2019 (Kamerstuk 29 515, nr. 448), het werkprogramma 2021 en Voortgangsrapportage Adviescollege Toetsing Regeldruk (Kamerstuk 29 515, nr. 449) en de onderzoeken die voortvloeien uit de motie van het lid Wörsdörfer over de administratieve verplichtingen in kaart brengen en de motie van het lid Aartsen een onderzoek naar differentiatie in regelgeving voor mkb'ers (Kamerstuk 32 637, nr. 436).

De vragen en opmerkingen zijn op 19 november 2020 aan de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat voorgelegd. Bij brief van 10 december 2020 zijn de vragen beantwoord.

De voorzitter van de commissie, Renkema

De adjunct-griffier van de commissie, Van Tilburg

Vragen en opmerkingen vanuit de fracties en reactie van de Staatssecretaris

Vragen en opmerkingen van de leden van de VVD-fractie

De leden van de VVD-fractie hebben naar aanleiding van de geagendeerde stukken nog een aantal vragen en opmerkingen.

1

De leden van de VVD-fractie merken op dat de regeldruk voor ondernemers deze kabinetsperiode stijgt met ongeveer 2,5 miljard euro, zo blijkt uit onderzoek van MKB-Nederland. Tijdens de begrotingsbehandeling Economische Zaken en Klimaat is de motie van het lid Wiersma c.s. (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 20) over het onderzoek doen naar de voor- en nadelen van een «One In, One Out»-beleid aangenomen. Deze leden vragen hoe de Staatssecretaris dit onderzoek gaat laten uitvoeren. Gaat zij hier de belangenorganisaties actief bij betrekken?

Antwoord

De one in, one out systematiek is feitelijk een variant op de kwantitatieve doelstellingen die in het verleden door verschillende kabinetten zijn toegepast. Deze systematiek betekent namelijk dat voor iedere stijging van de regeldrukkosten een evenredige reductie moet worden gevonden. Op basis van de ervaringen die in het verleden zijn opgedaan met het toepassen van een kwantitatieve doelstelling zal ik de voor- en nadelen op een rij zetten. Daarnaast zal ik een onderzoek laten uitvoeren naar de ervaringen van enkele Europese lidstaten waar deze specifieke systematiek momenteel wordt toegepast of inmiddels al is afgeschaft.

Dit zal resulteren in een beschrijving van de noodzakelijke organisatorische interdepartementale processen en de bijbehorende politieke afspraken en gevolgen. Op basis hiervan zullen keuzes moeten worden gemaakt waarbij ook de zienswijze van belangenorganisaties relevant is.

2

De leden van de VVD-fractie lezen daarnaast dat uit het onderzoek van Panteia naar differentiatie regelgeving voor het midden- en kleinbedrijf (mkb) blijkt dat van de tien meest belastende wetten voor kleine ondernemers, maar liefst acht ervan betrekking hebben op het werkgeverschap. Ook is er in 2018 al onderzoek gedaan naar ervaren regeldruk onder werkgevers. Welke verbetervoorstellen zijn uit dit onderzoek uit 2018 voortgekomen?

Antwoord

In opdracht van het Ministerie SZW is in 2018 het onderzoek naar ervaren regeldruk onder werkgevers uitgevoerd. Vooralsnog heeft het onderzoek de volgende verbeterpunten opgeleverd (Kamerstuk 29 515, nr. 446):

  • Het kabinet heeft in december 2018 afspraken gemaakt met werkgevers over een pakket om de verplichtingen rond loondoorbetaling bij ziekte makkelijker, duidelijker en goedkoper te maken,

  • Naar aanleiding van de hiervoor genoemde afspraken is een meerjarig communicatietraject gestart waardoor alle betrokken partijen weten waar ze aan toe zijn bij de re-integratie van zieke werknemers.

  • Begin 2021 start een programma om in samenspraak met betrokken stakeholders de uitvoering van experimenten rond re-integratie tweede spoor te faciliteren.

3

Is de nieuwe meting om te kijken of er sprake is van «merkbare verbetering» van de ervaren regeldruk al afgerond? Zo ja, wanneer kunnen de resultaten hiervan verwacht worden?

Antwoord

De meting waaraan wordt gerefereerd heeft een andere insteek. In de voortgangsrapportage van juni van dit jaar (Kamerstuk 29 515, nr. 437) heb ik aangekondigd een scan te laten uitvoeren naar merkbare regeldruk bij ondernemers. Doel van de scan is in kaart te brengen op welke terreinen ondernemers regeldruk ervaren, maar vooral ook wat de onderliggende oorzaken zijn. Er wordt niet gemeten of de ervaren regeldruk bij ondernemers is verbeterd. De uitkomsten van deze jaarlijkse scan, die dus meer het karakter heeft van een peiling, wil ik gebruiken om waar nodig in te kunnen spelen op nieuwe knelpunten en de departementale actieprogramma’s hier eventueel verder op aan te vullen. Wegens de coronacrisis is er dit jaar voor gekozen om ondernemers niet apart te bevragen maar voor de scan gebruik te maken van de uitkomsten van het Panteia onderzoek naar differentiatie in regelgeving voor het mkb (Kamerstuk 32 637, nr. 390). Momenteel worden de klachten, die in het kader van de regeldrukscan op de verschillende wetgevingsterreinen zijn verzameld, nader geanalyseerd. Daarna zal het gesprek met de verantwoordelijke departementen worden aangegaan om te kijken op welke wijze de klachten kunnen worden opgepakt. De Kamer zal hierover nader worden geïnformeerd.

4

Deze leden lezen dat in het onderzoek van Panteia «Differentiatie regelgeving mkb» goede voorstellen worden gedaan om de regeldruk voor de top vijf meest belastende regelgeving voor kleine ondernemers te verlagen. Kan de Staatssecretaris aangeven welke voorstellen hiervan zijn overgenomen? Wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?

Antwoord

Door Panteia is bij de uitvoering van het onderzoek eerst gekeken naar de meest belastende generieke wetgeving en vervolgens naar de kansrijke mogelijkheden voor differentiatie. Daarbij zijn ook mogelijke oplossingen gepresenteerd om de belasting te verminderen. De conclusie van het Panteia onderzoek is echter dat de gepresenteerde oplossingen weinig nieuwe en bruikbare aanknopingspunten voor differentiatie in de regelgeving zelf opleveren. Vooralsnog worden de meest kansrijke opties gezien op het vlak van communicatie en toezicht. Hierover is overleg gestart met de departementen waaronder de betreffende wetten ressorteren. Op dit moment kan ik nog niet aangeven welke opties op korte termijn kunnen worden gerealiseerd. Over de resultaten zal uw Kamer te zijner tijd worden geïnformeerd.

5

De leden van de VVD-fractie lezen ten slotte in het rapport dat er generieke instrumenten zijn ingezet, zoals de «life-events-aanpak, de maatwerkaanpak en de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven, om samen met ondernemers specifieke knelpunten binnen bepaalde bedrijfssectoren en rondom specifieke levensgebeurtenissen in kaart te brengen en aan te pakken. Deze aanpak heeft ertoe geleid dat er inmiddels rond de 50 maatregelen en concrete knelpunten daadwerkelijk zijn afgerond of opgelost. Kan de Staatssecretaris deze 50 concrete knelpunten die zijn opgelost met de maatwerkaanpak, de life-event-aanpak en adviezen van de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, waarom niet?

Antwoord

In de verschillende voortgangsrapportages van het programma Betere Regelgeving en Dienstverlening voor Bedrijven die ik u tot nu toe heb gestuurd wordt de Kamer geïnformeerd over de voornaamste resultaten van de verschillende departementale actieprogramma's die gericht zijn op het merkbaar aanpakken van regeldruk voor ondernemers. Deze departementale actieprogramma's zijn als bijlage aan de voortgangsrapportage toegevoegd. Daarin worden alle maatregelen, inclusief de stand van zaken en behaalde resultaten toegelicht. Daarnaast is in de rapportages melding gemaakt van de knelpunten en oplossingsrichtingen uit de maatwerkaanpak en de life-eventaanpak. Graag verwijs ik u naar deze voortgangsrapportages1.

Vragen en opmerkingen van de leden van de CDA-fractie

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de geagendeerde stukken. Deze leden hebben daarover de volgende vragen en opmerkingen.

6

De leden van de CDA-fractie lezen dat het Adviescollege toetsing regeldruk (ATR) adviseert om te onderzoeken hoe de regeldruk in de traditionele economie kan verminderen door toepassing van innovatieve toezichtarrangementen. De Staatssecretaris zou hier met het samenwerkingsverband van rijksinspecties naar kijken. Waar heeft dit toe geleid? Daarnaast adviseert het ATR om de regels in beeld te brengen die kunnen worden omgevormd naar regels die minder gevoelig zijn voor het type verdienmodel. Welke stappen zijn gezet richting regelgeving die onafhankelijker is van het verdienmodel?

Antwoord

Ik heb naar aanleiding van de vraag naar innovatieve toezichtarrangementen, waarin de kwaliteitsborging plaatsvindt door het delen van informatie tussen aanbieders, tussenpartijen, afnemers en toezichthouders, overleg gevoerd met de Inspectieraad (het samenwerkingsverband van rijksinspecties). De inspecties hebben gekeken naar het delen van indicatoren die belangrijk zijn voor het toezicht op een eerlijke en veilige handel in die markt. Het gaat dan specifiek om delen van informatie tussen aanbieders, tussenpartijen, afnemers en toezichthouders. Waardering van prestaties, producten en diensten via platforms is vaak nog niet transparant en daarachter werkende algoritmen kunnen willekeur in de hand werken. De voorlopige conclusie is dat private initiatieven voor kwaliteitsborging in een markt nog niet zonder meer gelijk zijn met het publieke toezicht op de eerlijke en veilige handel in die markt. Derhalve kunnen deze nog niet als innovatieve toezichtarrangementen worden ingezet die leiden tot minder regeldruk.

7

De leden van de CDA-fractie merken op dat het ATR stelt dat de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) in de praktijk meer belastend is voor burgers en bedrijven in de traditionele economie dan in de klus- en deeleconomie. De Staatssecretaris heeft voor het mkb een AVG-handleiding geïntroduceerd. In hoeverre is hiermee de ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers verminderd? De Staatssecretaris schrijft dat vanwege het intrinsieke verschil tussen de verdienmodellen het lastig lijkt om het door ATR aangegeven probleem op te lossen, maar dat nader advies hieromtrent welkom is. Welke nieuwe inzichten heeft de Staatssecretaris nog gekregen?

Antwoord

De opzet en uitgave van de mkb-handleiding is een onderdeel van een breder pakket van communicatie gericht op vermindering van de ervaren regeldruk rond de AVG. Gebleken is dat er bij ondernemers behoefte is aan verder verhelderende communicatie en dat via die weg de ervaren regeldruk meestal duidelijk wordt verminderd.

Er blijven verschillen voor de klus- en deeleconomie ten opzichte van de traditionele of de gemengde onderneming. Deze zitten met name in de directere toegang tot persoonsgegevens. Wel is het zo dat in deze periode op het gebied van de digitalisering een enorme sprong wordt gemaakt door veel ondernemers. Steeds vaker wordt naast de traditionele onderneming sterk ingezet op een webwinkel. Daarmee worden de verschillen ten aanzien van gegevensgebruik kleiner, doordat het verdienmodel iets meer op de klus- en deeleconomie gaat lijken. Ook deze ondernemers kunnen dan persoonsgegevens meervoudig gebruiken voor «matchmaking» en daaruit volgende transacties.

8

Tenslotte adviseert het ATR om de exploitatievergunning voor natte horeca af te schaffen, omdat die al een vergunning vanuit de Drank- en Horecawet moet hebben. Volgens de Staatssecretaris is het aan gemeenten hoe zij hiermee willen omgaan. Wat is het huidige beeld daaromtrent? In hoeveel gemeenten is de exploitatievergunning voor natte horeca daadwerkelijk afgeschaft?

Antwoord

Het totaal overzicht van hoe veel gemeenten de exploitatievergunning voor de natte horeca hebben afgeschaft, is niet beschikbaar of is mij niet bekend. Navraag heeft mij geleerd dat dit overzicht ook niet bij VWS danwel bij de VNG aanwezig is.

Wel zijn er meerdere gemeenten die de exploitatievergunning voor de natte horeca hebben afgeschaft omdat daarvoor al een drank- en horecavergunning vereist is. Alleen voor de droge horeca is dan een exploitatievergunning vereist om eisen te kunnen stellen, voorwaarden aan de vergunning te kunnen verbinden en indien gewenst een bibob-onderzoek te kunnen verrichten. Een enkele gemeente heeft daarnaast de exploitatievergunning nagenoeg helemaal afgeschaft. De gemeente Groningen is daar een voorbeeld van. Daar is een exploitatievergunning alleen vereist voor een coffeeshop of een horecabedrijf dat een waarschuwing van de burgemeester heeft gekregen.

9

De leden van de CDA-fractie lezen in de reactie op onderzoek van Hogeschool Saxion naar de ervaren regeldruk bij mkb-ondernemers dat de Staatssecretaris met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft besproken hoe de communicatie van de AP nog beter kan aansluiten bij de belevingswereld van het mkb om de AVG voor mkb-ondernemers begrijpelijker te maken. Wat zijn hiervan de uitkomsten? Welke maatregelen zijn nog meer denkbaar, naast het verbeteren of veranderen van de communicatie?

Antwoord

In navolging van het gesprek dat ik had met de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) wordt gewerkt aan een betere afstemming met het mkb over de beschikbare informatie en de communicatie daarover. Zo is er een klantenpanel met mkb-ers gevormd die de AP adviseert over het toegankelijker maken van de informatie over de AVG. Op dit moment wordt nader invulling gegeven aan een breed communicatieplan waarbij via verschillende instrumenten waaronder bijvoorbeeld animaties wordt gekeken hoe de AVG begrijpelijker kan worden gemaakt. Ook wordt bekeken of er voorbeelddocumenten ter beschikking kunnen worden gesteld.

Daar de AVG een Europese Verordening betreft zijn de mogelijkheden om aanpassingen te doen aan de regelgeving beperkt.

10

Deze leden lezen dat «(e)en klacht die via bepaalde regeldruktrajecten, zoals de maatwerkaanpak, naar voren komt, is dat ondernemers zich niet inschrijven voor aanbestedingstrajecten omdat zij vinden dat deze te veel tijd kosten en niet toegankelijk genoeg zijn voor het mkb». De Staatssecretaris laat, om meer inzicht te krijgen in de toegang van het mkb tot overheidsopdrachten, een onderzoek uitvoeren naar het aantal inschrijvingen van en gunningen aan het mkb. Wanneer kunnen deze leden de resultaten van dit onderzoek verwachten?

Antwoord

Het percentage mkb-deelname bij aanbestedingen en de waarde van door mkb-bedrijven gewonnen opdrachten laat ik op dit moment onderzoeken. Onderdeel hiervan is het totale aanbestedingsvolume. Dit onderzoek gaat over de jaren 2017 t/m 2019. In april 2021 zal Nederland de mkb-deelname bij aanbestedingen rapporteren aan de Europese Commissie als onderdeel van een breder monitoringsrapport. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van het mkb onderzoek en de EU-monitoring wanneer deze gereed zijn.

11

De Staatssecretaris schrijft in de voortgangsrapportage «Merkbaar betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018–2012» dat de mkb-toets steeds meer in zwang raakt: het aantal georganiseerde toetsen bedraagt 20 stuks en nagenoeg elk departement heeft meer dan één toets uitgevoerd. Hoe verhoudt dit aantal van 20 zich tot het totaal aantal voor het mkb relevante wetgevingsdossiers? Hoe staat de Staatssecretaris tegenover het laten uitvoeren van een breed onderzoek naar regeldruk naar aanleiding van de coronasteunpakketten, de uitvoering ervan door onder andere de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en het UWV en de toegankelijkheid voor het mkb en de daaruit te trekken lessen? Is de Staatssecretaris bereid in de toekomst bij (wets)voorstellen structureel een uitvoeringstoets, door de Afdeling advisering van de Raad van State te laten uitvoeren?

Antwoord

De inzet van het kabinet bij de mkbtoets is dat deze alleen plaatsvindt bij dossiers die naar verwachting substantiële regeldrukgevolgen voor het mkb zullen opleveren. Er is geen algemeen beeld van het aantal dossiers met naar verwachting substantiële regeldrukgevolgen voor het mkb en daarom kan er ook geen uitspraak worden gedaan hoe de 20 toetsen zich verhouden tot het totaal dossiers met regeldrukgevolgen voor het mkb. Wel is duidelijk dat niet bij alle wetgevingsvoorstellen met regeldrukgevolgen voor het mkb een mkb-toets wordt gerealiseerd. De belangrijkste reden hiervoor is dat er vaak geen sprake is van substantiële regeldrukeffecten conform de criteria in de Handreiking mkb-toets. Indien dat het geval is, moet dit volgens het «comply or explain» principe worden uitgelegd om invulling te geven aan de motie van het lid Wörsdörfer c.s. (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 19).

Die criteria zijn opgesteld om te zorgen dat het nut van de toets opweegt tegen de tijd die ondernemers in het panelgesprek steken. We ontvangen ook weinig signalen van het ATR dat een mkb-toets ten onrechte niet is uitgevoerd, terwijl werkbaarheid wel een toetspunt is waar het ATR standaard op let.

Ten aanzien van een onderzoek naar de regeldruk voortvloeiend uit de coronasteunpakketten dient te worden opgemerkt dat alle maatregelen voorzien zijn van een regeldrukparagraaf waarin wordt ingegaan op de regeldruk. Daaruit blijkt welke regeldruk er voortkomt uit de coronasteunpakketten. Om die reden is extra onderzoek hiernaar niet nodig.

Ten aanzien van de overige punten van het onderzoek verwijs ik u naar de toezegging die is gedaan door de Minister van Financiën tijdens het verantwoordingsdebat van 26 mei jl. (Handelingen II 2019/20, nr. 74, item 23) aan de Kamerleden Snels en Bruins om na te denken over de evaluatie-aanpak van de sociaaleconomische steunpakketten. Hierover wordt u binnenkort geïnformeerd door de Minister van Financiën.

Tot slot zijn er op dit moment verschillende toetsen, waarmee de uitvoerbaarheid van nieuwe regels wordt gecontroleerd. De mkb-toets is er daar één van en die is gericht op uitvoerbaarheid van nieuwe regels voor het mkb. De meerwaarde van deze toets is nu dat een panel met mkb-ondernemers wordt geconsulteerd om zodoende te kunnen borgen dat praktijkproblemen bij mkb-ondernemers als gevolg van de voorgenomen maatregelen aan het licht komen en geadresseerd worden. Het is belangrijk dat deze toets vroeg in het wetgevingsproces plaatsvindt omdat op dat moment wijzigingen in de opzet eenvoudiger door te voeren zijn. Dit laten de resultaten van de mkb-toets tot nu toe ook zien. Een toets veel later in het wetgevingsproces, wat het geval zou zijn als die door de Raad van State zou worden uitgevoerd, heeft in dit opzicht minder meerwaarde.

13

De leden van de CDA-fractie merken op dat het mandaat van het ATR loopt tot 1 juni 2021, waarna verlenging met twee jaar mogelijk is. Hoe kijkt de Staatssecretaris terug op het ATR? Verwacht zij het mandaat te verlengen, en ziet zij nog punten voor verbetering? Zou het ATR, naast zijn adviserende rol, ook gebaat zijn bij «meer tanden» om daadwerkelijk effectief te zijn en regeldrukvermindering te kunnen afdwingen?

Antwoord

Het ATR heeft, zo blijkt ook uit de recente evaluatie, goed gefunctioneerd en vervult een belangrijke functie bij het regeldrukbeleid door de toetsing van voorgenomen regelgeving.

Over de follow-up van de evaluatie zult u worden geïnformeerd via de voortgangsrapportage Regeldruk die u later deze maand zal toekomen.

Ik zie geen noodzaak voor een ATR met meer «tanden», die onafhankelijk van de politiek zou kunnen beslissen of wetgeving te veel regeldruk met zich mee zou brengen. De afweging hoe wetgeving concreet vorm wordt gegeven is juist aan de politiek, mede op basis van de adviezen van de verschillende adviesorganen. De evaluatie laat zien dat het ATR een effectieve adviesinstantie is omdat meer dan 80% van haar adviezen worden overgenomen. Het is in het Nederlandse staatsbestel niet gebruikelijk, en in mijn ogen ook niet wenselijk, dat een adviesinstantie zaken kan afdwingen.

14

De leden van de CDA-fractie lezen dat uit onderzoek van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) blijkt dat het Integraal Afwegingskader voor beleid en regelgeving (IAK) in de praktijk regelmatig onvoldoende en vaak te laat wordt toegepast en geen duidelijke invloed op de besluitvorming heeft, terwijl het IAK het belangrijkste instrument om tot goede, proportionele regelgeving te komen en dus onnodige regeldruk te voorkomen. Deze leden hebben hierover verschillende vragen. Wanneer is de inhoudelijke reactie van de Staatssecretaris op de OESO-aanbevelingen gereed? Kan de Staatssecretaris deze reactie met de Kamer delen? Uit het OESO-onderzoek blijkt dat de nuloptie of lastenluwe alternatieven in de regel niet overwogen worden bij het maken van nieuwe regels. Is er een instantie die toeziet op de proportionaliteit van nieuwe regels? Heeft het ATR voldoende bevoegdheden om onnodige regeldruk tegen te houden, zoals de Impact Assessment Board in Brussel? Overweegt de Staatssecretaris om het IAK en alle achterliggende toetsen gebundeld openbaar te maken net als de Impact Assessment van de Europese Commissie? Zo nee, waarom niet? Zou controle door de Kamer op de kwaliteit van het IAK en de onderliggende toetsen bij nieuwe voorstellen een positieve bijdrage aan die kwaliteit kunnen leveren?

Antwoord

Het Ministerie van EZK werkt samen met de Ministeries van J&V en Financiën aan een voorstel om het IAK te herzien. In de nieuwe voortgangsrapportage over het programma Inzicht in Kwaliteit wordt op hoofdlijnen inhoudelijk ingegaan op het OESO-rapport en -aanbevelingen en een eventuele herziening van het IAK. Deze rapportage wordt begin 2021 aan uw Kamer toegestuurd.

De proportionaliteit van nieuwe regels is de verhouding tussen nut en noodzaak enerzijds en de gevolgen anderzijds. Het ATR kent als toetspunten de nut en noodzaak van nieuwe regels en de gevolgen voor regeldruk. Standaard let het ATR bij nieuwe wet- en regelgeving ook op de aandacht voor de nuloptie en lastenluwe alternatieven, maar alleen in het kader van regeldruk. De Minister voor Rechtsbescherming is rijksbreed verantwoordelijk voor de kwaliteit van wetgeving waaronder de onderbouwing van noodzaak en evenredigheid. Het Ministerie van Justitie en Veiligheid toetst in dit kader de voorstellen voor wetten en amvb’s van alle ministeries vóórdat deze aan de ministerraad worden voorgelegd, onder meer aan de Aanwijzingen voor de regelgeving en het IAK. Ook toetst de Afdeling advisering van de Raad van State voorgenomen wet- en regelgeving en geeft in haar adviezen ook af en toe commentaar op de (dis)proportionaliteit van de regels.

Het mandaat van het ATR is minder breed dan dat van de Regulatory Scrutiny Board (opvolger van de Impact Assessment Board). Het ATR let alleen op regeldrukaspecten en heeft niet de bevoegdheid zoals de RSB om concept wetten of regelingen terug te sturen als de onderbouwing daarvan tekort schiet. Het ATR kan echter wel adviseren om een voorstel niet in te dienen. Het ATR adviseert ook eerder in het proces (ten tijde van de internetconsultatie) en gewoonlijk wordt met de in dat stadium gemaakte opmerkingen van het ATR al rekening gehouden. Daarnaast let ik vanuit mijn Rijksbrede verantwoordelijkheid voor regeldruk op wat er met adviezen van het ATR is gedaan in de aanloop naar de behandeling van voorstellen in de ministerraad. Het Nederlandse staatsbestel is zo ingericht dat adviesorganen adviseren en dat het aan de politiek is om die adviezen te wegen en in de besluitvorming te betrekken.

Het kabinet overweegt momenteel niet om het IAK en alle achterliggende toetsen gebundeld openbaar te maken net als de Impact Assessment van de Europese Commissie. Het resultaat van de toepassing van het IAK en daarmee ook van de uitgevoerde toetsen in het IAK dient te worden verwerkt in de toelichting bij wet- en regelgeving. Over uitkomsten van de voorbereiding van wet- en regelgeving wordt zodoende inzicht verschaft. Niettemin is de toelichting een document op hoofdlijnen en liggen daar vaak informatiebronnen onder.

Het parlement kan ook nu al een belangrijke rol spelen door te kijken of in voorstellen een adequaat antwoord is gegeven op de IAK-vragen en de verplichte kwaliteitseisen/toetsen. Daarnaast ligt er momenteel een voorstel van de Vereniging van Universiteiten (VSNU) bij de vaste Kamercommissie van Financiën. Dit voorstel betrekt de Kamer bij de controle op de verplichting die volgt uit de Comptabiliteitswet, om bij elk beleids- en wetgevingsvoorstel aspecten als doelstellingen, doelmatigheid, doeltreffendheid, de gekozen beleidsinstrumenten en waar mogelijk de financiële gevolgen toe te lichten.

Ook wordt bekeken wat de mogelijkheden zijn – in navolging op de aanbevelingen van de OESO – hoe het toezicht op de naleving van het IAK kan worden georganiseerd. Besluitvorming hierover wordt, gezien de impact hiervan op beleidsvorming en wetgevingsprocessen, overgelaten aan het volgende kabinet.

15

De leden van de CDA-fractie hebben een aantal vragen over de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven (commissie-Van Straalen), die sinds 2018 vier adviezen hebben uitgebracht. Hebben voor deze adviezen brancheorganisaties knelpunten in regelgeving aangedragen? Zo ja, welke branches en welke knelpunten? Waarom heeft de commissie-Van Straalen relatief weinig adviezen uitgebracht? De resultaten van de commissie-Van Straalen, maar ook de maatwerk-aanpak en de meeste acties in de departementale actieprogramma’s, zijn gericht op verbetering van uitvoering en voorlichting. Waarom zijn er maar weinig voorbeelden van verbetering van regelgeving zelf? Is de indruk van de Staatssecretaris dat ministeries voldoende gemotiveerd zijn om knelpunten voor ondernemers in wetgeving zelf op te lossen? Is de Staatssecretaris bereid de commissie-Van Straalen vóór 1 maart 2021 te evalueren?

Antwoord

De Strategische commissie betere regelgeving bedrijven heeft slechts een beperkt aantal knelpunten van brancheorganisaties ontvangen. Een deel van de knelpunten had betrekking op het gebied van toezicht (KNS, TLN, Recron en Bovag). Op dit moment wordt hiervoor aan een advies gewerkt. Daarnaast zijn er knelpunten aangedragen die zien op

de Wet tegen witwassen en financiering van terrorisme (WWFT). De knelpunten met betrekking hierop waren afkomstig van de makelaars (VBO), Adfiz, notarissen en diamantairs. De punten van het WWFT-dossier zijn besproken met de relevante dossierhouders. Er is geen advies uitgebracht, maar de signalen zijn wel opgepakt en knelpunten zijn opgelost.

De commissie heeft in de afgelopen twee jaar vele signalen over aandachtspunten in bestaande regelgeving beoordeeld. Hiervan zijn meer dan twintig nader onderzocht en behandeld, vier hebben er tot dusver tot adviezen geleid. De redenen dat er niet meer adviezen werden afgegeven zijn onder meer:

  • er reeds aan een oplossing van het knelpunt wordt gewerkt door departementen omdat het via andere instrumenten werd opgebracht;

  • concrete mogelijkheden ontbreken voor verbetering van de werkbaarheid op redelijke termijn;

  • bij nader inzien onvoldoende grond is voor een advies (incidentele klachten).

De strategische commissie heeft zich recentelijk reeds over haar eigen functioneren gebogen en zal met een aantal aanpassingen in de werkmethoden aan optimalisatie werken. In de tussentijd zullen enkel lopende trajecten worden afgerond en zullen geen nieuwe trajecten worden opgestart. Hierover wordt u nader geïnformeerd in de voortgangsrapportage die uw Kamer binnenkort ontvangt.

Het programma «Betere Regelgeving en Dienstverlening voor Bedrijven» omvat ook de nodige trajecten ter verbetering of vereenvoudiging van wet- en regelgeving. Bijvoorbeeld de vereenvoudiging van de werkkostenregeling, de modernisering van de kleineondernemersregeling, het vereenvoudigen van de werkgeversverantwoordelijkheden voor loondoorbetaling bij ziekte, het wetsvoorstel modernisering personenvennootschappen, de beoogde vereenvoudiging van de Rijksoctrooiwet en vereenvoudiging van de Subsidieregeling praktijkleren. Dat er in de voortgangsrapportages tot nu toe relatief minder voorbeelden zijn opgenomen van behaalde resultaten van verbetering van wetgeving, heeft te maken met het feit dat wijziging van wet- en regelgeving doorgaans meer tijd in beslag neemt dan het oplossen van knelpunten in de uitvoering of in de informatievoorziening richting ondernemers. Het is niet mijn indruk dat departementen onvoldoende gemotiveerd zijn om knelpunten voor ondernemers op te lossen.

16

Uit het overzicht status acties maatwerkaanpakken, bijlage bij de «Voortgangsrapportage Merkbare betere regelgeving en dienstverlening voor bedrijven 2018 – 2012», komt naar voren dat de resultaten van de maatwerkaanpakken Metaal en Winkelambachten voor wat de overheid betreft vrijwel nihil zijn (het meeste regelen de branches zelf). Wat zijn nu de daadwerkelijke resultaten van de maatwerkaanpak?

Antwoord

Het beeld dat in het overzicht van de maatwerkaanpakken in de voortgangsrapportage wordt geschetst is een tussenstand en ik deel de mening niet dat de resultaten voor wat betreft de overheid vrijwel nihil zijn.

Wat betreft de maatwerkaanpak winkelambachten zijn de meeste klachten inmiddels opgelost zoals de verruiming van de werkkostenregeling, vereenvoudiging van de subsidie praktijkleren of het toegankelijker en gebruiksvriendelijker maken van het arboportaal. Daarnaast wordt gewerkt aan het realiseren van de overeengekomen oplossing zoals een compliance tool voor de Risico Inventarisatie en Evaluatie in op het Arboterrein, de verduidelijking van de verplichtingen van de AVG, het opstellen van een basishygiënecode op het vlak van de voedselhygiëne). Een aantal van deze trajecten zoals b.v. de basishygiënecode vergt veel tijd doordat deze zowel ingewikkeld als ingrijpend zijn en daardoor veel afstemming met zich meebrengen. Dat geldt ook voor de knelpunten waaraan in het kader van de maatwerkaanpak metaal wordt gewerkt. Het gaat hier om het opstellen van een stroomschema voor de grenswaarden van gevaarlijke stoffen, het verduidelijken van de vraag wanneer machines een conformiteitsprocedure moeten doorlopen in de zin van de EU-machinerichtlijn en de aangekaarte onduidelijkheden in de sfeer van de aanbestedingsrichtlijn. Aan de oplossingen voor deze knelpunten wordt nog gewerkt.

Het is verder zo dat in beide trajecten knelpunten zijn opgebracht waarvan de oplossing bij nader inzien eerder bij marktpartijen ligt of via overleg tussen marktpartijen zou moeten worden bewerkstelligd. Dat was bij de winkelambachten bijvoorbeeld het geval bij de imagoverbetering van het ambacht teneinde meer BBL-BOL leerlingen te kunnen aantrekken of om de afspraken tussen verzekeraars en de branches over de vergoedingen voor haarstukjes en orthopedische schoenen. In de metaal was dit het geval bij de problematiek rond de reiniging van opslagtanks en de mastrot.

17

De leden van de CDA-fractie vragen of de Staatssecretaris kan aangeven wat de status is van «One In, One Out» op Europees niveau. Hoe en wanneer wordt dit uitgerold?

Antwoord

De Commissie heeft eerder aangekondigd in een mededeling te zullen schetsen hoe en wanneer One In One Out zal worden geïmplementeerd. De publicatie van de mededeling was aanvankelijk voorzien voor het voorjaar van 2020 maar is een aantal keer uitgesteld en op dit moment nog niet verschenen.

18

De leden van de CDA-fractie lezen in het jaarverslag ATR 2019 dat geconstateerd moet worden dat het ATR in de afgelopen maanden vaker een negatief advies heeft gegeven dan in de periode daarvoor. Voor wat betreft de aandacht die ministeries aan regeldruk besteden, is het beeld niet eenduidig positief. Het percentage positieve adviezen (dictum 1 en 2) was in 2019 namelijk 10 procentpunt lager dan in 2018. Kan een nadere analyse worden gedaan om te achterhalen wat hiervan de oorzaak is?

Antwoord

Het ATR heeft aangegeven dat deze daling vermoedelijk een relatie heeft met de vele regelgeving die voortvloeit uit maatschappelijke akkoorden (b.v. Energieakkoord) en dat deze voornamelijk in 2019 aan de orde waren. Deze maatschappelijke akkoorden bestaan vaak uit zeer specifieke afspraken die minder belastende alternatieven in de weg zitten. In de eerste helft van 2020 is weer een stijging van het percentage positieve adviezen te zien.

19

De leden van de CDA-fractie hebben kennisgenomen van de onderzoeken die voortvloeien uit de motie van het lid Wörsdörfer (Kamerstuk 35 000 XIII, nr. 20) over de administratieve verplichtingen in kaart brengen en de motie van het lid Aartsen (Kamerstuk 35 300 XIII, nr. 25) een onderzoek naar differentiatie in regelgeving voor mkb'ers. Wat gebeurt er met de voorstellen in de onderzoeken van SIRA naar het aannemen eerste werknemer en van Panteia naar differentiatie regelgeving mkb?

Antwoord

Voor het antwoord op het deel inzake Panteia verwijs ik naar mijn antwoord op de vraag van de VVD.

Wat betreft het Sira-rapport naar het aannemen van de eerste werknemer: er wordt in samenwerking met de betrokken departementen en instanties gewerkt aan de in het rapport voorgestelde oplossingen. Zodra ik hier meer duidelijkheid over heb, zal ik uw Kamer hierover informeren.

20

Uit onderzoek van SIRA blijkt dat het gevolg van de regeldruk en daaruit voorvloeiende verantwoordelijkheden, aansprakelijkheden en (financiële) risico’s is dat ondernemers die extra personele capaciteit zoeken, dit uitstellen, kiezen voor andere constructies zoals het inhuren van een zelfstandige, of zelfs afhaken. Deze leden vinden dit in het licht van de huidige tijdsgeest waar de werkloosheid hard oploopt, zeer onwenselijk. Uit het onderzoek van Panteia blijkt dat van de top 10 meest belastende regelgeving voor kleine ondernemers maar liefst acht wetten betrekking hebben op het werkgeverschap. Is de Staatssecretaris bereid samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid te onderzoeken of differentiatie mogelijk is voor kleine ondernemers tot vijf of tienwerknemers van een groot aantal verplichtingen bij het aannemen van personeel, zoals arbo-gerelateerde zaken? Deelt de Staatssecretaris de mening dat concrete reductiedoelstellingen nodig zijn voor het verminderen van regeldruk voor kleine werkgevers?

Antwoord

Recent is het onderzoek van Panteia afgerond. Voor de acties in dat kader zie het antwoord op de vraag van de VVD. Het lijkt me niet wenselijk een deel van dat onderzoek opnieuw te doen, terwijl ik bezig ben de aanbevelingen van het rapport te bespreken met SZW en waar aan de orde reeds zaken in werking worden gezet.

De inzet op concrete reductiedoelstellingen voor kleine werkgevers deel ik niet. Gebleken is dat de reducties van regeldrukkosten vaak niet merkbaar zijn en de eigenlijke problemen van regeldruk niet zozeer de kosten van regels, maar de werkbaarheid en de begrijpelijkheid van regels betreffen. Daarom heeft dit kabinet gekozen zich gericht in te zetten voor merkbare verbeteringen in regelgeving en dienstverlening voor (kleine) bedrijven/ondernemers. Op dit moment wordt op diverse onderwerpen gewerkt aan knelpunten en oplossingen, zoals op het terrein van de ARBO (RI&E), ziekte (o.m. verzuim-ontzorgverzekering, klantreizen UWV, re-integratie tweede spoor) en gevaarlijke stoffen (Toolbox werken met gevaarlijke stoffen). Ook worden diverse punten, voortvloeiend uit het life-event «aannemen eerste werknemer» aangepakt.

21

De leden van de CDA-fractie zouden graag van de Staatssecretaris vernemen op welke manier(en) bij de transitieopgave stapeling van klimaatregelen voor het mkb wordt voorkomen.

Antwoord

Het kabinet heeft mede op verzoek van de Tweede Kamer onderzoek laten doen naar de impact van het Klimaatakkoord op het mkb. De resultaten zijn in juni met de Kamer gedeeld2. De resultaten van het onderzoek zijn met een grote onzekerheidsmarge omgeven, mede -volgens de onderzoekers – omdat de afspraken nog moeten worden uitgewerkt tot concrete maatregelen. Het kabinet streeft ernaar om de transitie voor iedereen werkbaar en uitvoerbaar te laten zijn. Dat sluit goed aan op de uitgangspunten van mijn beleid voor betere regelgeving. Waar de uitwerking van klimaat- en duurzaamheidsbeleid plaatsvindt via nieuwe concrete wet- en regelgeving zal het kabinet de effecten voor de regeldruk in kaart brengen. Er wordt een mkb-toets georganiseerd wanneer de makers van de regelgevende voorstellen substantiële effecten voor het mkb verwachten. De uitkomsten daarvan zullen helpen om inzicht te krijgen waar stapeling van lasten als gevolg van de maatregelen dreigt. De uitkomsten hiervan zullen worden meegenomen in de uitvoering van het Klimaatakkoord en onderdeel vormen van voorlichting richting mkb-ondernemers. Voorts wijs ik op de inspanningen van het kabinet om de dienstverlening van de rijksoverheid op dit punt te verbeteren, bijvoorbeeld door de in november gelanceerde centrale informatievoorziening 3 (digitale tool) waarmee ondernemers die willen verduurzamen op een snelle manier een overzicht kunnen krijgen van voor hen relevante regelingen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de D66-fractie

De leden van de D66-fractie hebben kennisgenomen van de voorliggende stukken Deze leden willen de Staatssecretaris hier vragen over stellen.

22

De leden van de D66-fractie delen de ambitie van de Staatssecretaris om regelgeving tegen het licht te houden en te bezien hoe met minder regeldruk toch publieke belangen geborgd kunnen blijven, en begrijpen tegelijkertijd dat veranderingen in de economie, waaronder de opkomst van een deeleconomie, vragen om aanvullende regels. Sinds het vorige algemeen overleg Regeldruk zijn er diverse zorgwekkende studies uitgekomen over de gevolgen van regeldruk voor onder andere het mkb. Zo geeft MKB-Nederland aan dat voor 70% van de ondernemers regels en verplichtingen hen ervan weerhoudt mensen aan te nemen. Deze leden hebben deze studies en de reacties van de Staatssecretaris op deze onderzoeken zorgvuldig bestudeerd. Helaas heeft dit de zorgen van deze leden over de regeldruk niet weggenomen. Zij vragen hoe de stapeling van regels in de verschillende sectoren beheersbaar kunnen worden gemaakt. Dit begint wat deze leden betreft met inzicht. Kan de Staatssecretaris op basis van de studies dit jaar een regeldruk «scoreboard» publiceren en bijhouden die toe- en afnames van regeldruk bijhoudt met specifieke aandacht voor regeldruk in het mkb?

Antwoord

De onderzoeken waaraan wordt gerefereerd hadden als doel om ervaren regeldruk van ondernemers in kaart te brengen. Dat is bijvoorbeeld gedaan met een life-event onderzoek naar het aannemen van een eerste werknemer, het Panteia onderzoek naar mogelijkheden tot differentiatie van regelgeving voor mkb-ondernemers en het life-event onderzoek naar internationaal zakendoen. In dergelijke onderzoeken wordt vooral gekeken naar de onderliggende oorzaken van knelpunten of irritaties die ondernemers in de praktijk ervaren als gevolg van wet- en regelgeving. Dat kan variëren van belemmeringen in bestaande regels, procedures bij toezichthouders en uitvoeringsorganisaties, de informatievoorziening voor ondernemers of in sommige gevallen de regeldrukkosten. Irritatie of hinder zijn echter vaak niet objectief te koppelen aan de hoogte van de kosten. Zo komt het CBS als uitvrager van enquêtes vaak naar voren als grote veroorzaker van regeldruk, terwijl ze voortdurend werken aan verlaging van hun regeldruk en relatief gezien nauwelijks bijdragen aan de totale regeldrukkosten voor bedrijven. Ervaren regeldruk is dus niet zomaar onder dezelfde noemer te brengen als de regeldrukkosten. Daarom is een scorebord niet mogelijk.

23

Hoe kijkt de Staatssecretaris naar een «One In, One Out»-beleid voor regeldrukkosten? Wat is er nodig om hiernaartoe te werken?

Antwoord

Zie het antwoord op de vraag van de VVD-fractie.

24

De leden van de D66-fractie vragen specifiek aandacht voor het beleid gericht op nieuwe regelgeving (spoor één van het opzet regeldruk beleid). Uit de voortgangsrapportage blijkt dat het niet altijd lukt om de mkb-toets uit te voeren en dat MKB-Nederland en Ondernemend Nederland (ONL) werken aan oplossingen hiervoor. Deze leden vragen de Staatssecretaris wanneer hiervoor een oplossing wordt verwacht en of er mogelijkheden zijn om in de tussentijd toch een aangepaste mkb-toets uit te voeren.

Antwoord

Bij de start van de mkb-toets is met MKB-Nederland afgesproken dat de koepelorganisaties de ondernemers zullen aandragen voor de panelgesprekken van de mkb-toets. In de pilotfase bleek al dat het ad hoc vinden van bereidwillige en geschikte mkb-ondernemers erg lastig was. Er zijn inmiddels aanvullende afspraken gemaakt met MKB-Nederland en ONL om te zorgen dat er voldoende mkb-bedrijven beschikbaar zijn, die vooraf kenbaar hebben gemaakt een keer aan een panelgesprek van een mkb-toets te willen deelnemen. Hierdoor zal het vinden van voldoende paneldeelnemers voor meer generieke wetten of regelingen geen probleem meer zijn, voor zover de nieuwe wet of regeling substantiële regeldrukeffecten voor het mkb oplevert.

25

De leden van de D66-fractie zijn verbaasd dat uit de voortgangsrapportage en evaluatie van ATR blijkt dat de kwaliteit van de beleidsonderbouwing op gebied van regeldruk afneemt. Daarnaast concludeert de OESO dat het IAK onvoldoende en vaak te laat wordt toegepast. Deze leden vragen de Staatssecretaris hoe de kwaliteit op korte termijn verbeterd kan worden.

Antwoord

Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de CDA-fractie.

26

Zij vinden het onterecht dat ondernemers die vanuit huis werken verplicht zijn hun huisadres als vestigingsadres van hun bedrijf openbaar te maken bij registratie in het register van de Kamer van Koophandel. Ondernemers krijgen hierdoor te maken met een stroom aan post, telefoontjes en deur tot deur verkoop van onder andere energieleveranciers en internetaanbieders. Deze leden vragen de Staatssecretaris om in het register van de Kamer van Koophandel de mogelijkheid op te nemen om het huisadres niet openbaar te maken.

Antwoord

Ik heb de Kamer geïnformeerd over mijn voornemen om de woonadresgegevens van natuurlijke personen standaard af te schermen (Kamerstuk 34 687). Daarvoor is een wijziging van het Handelsregisterbesluit 2008 nodig, die momenteel in voorbereiding is. Deze wijziging leidt er niet toe dat een vestigingsadres wordt afgeschermd, indien dat adres hetzelfde is als het woonadres van de ondernemer. De openbaarheid van de plaats van vestiging van een ondernemer bevordert de rechtszekerheid van derden in het economisch verkeer. Die rechtszekerheid is een van de primaire doelstellingen van het handelsregister en moet in deze gevallen boven het belang van de individuele ondernemer gaan. Ondernemers kunnen via de Non-mailing-indicator (NMI) aangeven dat ze niet benaderd willen worden voor ongevraagde direct marketing per post of middels huis-aan-huis bezoeken. KVK draagt er zorg voor dat deze indicator altijd met gegevens wordt meegeleverd. Wanneer de NMI niet wordt gerespecteerd, moet de ondernemer daarover eerst contact zoeken met de verspreider van direct marketing. Leidt dat niet tot een oplossing, dan kan een klacht worden ingediend bij de Autoriteit Consument en Markt en/of de Autoriteit Persoonsgegevens. Om overlast door ongewenste marketing verder te voorkomen heb ik een aantal maatregelen genomen. Op dit moment ligt de Wijziging van de Telecommunicatiewet voor in de Tweede Kamer in verband met het invoeren van een opt-in-systeem (alleen na toestemming vooraf mogen mensen benaderd worden met telemarketing). Dit heeft ook betrekking op natuurlijke personen, waaronder ondernemers zonder rechtspersoonlijkheid (vof, eenmanszaak, maatschap en commanditaire vennootschap). De wetswijziging moet een einde maken aan irritatie gerelateerd aan telemarketing. Daarnaast heeft uw Kamer ingestemd met het in de wet opnemen van een voorbehoud t.a.v. het databankenrecht dat voor de KVK geldt op het Handelsregister. Dit stelt de KVK in staat om bepaalde beperkingen op te leggen aan afnemers van data uit het Handelsregister zodat overlast kan worden voorkomen.

Vragen en opmerkingen van de leden van de SGP-fractie

27

De leden van de SGP-fractie maken zich zorgen over de ontwikkeling van de regeldruk. De focus van de Staatssecretaris is gericht op merkbare verlaging van de regeldruk. Er zijn stappen gezet, maar veel ondernemers merken er nog weinig van. Tegelijkertijd leert onderzoek van SIRA dat de regeldruk in kwantitatief opzicht fors is toegenomen. Deze leden horen graag hoe de Staatssecretaris deze toename waardeert.

Antwoord

Mijn ministerie heeft van MKB-Nederland een samenvatting van het onderzoek ontvangen. SIRA heeft de door hen genoemde cijfers echter niet ter afstemming voorgelegd aan EZK, ATR of de overige departementen en bij navraag ook de gebruikte bestanden niet willen delen. Daarom kunnen de cijfers niet getoetst worden. Het betreft echter een signaal dat ik serieus neem, maar waar kanttekeningen bij te plaatsen zijn. Zo houden we de kosten van nieuwe regels in de gaten. Daar let het ATR als toezichthouder op en dat gebeurt goed en zorgvuldig zoals uit de recente evaluatie is gebleken. ATR neemt in haar jaarverslagen globale overzichten op met een inschatting van de jaarlijkse regeldrukontwikkeling. ATR doet dit naar aanleiding van de conceptregelingen die in een jaar aan ATR zijn voorgelegd. De cijfers over 2019 waren voor mij reden tot zorg en ik heb deze cijfers vervolgens nader laten analyseren. Hieruit bleek dat een groot deel van de door ATR gemeten regeldruktoename in 2019 het gevolg is van EU-implementaties (75% van de eenmalige en 54% van de structurele regeldrukkosten). Deze kosten zijn grotendeels te herleiden tot slechts één regeling, namelijk de wijziging van het Bouwbesluit 2012 in verband met de eis om bijna energie neutrale gebouwen (BENG) te bouwen en de herziening van de richtlijn energieprestatie gebouwen.

28

Zij willen graag wijzen op de recent aangenomen gewijzigde motie van de leden Stoffer en Van Haga (Kamerstuk 35 570 XIII, nr. 71) waarin aangedrongen wordt op het hanteren van tenminste een nullijn voor de ontwikkeling van de regeldruk. Deze leden horen graag op welke wijze de Staatssecretaris deze motie gaat uitvoeren. Betrekt de Staatssecretaris het mkb bij het opstellen van duidelijke doelstellingen en kaders voor de aanpak van de regeldruk? Is de Staatssecretaris bereid ervoor te zorgen dat de aanpak van de regeldruk opnieuw gekoppeld wordt aan de begrotingscyclus?

Antwoord

Ik heb in mijn reactie op de gewijzigde motie van de leden Stoffer en Van Haga over het invoeren van een kwantitatieve doelstelling in de vorm van een nullijn aangegeven dat ik hierop per brief zou reageren. Nog dit jaar ontvangt u de laatste voortgangsrapportage van dit kabinet over het programma «Betere Regelgeving en Dienstverlening voor Bedrijven». Hierin zal ik ingaan op de uitvoerbaarheid van deze motie.

Het koppelen van een kwantitatieve reductiedoelstelling aan de begrotingscyclus heeft zich in het verleden niet aantoonbaar bewezen als een goed instrument om regeldruk merkbaar aan te pakken. Deze systematiek die – toen het onderwerp regeldruk onder de verantwoordelijkheid van het Ministerie van Financiën viel – in de opeenvolgende kabinetten Balkenende is toegepast, had voornamelijk als doel om bij departementen een systematische rapportage over regeldruk te stimuleren. In die periode werd gewerkt met departementale reductiedoelstellingen en daarbij ging het vooral om tot een structurele verantwoordingsprocedure te komen waarbij departementen beter inzage gaven in de door hen veroorzaakte regeldrukkosten en de eventueel behaalde reducties. Het koppelen van een kwantitatieve doelstelling aan de begrotingscyclus diende echter niet als instrument om departementen te sanctioneren bij niet behaalde reducties en bleek ook geen garantie voor het behalen van gestelde kwantitatieve reductiedoelstellingen. In de latere kabinetten Rutte was geen sprake van een koppeling aan de begrotingscyclus en zijn reductiedoelstellingen wel behaald. De keuze hoe de aanpak van de regeldruk voor de komende jaren wordt vormgegeven, inclusief de keuze deze eventueel te koppelen aan de begrotingscyclus, is aan een nieuw Kabinet.

29

De leden van de SGP-fractie constateren dat de OESO heeft aangegeven dat het IAK onvoldoende en vaak te laat wordt toegepast. Op het gebied van analyse en toetsing van voorgenomen regelgeving scoort Nederland laag ten opzichte van andere OESO-landen. Deze leden horen graag of en hoe de Staatssecretaris er voor gaat zorgen dat het IAK eerder en beter wordt toegepast.

Antwoord

Zie hiervoor het antwoord op de vraag van de CDA-fractie.

30

De leden van de SGP-fractie horen graag bij welke voorstellen na 1 april 2020 een mkb-toets is uitgevoerd. Deze leden ontvangen voor de uitgevoerde mkb-toetsen graag een overzicht van de geconstateerde knelpunten en op welke manier de betreffende ministeries hiermee omgegaan zijn. Vanuit het bedrijfsleven komt het signaal dat er weinig gebeurt met de uitkomst van de mkb-toetsen. Kan de Staatssecretaris aangeven in hoeverre de uitkomst van mkb-toetsen wordt opgepakt? Hoe ziet zij hierop toe? Is de Staatssecretaris bereid ervoor te zorgen dat de integrale mkb-toets bij elk voorstel voor nieuwe regelgeving meegestuurd wordt naar de Kamer?

Antwoord

Bij de volgende wetsvoorstellen is een mkb-toets uitgevoerd: Wet collectieve warmtevoorziening; Lagere regelgeving loonwaardebepaling; Waarschuwingsregister Zorg & Welzijn; Wet implementatie EU-richtlijn hernieuwbare energie en garanties van oorsprong; AmvB Wet Toetreding Zorgaanbieders; Ministeriële Regeling Baangerelateerde InvesteringsKorting; Wijziging Regeling energieprestatie gebouwen; Vernieuwd vergunningenstelsel voor bedrijven die een kenteken mogen uitgeven.

Ten aanzien van het signaal vanuit het bedrijfsleven kan ik melden dat de verantwoordelijkheid voor het uitvoeren van de mkb-toets en het betrekken van de resultaten daarvan in het wetgevingsproces ligt bij de vakdepartementen. Maar mijn ministerie houdt wel de vinger aan de pols. Op basis van de verslagen van de panelbijeenkomsten kan geconcludeerd worden dat de sessies gewoonlijk door zowel de mkb-bedrijven als de beleidsambtenaren nuttig wordt gevonden. In hoeverre de uitkomsten van die bijeenkomsten aan het begin van het wetgevingsproces invloed hebben gehad op het eindresultaat is soms lastig vast te stellen, omdat er ook andere belangen en toetsen een rol spelen. Inmiddels is duidelijk geworden op basis van de verslagen en de Toelichtingen bij de eerste wetten en regelingen met een mkb-toets dat in een meerderheid van de gevallen de mkb-toets in meer of mindere mate invloed heeft gehad. Tot nu toe hebben drie toetsen mede bijgedragen aan het intrekken van voorgenomen regelgeving of het heroverwegen van de voorgenomen maatregelen. Het voorstel voor een wettelijk minimumtarief voor zzp'ers is hier een voorbeeld van.

Op dit moment bestaat al de verplichting om in de Toelichting van wetten en regelingen op hoofdlijnen in te gaan op de uitkomsten van de toets en wat daarmee is gedaan. Het volledige verslag van het panelgesprek wordt verstuurd naar de ATR, dat werkbaarheid voor bedrijven als een standaard toetspunt hanteert, en naar MKB-Nederland, ONL en mijn ministerie om de vinger aan de pols te houden. Met de deelnemers van de panelgesprekken is afgesproken dat het verslag vertrouwelijk is en om die reden niet openbaar wordt.

31

De leden van de SGP-fractie ontvingen het signaal dat veel aanbevelingen van de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven niet of onvoldoende worden overgenomen. Hoe waardeert de Staatssecretaris dit? Op welke wijze ziet zij toe op uitvoering van de aanbevelingen van deze commissie? Deze leden hebben begrepen dat knelpunten die al onderdeel zijn van een maatwerkaanpak door de commissie betere regelgeving niet opgepakt mogen worden, terwijl in de maatwerkaanpak knelpunten die vragen om wijziging van regelgeving buiten beschouwing gelaten worden. Deze leden horen graag hoe de Staatssecretaris deze gang van zaken beoordeelt en hoe zij gaat voorkomen dat knelpunten genegeerd worden.

Antwoord

Adviezen van de Strategische commissie betere regelgeving bedrijven worden overwegend goed uitgevoerd. Dit komt voort uit de benadering waarbij gezocht wordt naar een verbetering voor ondernemers die ook op korte termijn uitvoerbaar en werkbaar is voor de regelgevers of uitvoerders.

Nadat een advies is uitgebracht wordt op geregelde basis gevraagd welke ontwikkelingen of vorderingen hebben plaatsgevonden in de uitvoering. In de slotrapportage regeldruk die ik u later deze maand zal doen toekomen wordt uitgebreid ingegaan op de wijze waarop invulling is gegeven aan de adviezen inzake de Risico Inventarisatie en Evaluatie op Arbo gebied en op het advies inzake de reductie van enquêtelasten van het CBS.

De Strategische commissie heeft voor focus op generieke knelpunten gekozen om dubbel werk te vermijden omdat er reeds een Maatwerkaanpak is voor sectorale knelpunten. In alle instrumenten (ook de Maatwerkaanpak) worden die knelpunten opgepakt die als onduidelijke of onnodige regelgeving kunnen worden gekenmerkt. Bij het zoeken naar oplossingen blijkt dan of wijziging van regelgeving wenselijk of mogelijk is ofwel het probleem veel meer zit in de verduidelijking of vergemakkelijking van de bestaande verplichtingen. De stellingname dat knelpunten die om wijziging van de regelgeving vragen in de maatwerkaanpak buiten beschouwing worden gelaten, is onjuist. Zo zijn n.a.v. de maatwerkaanpak winkelambachten de werkkostenregeling en de wetgeving subsidie praktijkleren aangepast.

32

De leden van de SGP-fractie vragen graag aandacht voor het goede werk van het ATR en de aanbevelingen in de uitgevoerde evaluatie door Berenschot. Deze leden ontvangen graag de reactie van de Staatssecretaris op de onderscheiden aanbevelingen. Gaat de Staatssecretaris zorgen voor betere verantwoording van het al dan niet opvolgen van ATR-adviespunten, en voor advisering door het ATR in de pre-consultatiefase? Deelt de Staatssecretaris de mening dat naast verlenging van het mandaat voor het ATR, ook verbreding van het mandaat nodig is ten behoeve van advisering over de aanpak van bestaande regeldruk en van advisering voor de Kamer en decentrale overheden?

Antwoord

Naar aanleiding van de evaluatie van ATR zijn de aanbevelingen in interdepartementaal verband onder de aandacht gebracht. Inzake de aanbeveling van adviespunten zal EZK toezien op implementatie. Ten aanzien van de verlenging en verbreding van het mandaat van ATR: zie het eerste deel van mijn antwoord op vraag 12 van de CDA-fractie.

33

De leden van de SGP-fractie constateren dat in het onderzoek life-event «In dienst nemen 1e werknemer» niet verder gekeken is naar knelpunten waarvoor aanpassing van wet- en regelgeving nodig is. Deze leden willen erop wijzen dat de Commissie Regulering van Werk heeft geadviseerd om een brede inventarisatie te maken van de wettelijke verplichtingen waarmee werkgevers te maken krijgen bij het aannemen van werknemers, en te bezien welke regels en verantwoordelijkheden echt noodzakelijk zijn en in hoeverre het werkgeverschap door het verminderen of anders beleggen van verantwoordelijkheden lichter gemaakt kan worden. Op welke wijze wordt dit opgepakt en krijgt dit een vervolg? Hoe waardeert de Staatssecretaris het voorstel van MKB-Nederland om voor specifiek het domein van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reductiedoelstelling van 25% in te voeren?

Antwoord

Op basis van de inventarisatie van knelpunten in het kader van het onderzoek naar het in dienst nemen van de eerste werknemer, is besloten dat vooral wordt gewerkt aan oplossingen die op korte termijn verlichting en verbetering kunnen geven. Het gaat hier dan met name om knelpunten op het gebied van communicatie en dienstverlening. Knelpunten die fundamenteler van aard zijn en de vastgelegde verantwoordelijkheden van werkgevers raken vergen een bredere afweging dan alleen regeldruk en worden in het licht van een bredere analyse van het arbeidsmarktbeleid bezien in het kader van de voorstellen van de commissie Borstlap.

Ik ben geen voorstander om opnieuw met algemene reductiedoelstellingen te gaan werken, ook niet voor een meer afgebakend terrein. Dergelijke doelstellingen hebben in het verleden niet geleid tot een merkbare regeldrukvermindering omdat de focus lag op punten waarbij mogelijk een reductie kon worden geboekt zonder in ogenschouw te nemen of er daadwerkelijk sprake was van een ervaren knelpunt.

Naar boven