29 515
Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

nr. 2021
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARISSEN VAN FINANCIËN EN VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 19 juli 2007

Hierbij ontvangt u het plan van aanpak ter vermindering van de regeldruk voor bedrijven; «Merkbaar minder regeldruk voor ondernemers!».

Het plan van aanpak bevat de ambities van het kabinet ten aanzien van de vermindering van regeldruk voor ondernemers en de manier waarop het kabinet daar invulling aan gaat geven.

De staatssecretaris van Financiën,

J. C. de Jager

De staatssecretaris van Economische Zaken,

F. Heemskerk

Plan van Aanpak Regeldruk Bedrijven 2007–2011

Inhoud

Inleiding en leeswijzer

1. Op weg naar merkbaar minder regeldruk voor ondernemers

2. Hoe we dat willen gaan realiseren...

2.1 De uitgangspunten m.b.t. de vermindering van regeldruk voor bedrijven

2.1.1 Een probleemgestuurde aanpak

2.1.2 Meetbare doelstellingen

2.1.3 Niet alleen aanpakken lasten van bestaande wet- en regelgeving, maar ook vermijden nieuwe lasten door effectieve nieuwe wet- en regelgeving

2.1.4 Externe waakhond

2.1.5 Bewaking van de voortgang gekoppeld aan begrotingscyclus

2.1.6 Gezamenlijk optrekken Financiën en Economische Zaken

2.2 Een werkprogramma met concrete maatregelen...

2.3 ...dat steeds weer wordt aangevuld met nieuwe merkbare maatregelen.

2.3.1 Fundamentele verkenningen

2.3.2 Minder administratieve lasten en nalevingskosten

2.3.3 Minder toezichtslasten

2.3.4 Een betere kwaliteit van dienstverlening

2.3.5 Aanpak vergunningen

2.3.6 Minder verkrijgingskosten bij subsidies

2.4 Tot slot

Bijlage 1

Inleiding en leeswijzer

Een van de speerpunten van het kabinet is het werken aan een innovatieve, concurrerende en ondernemende economie. Dit is de basis voor onze welvaart. Zonder een bloeiende economie zijn er in de toekomst te weinig banen en onvoldoende mogelijkheden voor zorg en publieke voorzieningen.

Wet- en regelgeving heeft als doel het borgen van publieke belangen. Ook zijn economische activiteiten zonder regulering niet mogelijk. Aan de andere kant kunnen teveel regels, te complexe regels en/of een te rigide uitvoering van regels ten koste gaan van de ruimte om te ondernemen. Het gaat dus om kwaliteit en proportionaliteit, om het vinden van balans: regelen waar het moet, vrijlaten waar het kan.

De afgelopen jaren is al een groot aantal meldingen over strijdige regels opgelost, vergunningen geschrapt of vereenvoudigd en administratieve lasten verminderd. Echter de vermindering is nog niet voldoende merkbaar voor de ondernemer. Dit kabinet gaat dan ook verder met het aanpakken van de regeldruk, maar wel met een aanpak die op basis van de lessen uit de afgelopen jaren is verbeterd én verbreed.

De beleving van de ondernemer staat voor dit kabinet centraal bij het identificeren van problemen en het formuleren van oplossingen. De overheid gaat samen met de ondernemer bekijken hoe de regeldruk kan worden verminderd. In sommige gevallen gebeurt dit door het verder verminderen van vergunningen, stroomlijnen van procedures en assistentie bij naleving. In andere gevallen moet weer regelgeving worden aangepast om de regeldruk te kunnen verminderen. Steeds geldt daarbij dat deze wensen of behoeften om de regelgeving verder te vereenvoudigen zullen moeten worden afgewogen tegen het publieke belang dat met de regelgeving gediend is.

Een verdere merkbare vermindering van regeldruk is niet eenvoudig en zal vaker dan in het verleden leiden tot politieke keuzes. Wat vinden we een aanvaardbaar niveau van risico’s, of in hoeverre mogen gegevens van bedrijven door overheden onderling worden uitgewisseld? Vertrouwen dient daarbij als uitgangspunt voor het kabinet. Meer ruimte en verantwoordelijkheid voor ondernemers en burgers, maar stevig ingrijpen wanneer dat vertrouwen wordt geschonden. Om er voor te zorgen dat zij ook daadwerkelijk hun verantwoordelijkheid kunnen nemen zal de dienstverlening en de service verder worden verbeterd. Met behulp van regulering gebaseerd op vertrouwen denkt het kabinet de publieke belangen goed te kunnen borgen en tegelijkertijd de regeldruk te verminderen. De politieke keuzes die daarbij moeten worden gemaakt vergen echter wel moed van alle betrokken actoren in het beleidsproces; het kabinet, het Parlement en het bedrijfsleven.

Dit plan van aanpak heeft betrekking op de aanpak van regeldruk voor bedrijven. Naast de aanpak voor bedrijven heeft het kabinet een aanpak voor burgers en voor de overheid zelf (interbestuurlijke lasten/overheidsinstellingen/professionals), waarover separaat een brief naar de Kamer gaat. De sectoren zorg, jeugdzorg en onderwijs nemen een bijzondere positie in, vanwege de grote rol die publieke bekostiging en regelgeving daar spelen en het samenkomen van de programma’s voor bedrijven en overheid in deze sectoren.

Ook voor deze sectoren geldt de ambitie de regeldruk merkbaar te verminderen, met name voor professionals. In de aanpak wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de instrumenten en expertise die in de programma’s voor bedrijven en interbestuurlijke lasten en overheidsinstellingen worden ontwikkeld en toegepast.

De minister van Justitie voert daarnaast een algemeen wetgevingsbeleid, gericht op kwaliteit van wetgeving en vermindering van regeldruk; nieuwe impulsen in dit beleid zijn gericht op ontwikkeling en toepassing van instrumenten die vertrouwen van de overheid en ruimte voor burgers in wetgeving centraal stellen en op ICT-ondersteuning ten behoeve van de kwaliteit van wetgeving en het wetgevingsproces.

In dit plan van aanpak regeldruk leest u hoe dit kabinet denkt invulling te gaan geven aan het verminderen van de regeldruk voor bedrijven.

• Hoofdstuk 1 bevat de ambities/doelstellingen voor deze kabinetsperiode ten aanzien van de vermindering van regeldruk voor bedrijven.

• In hoofdstuk 2 is de aanpak beschreven. Welke uitgangspunten worden gehanteerd, welke concrete acties worden ondernomen om invulling te geven aan de gestelde doelen en wanneer kan het Parlement de eerste resultaten verwachten.

1. OP WEG NAAR MERKBAAR MINDER REGELDRUK VOOR ONDERNEMERS

Ondernemers moeten merken dat de regeldruk verder vermindert. Regeldruk is al hetgeen dat wordt veroorzaakt door wet- en regelgeving, waar de ondernemer in zijn dagelijkse bedrijfsvoering mee te maken heeft. Daarbij staat de beleving van de ondernemer centraal.

De problemen van ondernemers zijn voor het kabinet uitgangspunt. Het doel is dan ook dat in 2011 de regeldruk voor ondernemers merkbaar is verminderd. Met de aanpak van regeldruk wil het kabinet de volgende doelen bereiken:

– De administratieve lasten worden in deze kabinetsperiode met netto 25% verlaagd.

– De nalevingskosten van regels worden teruggebracht in die gevallen waar de gebleken kosten onevenredig hoog zijn voor de ondernemer in verhouding met het algemeen belang dat met deze regels gediend is;

– Door invoering van domeinbrede risicoanalyses, sterkere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen toezichthouders, geïntegreerde inspectieprogramma’s en waar mogelijk taakoverdracht wordt het rijkstoezicht van hogere kwaliteit. In overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven is een aantal toezichtsdomeinen geselecteerd. Het streven is om op deze domeinen de lasten van rijkstoezicht met gemiddeld een kwart per domein terug te brengen.

– De procedure van vergunningverlening wordt versneld door bundeling van vergunningen en, waar mogelijk, ruimere toepassing van het instrument van de lex silencio positivo;

– Alle bestaande subsidies moeten met waarborging van de rechtmatigheid aan het eind van de kabinetsperiode lastenarm zijn ingericht;

– De dienstverlening aan ondernemers wordt sneller en beter. Het doel van het kabinet is om de professionaliteit en klantgerichtheid van de dienstverlening door de overheid te verbeteren;

– De informatievoorziening richting de ondernemer wordt verbeterd. Alle informatie richting de ondernemer behoort via één kanaal (Bedrijvenloket) te lopen, invoering van Vaste Verander Momenten en begrijpelijke formulieren.

Veel van de lasten die ondernemers ervaren komen ook voort uit wetgeving van mede-overheden en Europa. Om de doelstellingen daadwerkelijk te kunnen realiseren is het dan ook van belang dat de komende jaren niet alleen het kabinet, maar ook het Parlement, de mede-overheden en de Europese Commissie een bijdrage leveren aan het merkbaar terugdringen van de regeldruk.

Tot slot vraagt het merkbaar verminderen van regeldruk ook een inspanning van het bedrijfsleven zelf. Zo zijn er ook knelpunten op terreinen waar sprake is van regulering die is opgesteld door het bedrijfsleven zelf. Ook vraagt de vermindering van regeldruk van brancheorganisaties en andere belangenverenigingen terughoudendheid met de uitvraag van gegevens bij de ondernemer.

2. HOE WE DAT WILLEN GAAN REALISEREN...

Het merkbaar terugdringen van de regeldruk voor bedrijven vereist dat knelpunten voor ondernemers worden opgelost op een wijze die zo goed mogelijk aansluit bij de wensen van diezelfde ondernemer. Echter regels borgen een publiek belang en de daarmee samenhangende lasten voor de ondernemer zijn doorgaans onvermijdelijk. Het is dan ook de uitdaging voor de politiek om, op basis van de door het bedrijfsleven aangedragen problemen en oplossingssuggesties, maatregelen te formuleren en te implementeren die het publiek belang goed borgen én tevens de regeldruk voor het bedrijfsleven verminderen.

Alle maatregelen komen uiteindelijk terecht in dit werkprogramma. Het werkprogramma heeft een voortrollend karakter, wat betekent dat deze zich blijft ontwikkelen op basis van suggesties uit het bedrijfsleven en dat elk jaar nieuwe maatregelen worden toegevoegd.

Aan de invulling van het werkprogramma ligt een aantal uitgangspunten ten grondslag. Deze zijn uitgewerkt in § 2.1. In § 2.2 is beschreven welke problemen van ondernemers op korte termijn worden opgepakt en in § 2.3 welke acties het kabinet verder neemt om er voor te zorgen dat het werkprogramma wordt aangevuld met nieuwe maatregelen.

2.1 De uitgangspunten m.b.t. de vermindering van regeldruk voor bedrijven

De afgelopen tijd heeft het kabinet gebruikt om de aanpak te verbeteren en te verbreden. Het kabinet vindt dat er meer moet worden uitgegaan van de beleving van de ondernemer en dat deze beleving centraal moet staan bij het identificeren van problemen en het formuleren van oplossingen. De aanpak moet probleemgestuurd zijn.

Bij het versterken van de aanpak heeft het kabinet gebruik gemaakt van de review van de OECD en de Wereldbank, de adviezen van Actal, de ervaringen in andere landen, de adviezen van VNO-NCW en MKB Nederland en de ervaringen op de ministeries. In de recente review1 van de OESO en de Wereldbank naar de aanpak van administratieve lasten in Nederland stellen zij vast dat de infrastructuur behorende bij deze aanpak «world leading» is. Bepalend daarvoor zijn de meetbare doelstelling, de link met de begrotingscyclus en de onafhankelijke waakhond Actal. De OESO en de Wereldbank bevelen aan om deze infrastructuur verder te versterken en ook te gebruiken om andere aspecten van regeldruk aan te pakken. Uiteindelijk heeft het kabinet mede op basis hiervan de volgende uitgangspunten geformuleerd voor de aanpak van regeldruk.

2.1.1 Een probleemgestuurde aanpak

Het kabinet wil zich richten op het oplossen van problemen die door ondernemers zelf zijn aangedragen. Om de regeldruk merkbaar te kunnen verminderen is het essentieel dat de ideeën die leven bij het bedrijfsleven ten aanzien van dit onderwerp ook daadwerkelijk hun weg vinden naar de politiek en het ambtelijk apparaat. Zoals in het begin al aangegeven wil het kabinet samen met de ondernemer op zoek naar oplossingen die enerzijds zorgen voor een goede borging van het publiek belang en anderzijds de lasten voor de ondernemer merkbaar verminderen. In het ene geval zal de oplossing worden gevonden in het aanpassen van wet- en regelgeving in het andere geval in een verbetering van de uitvoerbaarheid van regels of een betere service en dienstverlening. Het kabinet vindt hiervoor een continue dialoog tussen overheid en bedrijfsleven noodzakelijk. Dat geldt zowel voor de fase van probleeminventarisatie als voor het formuleren en implementeren van de oplossingen.

Voor een goede dialoog is het van belang dat de overheid eenvoudig bereikbaar is. Op dit moment zijn er nog allerlei verschillende meldpunten waar ondernemers klachten kwijt kunnen over verschillende aspecten van regeldruk. Bij het ene meldpunt over administratieve lasten, bij het andere meldpunt over tegenstrijdige regels en bij weer een ander meldpunt over zaken die betrekking hebben op de kwaliteit van dienstverlening. Ondernemers moeten echter op één punt met al hun klachten over regeldruk terecht kunnen. Er komt dan ook op korte termijn één meldpunt regeldruk. Ondernemers kunnen daar hun klachten en ideeën kwijt en zodoende wordt het voor iedere ondernemer mogelijk om direct bij te dragen aan het verder verminderen van de regeldruk.

Het kabinet vindt het verder van belang dat het bedrijfsleven de mogelijkheid heeft om de voortgang van het programma Regeldruk continu en kritisch te volgen en te voeden. Het kabinet stelt daarvoor een «Commissie Regeldruk Bedrijven» in. De commissie zal bestaan uit vertegenwoordigers uit het bedrijfsleven, betrokken departementen, mede-overheden en uitvoeringsorganisaties. De Commissie heeft als doel om het bedrijfsleven de mogelijkheid te geven suggesties en ideeën direct mee te geven aan de coördinerende bewindspersonen en de merkbaarheid van de verbetervoorstellen kritisch te bewaken.

Tot slot wil het kabinet ook direct contact blijven onderhouden met de ondernemer in de dagelijkse praktijk. Daarom wordt een belevingsmonitor ingevoerd. Bij een vaste en afgegrensde groep ondernemers zullen micrometingen van de (beleefde) lasten worden uitgevoerd. Door deze groep ondernemers gedurende een langere tijd te volgen en de (beleefde) lasten door periodieke metingen en interviews in kaart te brengen wil het kabinet in de gaten houden of de regeldruk voor ondernemers merkbaar daalt.

2.1.2 Meetbare doelstellingen

Het kabinet werkt waar mogelijk met meetbare doelstellingen voor de diverse aspecten van het programma. Dit vergroot de transparantie en afrekenbaarheid en vergemakkelijkt de voortgangsbewaking. Het kabinet werkt in ieder geval met meetbare doelstellingen voor de aspecten administratieve lasten en de lasten van toezicht. De wijze waarop deze doelstellingen worden ingevuld is beschreven in § 2.3.

Wat betreft de nalevingskosten wordt beoogd om in die gevallen waarbij samen met het bedrijfsleven is bepaald dat de nalevingskosten onevenredig hoog zijn, een meetbaar doel voor vermindering van de nalevingskosten te formuleren.

2.1.3 Niet alleen aanpakken lasten van bestaande wet- en regelgeving, maar ook vermijden nieuwe lasten door effectieve nieuwe wet- en regelgeving

Om de regeldruk te verminderen is het van groot belang dat de lasten die ontstaan door nieuwe wet en regelgeving zo gering mogelijk zijn. Daarvoor is het belangrijk dat het kabinet en Parlement beschikken over een goed inzicht in de bedrijfseffecten van nieuwe wet- en regelgeving en dit ook actief betrekt in de besluitvorming. Een goed geëquipeerd systeem van effecttoetsing is dan ook noodzakelijk. Gestreefd wordt daarom naar een versterking van de ex ante beoordeling van voorgenomen beleid en regelgeving door de ministeries zelf. Daartoe wordt een integraal afwegingskader regeldruk ingevoerd, waarin de belangrijkste parameters die indicaties geven voor regeldruk – bijvoorbeeld administratieve lasten, nalevingskosten, maar ook bestuurlijke drukte – worden opgenomen. Tot dit kader is ingevoerd, blijft de huidige procedure t.a.v. voorgenomen regelgeving van kracht.

Tijdens de toetsing moet ook worden bekeken welk instrument het meest geschikt is om het probleem op te lossen. Dit is niet altijd het invoeren van nieuwe wet- en regelgeving. Vertrouwen is voor het kabinet het uitgangspunt. Door samen met het bedrijfsleven te bepalen in welke gevallen meer ruimte kan worden gelaten voor afspraken die bijvoorbeeld beroepsgroepen zelf vastleggen in codes of gedragsregels kan de regeldruk verder worden teruggedrongen. Binnen de verbeterde toets zal dan ook telkens worden bekeken of dit beginsel wel juist is toegepast.

Het is daarnaast echter van belang dat vanuit Nederland wordt toegezien op de kwaliteit van de impact assesments die worden uitgevoerd door de Europese Commissie op nieuwe regelgeving. Veel nieuwe regelgeving, en de daarbij behorende lasten, heeft een oorsprong in Brussel. Uit Deens onderzoek blijkt dat de Europese Commissie nog maar sporadisch de administratieve lasten in kaart brengt aan de hand van het standaardkostenmodel. Het kabinet zal dan ook systematischer de kwaliteit van de Europese impact assesments gaan beoordelen en, daar waar deze onvoldoende is, dit in Raadskader aan de orde stellen. Overigens heeft de Europese Commissie zelf een «Impact Assesment Board» ingesteld die de kwaliteit van de impact assesments beoordeelt.

Ook zal het kabinet zich inzetten om onnodige EU-regeldruk te voorkomen door in een zo vroeg mogelijk stadium in het Europees beleidsproces te participeren en daarbij in te zetten op alternatieven met zo min mogelijk lasten.

Tot slot ontstaat ook nieuwe regeldruk door nieuwe decentrale (autonome) regelgeving. Daarom wordt een Bedrijfseffectentoets ontwikkeld die gemeenten zelf kunnen gebruiken om de effecten van hun regelgeving in kaart te brengen. Enkele gemeenten zijn al aan de slag met de methodiek.

2.1.4 Externe waakhond

Het programma regeldruk heeft betrekking op alle lasten die samenhangen met wet- en regelgeving van de overheid en de uitvoering daarvan. De ervaringen op het terrein van administratieve lasten hebben de afgelopen jaren aangetoond dat toetsing van beleidsdossiers door een externe «waakhond» nuttig en effectief is. Door het gewicht dat de toetsing krijgt wanneer een externe partij hier naar kijkt, raakt het onderwerp beter verankerd in het beleidsproces.

De inschatting van de (bedrijfs)effecten van nieuwe regels zelf zal – zoals ook nu al – op de ministeries blijven plaatsvinden, door consequente toepassing van bestaande toetsen als de bedrijfseffectentoets. Daar hoort dat ook thuis: uiteindelijk moet het maken van een adequate inschatting van deze effecten een normaal onderdeel zijn van het ontwerpen van nieuwe wetten en regels. Om die redenen zal Actal een tijdelijke organisatie blijven. Het kabinet vindt echter dat in de komende vier jaar de bijdrage van een onafhankelijk toetsend en adviserend college als onderdeel van de aanpak regeldruk nog niet kan worden gemist.

Op dit moment is de aandacht voor de (bedrijfs)effecten op de departementen én binnen de politiek nog niet voldoende vanzelfsprekend. Dit blijkt onder andere uit de verinnerlijkingsonderzoeken die zijn uitgevoerd door Actal de laatste jaren. Het kabinet vindt het belangrijk dat dit verbetert en wil daar ook met kracht aan werken. Het eerdergenoemde integrale afwegingskader heeft daarbij een belangrijke functie. Dit kader moet leiden tot het meer centraal stellen van effectiviteit, doelmatigheid en uitvoerbaarheid bij besluitvorming over nieuw beleid en wetgeving in het kabinet. Pas als dit goed gebeurt (en dit is dus een opgave voor kabinet en ministeries zelf) kan in de ogen van het kabinet de externe waakhond worden gemist.

Daarom blijft het externe adviescollege, net als in het verleden, de adequate toetsing borgen van de administratieve lasten voor bedrijven (incl. de lasten van subsidies) en de administratieve lasten voor burgers.

Naast deze toetsende rol wil het kabinet dat Actal zijn strategische advisering aan het kabinet over regeldruk (m.n. administratieve lasten en nalevingskosten) versterkt. Net als in het verleden zal Actal het kabinet gevraagd en ongevraagd kunnen adviseren over algemene thema’s in relatie tot regeldruk. De adviezen moeten meer dan in het verleden bijdragen aan het oplossen van knelpunten in bestaande wetgevingsdomeinen of uitvoeringspraktijk.

Zoals aangegeven speelt het integrale afwegingskader een belangrijke rol bij het verinnerlijken van de aandacht voor effecten van nieuwe wet- en regelgeving tijdens het beleidsproces. Het kabinet wil dan ook dat Actal periodiek gaat adviseren over de ontwikkeling, en toepassing van, het integraal afwegingskader. Het kabinet vindt het van belang dat het extern adviescollege daarbij ook goed bekijkt of de effecten op een juiste manier in kaart zijn gebracht, hoe de beoordeling daarvan in het interdepartementale proces heeft plaatsgevonden en wat daarvan de resultaten zijn geweest. Met andere woorden of de goede toepassing van het kader adequaat is geborgd. Daarover zal aan de coördinerend en verantwoordelijk bewindspersonen worden gerapporteerd. De doelstelling daarbij is dat aan het einde van deze kabinetsperiode de analyse en beoordeling van regeldrukaspecten van nieuwe wetgeving structureel verankerd is in de departementale organisaties en processen. Gedurende de kabinetsperiode zorgen we ervoor dat voldoende waarborgen worden gecreëerd voor die toetsing via de reguliere instituties in het wetgevingproces, waaronder de Raad van State. Dan kan het adviescollege aan het eind van de kabinetsperiode worden opgeheven.

2.1.5 Bewaking van de voortgang gekoppeld aan begrotingscyclus

Vanuit hun coördinerende rol op het onderwerp monitoren de staatssecretarissen van Financiën en Economische Zaken de overall ontwikkeling van de regeldruk voor bedrijven. Daarnaast stimuleren zij een systematische en structurele aandacht voor de vermindering van regeldruk door departementen. De staatssecretarissen van Financiën en EZ maken jaarlijks, voorafgaand aan de begrotingsbesprekingen, de balans op van de ontwikkeling van de regeldruk. Belangrijke ontwikkelingen op het vlak van regeldruk kunnen aan de orde komen in de daaropvolgende begrotingsbesprekingen.

De ontwikkeling van regeldruk wordt jaarlijks kwantitatief gepresenteerd in de departementale begrotingen en samengevat in de Miljoenennota. De jaarlijkse verantwoording over de kwantitatieve ontwikkeling van regeldruk vindt plaats in de departementale jaarverslagen en in het Financieel Jaarverslag. De coördinerende bewindspersonen van Financiën en Economische Zaken rapporteren daarnaast twee keer per jaar aan de Tweede Kamer over de voortgang.

2.1.6 Gezamenlijk optrekken Financiën en Economische Zaken

Met de probleemgestuurde, integrale aanpak van regeldruk voor ondernemers – of het nu gaat om administratieve lasten, subsidies, nalevingskosten of vergunningen – komt in feite een einde aan de diverse verschillende projecten die hiervoor tot voor kort bestonden bij de ministeries van Economische Zaken en Financiën. Vanaf nu is dat één integraal programma.

Hieruit zal ook de organisatorische consequentie worden getrokken: er zal één gezamenlijke directie gevormd, die ten behoeve van de staatssecretarissen van Financiën en Economische Zaken het programma regeldruk voor ondernemers zal uitvoeren. Deze gezamenlijke directie zal worden opgebouwd uit de huidige daarvoor beschikbare capaciteit bij de beide Ministeries.

2.2 Een werkprogramma met concrete maatregelen...

Nu de aanpak staat gaat het kabinet direct aan de slag. Zo wil het kabinet alle maatregelen die het vorige kabinet door de vervroegde verkiezingen niet heeft kunnen doorvoeren, dit jaar implementeren. Om te onderscheiden of reductiemaatregelen nog zijn gerealiseerd in de vorige kabinetsperiode of al onderdeel uitmaken van het huidige kabinetsbeleid is er voor gekozen om de aantredingsdatum van het kabinet, 1 maart 2007, als markering te hanteren. Alle reductiemaatregelen die vóór die tijd zijn ingevoerd, zijn toegerekend aan het vorige kabinet. De maatregelen en verwachte toenamen vanaf 1 maart 2007 die zijn gerealiseerd, of nog in ontwikkeling zijn, vallen onder de nieuwe aanpak regeldruk.

In de eerste twee maanden van 2007 is door het vorige kabinet nog een aantal maatregelen gericht op de vermindering van regeldruk ingevoerd. Deze maatregelen verminderen de administratieve lasten met € 614 mln. Dit betekent dat onder het vorige kabinet een administratieve lastenreductie bereikt is van per saldo € 3232 mln. Dit komt neer op een netto reductiepercentage van bijna 20%. Maatregelen die nog zijn doorgevoerd zijn bijvoorbeeld de invoering van XBRL en de vereenvoudiging van de ARBO-wet.

De maatregelen die verder op de rol stonden voor 2007 blijven in het kader van de verlichting van regeldruk van belang en het kabinet zal deze dan ook implementeren. Voorbeelden hiervan zijn de vereenvoudigingen omtrent het Activiteitenbesluit en de Drank- en Horecawet.

Via het Activiteitenbesluit zal voor 37 000 extra bedrijven, onder meer uit de Metaalbranche, de milieuvergunning worden vervangen door algemene regels voor milieurelevante activiteiten. De algemene regels brengen minder administratieve lasten met zich mee dan de milieuvergunning. Ook hoeven bedrijven minder keuringen uit te voeren en minder te rapporteren. Door aanpassing van de Drank -en Horecawet hoeft alleen nog een nieuwe vergunning te worden aangevraagd bij oprichting van een nieuwe horecalokaliteit of na een ingrijpende verbouwing.

Daarnaast neemt het kabinet nog een aantal nieuwe maatregelen die de regeldruk moeten verminderen. Zo gaat de Belastingdienst de VAR-verklaringen (verklaring arbeidsrelatie) sneller afhandelen. Het nieuwe model loonaangifte wordt eerder gepubliceerd dit jaar opdat ondernemers langer de tijd hebben om op de verandering te participeren. Ook worden de huidige drie controles t.a.v. loonaangifte vervangen door één controle.

Voor de sectoren metaal, vervoer en zorg worden Branchewijzers opgesteld. Via branchewijzer kunnen ondernemers in deze sectoren via Bedrijfsloket.nl zien aan welke eisen, regels en vergunningen zij moeten voldoen.

Het kabinet wil ook formulieren begrijpelijker maken. Alle nieuwe formulieren en bestaande formulieren die inhoudelijk worden vernieuwd, zullen per 1 september 2007 begrijpelijk moeten zijn voor de doelgroep. Om formulierenmakers daar bij te helpen wordt er gewerkt aan het (verder) ontwikkelen van een aantal hulpmiddelen. Belangrijk daarbij is de website www.begrijpelijkeformulieren.nl. Op deze website zijn o.a. modelformulieren, een ge-update schrijfwijzer voor formulieren, een helpdesk en cursussen voor formulierenmakers te vinden.

De lasten van toezicht voor ondernemers worden o.a. verminderd door de invoering van frontoffices op toezichtsdomeinen. Sinds januari 2007 functioneren al frontoffices op de domeinen van horeca, land- en tuinbouw en ziekenhuizen. Dit betekent dat het toezicht binnen deze domeinen gecoördineerd plaatsvindt en dat ondernemers (als de sector daar behoefte aan heeft) een centraal aanspreekpunt hebben voor het rijkstoezicht. In de komende jaren zullen meer front offices worden ingevoerd.

Door invoering van de Verzamelwet vereenvoudiging vergunningen hoeven voortaan in het kader van de Telecommunicatiewet jaarlijks circa 67 000 vergunningen minder te worden aangevraagd De administratieve lasten zullen hierdoor met € 2,6 mln. dalen en de leges met € 3,8 miljoen.

Ten behoeve van de lijst met merkbare maatregelen heeft het kabinet alle input die bedrijven in het verleden al hebben geleverd via bijvoorbeeld de Commissie Stevens, het project Modelbedrijven, het project Vereenvoudiging Vergunningen en de meldpunten regeldruk geïnventariseerd. Deze eerder binnengehaalde «voorraad» vormt de basis voor dit eerste werkprogramma met problemen waarvoor het kabinet zich zal inzetten om deze op te lossen. In de bijlage bij deze brief is de gehele lijst opgenomen met concrete problemen die het kabinet gaat oppakken. Aan sommige oplossingen wordt al gewerkt, andere moeten nog worden opgepakt en uitgewerkt.

Enkele voorbeelden van knelpunten die het kabinet deze kabinetsperiode wil oplossen.

Betaling van auteursrechten

Detailhandel en horeca hebben te maken met een groot aantal beheersorganisaties van auteursrechten voor gespeelde muziek, beeld e.d. Het is voor ondernemers in de detailhandel vaak niet duidelijk met welke heffende organisatie zij te maken hebben en hoe de in rekening gebrachte tarieven zijn opgebouwd. Het Ministerie van Justitie werkt aan een wijziging van de Wet toezicht collectief beheer. Hierin wordt aandacht geschonken aan het verbeteren van het toezicht op de beheersorganisaties, het vergroten van de transparantie en de mogelijkheid om te komen tot één factuur.

Bevoorrading binnensteden (venstertijden)

In een groot aantal steden gelden vanuit o.a. het oogpunt van duurzaamheid venstertijden. Het bedrijfsleven ervaart de toegestane venstertijden vaak als te krap bemeten. De door de Minister van Verkeer en Waterstaat ingestelde Commissie stedelijke distributie heeft een referentiemodel venstertijden en voertuigeisen gemaakt. Het bedrijfsleven heeft daarmee – gesteund door afspraken tussen rijk en gemeenten op nationaal niveau – het heft in handen om slecht werkende lokale regels te verbeteren. Belangrijke notie is dat het langdurige en voortdurende processen zijn. De Commissie blijft actief o.a. via bemiddeling tot mei 2008.

Certificering en normalisatie

Wetgeving verwijst vaak naar certificeringeisen en vastgestelde normen. Vooral voor het MKB is het belastend om aan alle certificeringeisen te voldoen. Daarnaast is het MKB slecht vertegenwoordigd in commissies waar normen worden vastgesteld, zodat bij normalisatie weinig rekening wordt gehouden met de belangen van het MKB. Ten aanzien van certificatie zal samen met het bedrijfsleven een inventarisatie van onnodig hoge certificeringeisen worden opgesteld, en deze worden waar mogelijk aangepakt. Op het gebied van normalisatie wordt de informatievoorziening richting belanghebbenden (zoals o.a. het MKB) versterkt, zodat zij beter kunnen beoordelen of participatie in het normalisatieproces nodig is.

Meerdere vergunningaanvragen voor dezelfde activiteit

Rondreizende theaters of podia moeten voor dezelfde uit te voeren activiteit vaak in elke gemeente tijdens hun tour een vergunning aanvragen. Dit terwijl het gaat om één en dezelfde activiteit en de eerst aangedane gemeente de vergunning heeft verleend.

Deze problematiek zal verder worden opgepakt in het kader van de gemaakte afspraken tussen gemeenten en het rijk over de aanpak van regeldruk op decentraal niveau.

Eenmalig uitvraag van gegevens

In de praktijk blijkt het moeilijk om gegevens van ondernemers uit te wisselen tussen verschillende overheidsinstanties. Een voorbeeld hiervan zijn de belemmeringen voor het uitwisselen van informatie tussen verschillende toezichthouders.

2.3 ...dat wordt aangevuld met nieuwe merkbare maatregelen.

De komende tijd onderneemt het kabinet een groot aantal acties om het voortrollende werkprogramma verder aan te vullen. Deze acties zijn in deze paragraaf verder uitgewerkt.

2.3.1 Fundamentele verkenningen

Het kabinet gaat elk jaar een aantal fundamentele verkenningen uitvoeren. De basis vormt bijvoorbeeld een sector, thema, levensfase van een bedrijf (bijvoorbeeld starten van een onderneming), een irritatie of een wetgevingsgebied. Tijdens een dergelijke verkenning worden samen met alle betrokkenen (bedrijven, overheden, uitvoeringsorganisaties, gemeenten, etc) de knelpunten en bijbehorende lasten in kaart gebracht en van een door alle partijen gedragen oplossing voorzien (zie ook punt 3, bijlage 1).

Bij een fundamentele verkenning wordt niet zozeer gekeken hoe een complex aan regelgeving dat door de jaren heen zo is gegroeid kan worden geoptimaliseerd, maar wordt een sector of thema bekeken vanuit een «nulsituatie». Wat zijn de publieke belangen? Welk instrumentarium (wetten, vergunningen etc.) is nodig om deze belangen goed te borgen en tegelijkertijd de regeldruk voor de ondernemer zo minimaal mogelijk te maken?

Tijdens de verkenningen worden de door de ondernemers zelf aangedragen problemen dus meegenomen, ongeacht of het gaat om nalevingskosten, toezichtlasten, administratieve lasten of irritaties t.a.v. de kwaliteit van dienstverlening.

Voor elke verkenning is een bewindspersoon opdrachtgever. Een aansprekend en gezaghebbend persoon uit het bedrijfsleven wordt gevraagd de verkenning te leiden. Dat helpt bij het selecteren van relevante vereenvoudigingsvoorstellen.

In mei 2007 zijn de eerste twee fundamentele verkenningen op de sectoren bouw en transport gestart. De resultaten van de verkenningen moeten begin 2008 beschikbaar komen en zodoende bijdragen aan een verdere invulling van het werkprogramma. Overigens wordt ook bekeken of de publieke belangen die samenhangen met milieu op een betere en minder belastende manier kunnen worden geborgd.

2.3.2 Minder administratieve lasten en nalevingskosten (rijk, EU en mede-overheden)

De komende tijd wil het kabinet samen met het bedrijfsleven op zoek naar maatregelen die de administratieve lasten voor ondernemers merkbaar verminderen. Om inzichtelijk te maken wat deze toekomstige maatregelen bijdragen aan de doelstelling uit het Coalitieakkoord is een ijkpunt nodig. Dit ijkpunt wordt verkregen door de uitvoering van een nulmeting van de administratieve lasten van wet- en regelgeving. Deze meting zal gebeuren aan de hand van een verbeterd standaardkostenmodel (zie box). Ook wordt gestart met die terreinen waarbij ondernemers hebben aangegeven knelpunten te ervaren, opdat de meetresultaten zo snel mogelijk gebruikt kunnen worden bij het oplossen van de problemen.

Lesson learned...een verbeterd standaardkostenmodel

Aan de hand van de ervaringen van de afgelopen jaren met het Standaardkostenmodel heeft het kabinet de meetmethode verbeterd. Bij het aanpassen van het standaardkostenmodel is het advies van Actal betrokken. Het nieuwe standaardkostenmodel brengt de administratieve lasten zowel kwantitatief als kwalitatief in beeld. De interviews die in het kader van de meting worden gehouden met ondernemers worden gebruikt om, naast de kwantitatieve informatie, nu ook informatie te verzamelen ten aanzien van de beleving van die administratieve lasten. Door het toevoegen van een aantal kwalitatieve vragen wordt input gegenereerd over irritaties, dubbelingen in de uitvraag en/of mogelijke verbeteringen door inzet van ICT.

Daarnaast zijn uitgangspunten als «gemengde kosten» en «naleving» aangepast waardoor de kwantitatieve uitkomsten beter aansluiten bij de werkelijkheid. Door tijdens de meting te labelen op welke bedrijven de wet- of regel betrekking heeft wordt het straks ook mogelijk, door het opslaan van de gegevens in een centrale database, om departementsoverstijgend de lasten per bedrijfssector in beeld te krijgen. Dat vergemakkelijkt vervolgens om op die bedrijfssectoren toegesneden analyses te verrichten, bijvoorbeeld als startpunt van een modelbedrijventraject.

De kwantitatieve en kwalitatieve informatie die voortkomt uit de nulmeting moet het beter mogelijk maken om aan de hand van de resultaten problemen nader te identificeren en merkbare oplossingen te formuleren. Daarnaast maken de kwantitatieve berekeningen het mogelijk om op een eenvoudige en transparante manier de voortgang op het terrein van de vermindering van de administratieve lasten te bewaken en daarover te rapporteren aan de Tweede Kamer.

De administratieve lasten worden per departement in kaart gebracht. Daarbij wordt – omwille van efficiency – zoveel mogelijk gebruik gemaakt van de inventarisaties die in het kader van de vorige nulmeting zijn verricht. Het is van belang om bij het uitvoeren van deze nulmeting geen onnodige werklast voor de departementen te veroorzaken en de doorlooptijd niet langer te maken dan nodig is. IJkpunt voor de metingen is 1 maart 2007. De metingen moeten uiterlijk 1 april 2008 zijn afgerond.

Om de regeldruk voor bedrijven merkbaar te verminderen is het van belang dat ook de kosten die samenhangen met inhoudelijke verplichtingen («nalevingskosten») worden teruggebracht. Het kabinet gaat op korte termijn verder aan de slag met de nalevingskosten die al eerder zijn aangedragen door de commissie Stevens. Te denken valt hierbij aan het oplossen van de problemen rond de venstertijden, maar ook aan het tegengaan van de hinderlijke nalevingskosten die voortvloeien uit tegenstrijdige handhaving (zie § 2.3.4). Daarnaast heeft het kabinet op een zevental domeinen het systeem van Vaste Verandermomenten geïmplementeerd, dat er voor moet zorgen dat de hinderlijke nalevingskosten die samenhangen met het voortdurend wijzigen van regels verminderen. In 2008 wordt dit systeem geëvalueerd en, wanneer deze evaluatie positief is, ook op andere terreinen doorgevoerd.

De nalevingskosten lenen zich niet voor een integrale nulmeting aangezien veel inhoudelijke verplichtingen onomstreden zijn en de methode die gebruikt wordt om de kosten die «bedrijfseigen» zijn in beeld te brengen erg kostbaar en tijdrovend is. Daarom wordt parallel aan de nulmeting van administratieve lasten op basis van signalen uit het bedrijfsleven een selectie gemaakt van wetten en regels met buitenproportioneel hoge of hinderlijke nalevingslasten.

Om alle wetgevingsgebieden waarbij ondernemers vinden dat de nalevingskosten onevenredig hoog zijn gestructureerd in kaart te brengen, wil het kabinet op korte termijn samen met het bedrijfsleven een quick scan uitvoeren op bestaande wet- en regelgeving. Gezamenlijk wordt daarbij bepaald bij welke wetgeving sprake is van onevenredig hoge nalevingskosten. Het kabinet heeft tevens VNO/NCW en MKB-NL uitgenodigd actief wetgevingsdomeinen aan te dragen waarbij volgens hen sprake is van disproportionele nalevingskosten.

De nalevingskosten van de geselecteerde wetten worden met een meetmethodiek in kaart gebracht en vervolgens zullen per wet of regeling kwantitatieve ambities worden geformuleerd. Voor de ontwikkeling van de benodigde meetmethodiek wordt gebruik gemaakt van al bestaande aanzetten, zoals die o.a. door Actal zijn ontwikkeld.

Begin 2008 zullen probleemgericht commissies bestaande uit ondernemers en ambtenaren van verantwoordelijke departementen, mede-overheden en uitvoeringsorganisaties samen aan de slag gaan om oplossingen te formuleren. Daarbij wordt ingezet op het oplossen van punten die tijdens de meting door ondernemers als «problematisch» zijn aangemerkt. De eerste vereenvoudigingsvoorstellen die uit deze actie moeten voortvloeien zijn in het voorjaar van 2008 gereed.

Maar niet alleen op rijksniveau moeten de administratieve lasten en de hinderlijke nalevingskosten worden aangepakt. Ook Europa zal moeten bijdragen aan het merkbaar verminderen van de regeldruk. Met name op het terrein van de administratieve lasten zijn de laatste jaren binnen de nationale regelgeving al veel vereenvoudigingen doorgevoerd en daardoor vloeit een relatief groot gedeelte van de overgebleven administratieve lasten rechtstreeks voort uit Europese regelgeving. De doelstelling ten aanzien van administratieve lasten kan dan ook alleen gehaald worden als de Europese Commissie haar wet- en regelgeving aanpast.

Mede onder druk van Nederland is er de laatste jaren binnen de Europese Commissie steeds meer aandacht gekomen voor de vermindering van administratieve lasten en de bijdrage die de Commissie daaraan kan leveren. De Commissie heeft recent een actieprogramma ontwikkeld voor de aanpak van administratieve lasten. De Commissie wil de administratieve lasten van Europese regelgeving in 2012 met 25% hebben gereduceerd. De reductiedoelstelling van 25% betreft volgens de Commissie een gezamenlijke inspanning, voor zowel Europese als nationale regels. De Commissie buigt zich primair over de Europese regels. Van de lidstaten wordt verwacht dat zij medio 2008 aangeven welke (aanvullende) substantiële reductie zal worden gerealiseerd op de eigen nationale regels. Het kabinet vult dit met de additionele doelstelling van 25% in.

Ondanks de resultaten is de aard van de concrete EU-voornemens zelf en het tempo waarin ze worden gerealiseerd nog dusdanig, dat voortdurende druk van Nederland en de andere lidstaten noodzakelijk blijft. Het huidige pakket van de Commissie ziet het kabinet dan ook als een eerste stap. Om de EU-doelen in de praktijk te kunnen waarmaken en zodoende een substantiële bijdrage te leveren aan de ambities van het kabinet zal het nodig zijn het EU-actieprogramma de komende tijd doorlopend uit te breiden en te blijven voeden met aanvullende reductievoorstellen. Nederland zal zich blijven inspannen om hier een bijdrage aan te leveren en draagvlak te creëren via het eigen internationaal netwerk van lidstaten.

Ook de mede-overheden kunnen de administratieve lasten en nalevingskosten voor ondernemers verminderen. Het kabinet heeft dan ook in het Bestuursakkoord met mede-overheden afspraken gemaakt ten aanzien van de vermindering van regeldruk. Zo gaat het kabinet alle administratieve lasten van mede-overheden in kaart brengen. De administratieve lasten van gemeenten en provincies zullen vanuit procesefficiency worden meegenomen in de nulmeting administratieve lasten die dit jaar wordt uitgevoerd. Voor taken die worden uitgevoerd in medebewind was dit in het verleden al het geval, maar nu worden ook de administratieve lasten die voortvloeien uit autonome bevoegdheden meegenomen.

Vervolgens wordt samen met gemeenten bekeken hoe deze lasten voor bedrijven op lokaal niveau met een kwart kunnen worden verminderd. De belangrijkste door burgers en bedrijven ervaren knelpunten worden het eerst aangepakt. Concreet houdt dit in dat:

– de VNG voor ultimo 2007 alle modelverordeningen doorlicht met het oogmerk om regeldruk veroorzakende bepalingen te schrappen dan wel te vereenvoudigen;

– voor 1 oktober 2007 het rijk samen met de VNG een groep van ca. 20 gemeenten selecteert die samen een voorhoede vormen en die actief kennis uitdragen naar andere gemeenten op het gebied van regeldruk voor burgers en bedrijven.

Voor 1 oktober 2007 formuleren rijk en VNG de inhoudelijke agenda om te komen tot minimaal 25% vermindering van administratieve lasten voor burgers en bedrijven. Uiterlijk eind 2008 is een verbeterplan opgesteld waarin is aangegeven hoe gemeenten de vermindering van de regeldruk voor burgers en bedrijven realiseren.

Daarbij is afgesproken dat VNG en het kabinet vóór 1 oktober 2007 afspreken welke medebewindwetgeving door het rijk met voorrang wordt gewijzigd, omdat die wetgeving gemeenten belemmert om de administratieve lasten te verminderen.

Gemeenten kunnen een voucher aanvragen waarmee een onafhankelijk bureau de regelgeving kan doorlichten en een verbeterplan kan opstellen. Ook kunnen gemeenten procesbegeleiding krijgen als ze er voorkeur aan geven om zelf de doorlichting te doen.

2.3.3 Minder toezichtslasten

Meer vertrouwen voor ondernemers, maar stevig ingrijpen wanneer dat vertrouwen wordt geschonden. Zoals in de inleiding ook al is vermeld, is dit een belangrijk uitgangspunt voor het kabinet. Deze filosofie wordt gedeeld door bedrijven en instellingen. Ook zij vinden het van groot belang dat ze benaderd worden vanuit vertrouwen in hun goede intenties, en met oog voor hun bedrijfsvoering. Wie zich aan de regels houdt, zou minder vaak en minder gedetailleerd gecontroleerd moeten worden. Ondernemers hechten daarnaast juist ook veel waarde aan de effectiviteit van het toezicht, in het bijzonder aan een stevige aanpak van bewuste niet-nalevers die oneerlijk concurreren.

De kwaliteit van het toezicht en een hoge naleving zijn belangrijke factoren, niet alleen voor publieke instellingen zoals ziekenhuizen, maar ook voor sectoren als de zware industrie. Aan al deze thema’s geven de rijksinspecties uitwerking middels het lopende programma Eenduidig Toezicht, met als uitgangspunt de Kaderstellende Visie op Toezicht.

Voor dit alles is een grotere efficiency van het toezicht nodig. Op dit moment zijn er nog veel ondernemers die klagen over de vele toezichthouders die hun onderneming ongecoördineerd bezoeken namens het rijk, de gemeente of de provincie. Deze vragen vervolgens ook nog vaak om dezelfde vergelijkbare informatie en stellen soms zelfs tegenstrijdige eisen.

Het kabinet zet zich in om dit soort klachten op het terrein van Rijksinspecties terug te dringen. Echter het toezicht wordt in veel branches voor een belangrijk deel uitgevoerd door andere overheden dan het rijk, vooral door gemeenten. Ondernemers maken geen onderscheid tussen gemeenten, rijk, provincies en waterschappen, maar beschouwen die als «de overheid». Daarom zorgt het kabinet ook voor een resultaatgerichte interactie met de andere overheden, bijvoorbeeld via de voorhoede gemeenten uit het bestuursakkoord met de VNG.

Een belangrijke randvoorwaarde is het veranderen van werkwijze en houding. Bedrijven en instellingen ergeren zich eraan als inspecties eenzijdig gericht lijken op de papieren werkelijkheid, of als ze onvoorspelbaar zijn door sterke individuele verschillen in aanpak. Bedrijven en instellingen hebben daarentegen veel waardering voor een deskundige inspecteur die zijn bevindingen duidelijk op papier zet en adviseert over de naleving.

Meer vertrouwen mag er niet toe leiden dat het beschermingsniveau omlaag gaat. In die gevallen waar het vertrouwen wordt geschonden zal dan ook slagvaardig worden opgetreden om het vastgestelde beschermingsniveau te handhaven. Dit laat onverlet dat door betere samenwerking en informatie-uitwisseling tussen inspecties, het invoeren van domeinbrede risicoanalyses en het integreren van inspectieprogramma’s de lasten van toezicht kunnen worden teruggebracht. Het streven is dan ook om op een aantal toezichtsdomeinen de lasten van het rijkstoezicht met gemiddeld een kwart per domein terug te brengen.

Welke toezichtsdomeinen worden doorgemeten en aangepakt wordt in overleg met vertegenwoordigers van het bedrijfsleven bepaald. Hierbij wordt gezocht naar domeinen waarbinnen sprake is van een min of meer homogene set van bedrijven. Goede voorbeelden zijn «vervoer over de weg» en «ziekenhuizen». Het programma Eenduidig Toezicht is daar al begonnen met vermindering van toezichtlasten en verbetering van het toezicht, evenals in de domeinen horeca, land- en tuinbouw, Schiphol, vleesketen, recreatie, metaalindustrie, kinderopvang, afvalverwerkende en -verzamelende industrie, chemische industrie, nucleaire industrie, vervoer over water, buisleidingen, bouwnijverheid, houtverwerkende industrie, overige industrie, sanctietoepassing, levensmiddelenhandel, en gezondheidszorg (zorg).

Het kabinet brengt de lasten van toezicht per toezichtdomein integraal in kaart met het «Meetmodel Toezichtslasten» (MTL). Het MTL is nauw verwant aan het standaardkostenmodel en brengt zowel de administratieve lasten als de ervaren lasten in beeld. De metingen in acht domeinen zijn inmiddels afgerond.

Bij de uitvoering van de metingen wordt gebruik gemaakt van de expertise van de bedrijven en toezichthouders. Tijdens de meting wordt ook kwalitatieve informatie vanuit het bedrijfsproces verzameld. Per domein gaan de inspecties en de bedrijven op basis van de meetresultaten samen aan de slag om voorstellen voor het terugdringen van regeldruk te formuleren. Dit levert een pakket aan maatregelen op dat de lasten van toezicht met gemiddeld een kwart per domein vermindert.

Tegelijk gaat de kwaliteit van het toezicht omhoog door sterkere selectiviteit, die de focus over de specialismen heen richt op de activiteiten en objecten waar de maatschappelijke risico’s het grootst zijn. Daarbij worden ook andere aanpassingen gedaan aan de strategie en het instrumentarium voor interventie, zoals zacht optreden waar het kan en hard waar het moet.

Bij dit alles vergroten de inspecties hun samenwerking en informatie-uitwisseling, ook met andere toezichthouders. Tevens vindt een cultuuromslag plaats naar een meer dienstverlenende houding.

2.3.4 Een betere kwaliteit van dienstverlening

Veel ergernis van ondernemers richt zich ook op de klantgerichtheid en professionaliteit van overheidsinstellingen. Het gaat daarbij ondermeer om strijdigheden bij de interpretatie van regels, gebrek aan deskundigheid, een weinig klantgerichte houding en overschrijding van beslistermijnen. Vaak is de gebrekkige dienstverlening die maakt dat regels als extra zwaar en belastend worden ervaren. Het verbeteren van de dienstverlening is dan ook van groot belang om de regeldruk merkbaar te verminderen. Een betere dienstverlening bespaart de ondernemer tijd, kosten en irritatie.

De afgelopen jaren zijn meerdere projecten gestart, soms samen met ondernemers, om een verbetering van dienstverlening door overheidsinstellingen te realiseren. Veel instellingen waar de ondernemer frequent mee in contact komt zijn bezig met het verbeteren van hun dienstverlening.

Om de dienstverlening te verbeteren is het van belang dat alle niveau’s van de overheid (Rijk, mede-overheden en uitvoeringsorganisaties) nauw samenwerken. Naast de afspraken over de vermindering van administratieve lasten en vereenvoudiging van vergunningen, zijn ook over de kwaliteit van dienstverlening afspraken gemaakt tussen het kabinet en de gemeenten in het kader van het Bestuursakkoord. Afgesproken is dat er voor de ondernemer en de burger zoveel als mogelijk één loket moet zijn en dat is de gemeente. Gemeenten moeten daarbij minimaal een zeven scoren t.a.v. de kwaliteit van hun dienstverlening. Met VNG en IPO wordt nauw samengewerkt om nader invulling te geven aan deze afspraken. Daarnaast komt er meer geld beschikbaar voor de invoering van de elektronische overheid.

De VNG is al begonnen om, samen met de taskforce onder leiding van de burgermeester van Groningen dhr. Wallage, gemeenten te stimuleren regeldruk aan te pakken en de dienstverlening te verbeteren. Om regeldruk goed op de lokale agenda te krijgen, en het lokale bedrijfsleven daarbij te betrekken zullen samen met de VNG roadshows voor gemeenten en Regionale Panels Regeldruk worden georganiseerd.

Om dit alles verder te versterken onderneemt het kabinet komend jaar zelf de volgende acties:

– Ontwikkeling van een normenkader voor dienstverlening;

– Het verbeteren van de transparantie, uniformiteit en kenbaarheid van regels;

– Eén digitaal loket voor ondernemers;

Deze acties zijn onderstaand nader toegelicht.

Ontwikkeling normenkader voor dienstverlening

Het kabinet ontwikkelt een normenkader voor de overheidsdienstverlening aan ondernemers. Hierbij gaat het om minimale eisen waaraan de dienstverlening van de overheid moet voldoen. Vanzelfsprekende dienstverleningselementen zoals afhandeling van aanvragen binnen de wettelijke termijnen door professionele organisaties worden hiermee expliciet gemaakt. Overheden behoren alles in het werk te stellen om aan deze normen te voldoen. Dit als nadere uitwerking van het begrip «behoorlijk bestuur». In pilots zal het normenkader worden getoetst bij de groep van ongeveer 20 «voorhoede gemeenten». Naast het normenkader wordt samen met VNG een handreiking ontwikkeld waarin verbetermogelijkheden en goede voorbeelden worden aangereikt.

Verbeteren transparantie, uniformiteit en kenbaarheid van regels

Het is van belang dat de transparantie, uniformiteit en kenbaarheid van regels wordt verbeterd. Daartoe zullen in overleg met ondernemersorganisaties en inspecties, naast de al bestaande Branchewijzers, nieuwe Branchewijzers voor een aantal bedrijfssectoren worden opgesteld. Branchewijzers zijn checklisten op het Bedrijvenloket die ondernemers inzichtelijk maken met welk geheel aan vergunningen, vereisten en regels zij te maken (kunnen) hebben. De Branchewijzers zijn met name op het MKB gericht. Zoals al eerder gemeld worden in 2007 in ieder geval nieuwe Branchewijzers opgesteld voor de sectoren metaal, vervoer en zorg. In de periode 2008–2011 worden voor ca. 20 andere sectoren branchewijzers ontwikkeld.

Om de ondernemers verder te helpen bij het correct naleven van regels gaat het kabinet het instrument «nalevings assistentie» inzetten. Het kabinet wil dat beleidsmakers, inspecties en ondernemers praktische hulp voor ondernemers gaan opstellen die ondernemers een gezamenlijk vastgestelde interpretatie van de regels biedt. Daarbij zal het kabinet er ook voor zorgen dat er een neutrale instantie is die kan bemiddelen in die gevallen waar er een patstelling is ontstaan tussen een inspectie en een ondernemer over de juiste interpretatie van regels.

Eén digitaal loket voor de ondernemer

Het Bedrijvenloket vormt het digitale loket van de rijksoverheid voor het bedrijfsleven. Dit gaat het kabinet de komende jaren nog verder uitbreiden. Zo krijgt het meldpunt regeldruk een plek binnen het Bedrijvenloket. In het kader van de invoering van het systeem van Vaste Verander Momenten, komt ook informatie over aankomende weten regelgeving beschikbaar op het Bedrijvenloket in een heldere en begrijpelijke taal voor de ondernemer.

Lessons learned...ICT als middel voor de aanpak van regeldruk

Een steviger inzet en breed gebruik van ICT is nodig om de doelstellingen voor het terugdringen van de regeldruk bij bedrijven te helpen realiseren. De afgelopen jaren zijn de inspanningen van de overheid gericht op het ontwikkelen van een adequate infrastructuur, die direct of indirect bijdraagt aan de vermindering van regeldruk en betere dienstverlening (Bedrijvenloket, Nieuw Handelsregister, Overheidstransactiepoort, e-Formulieren). De ontwikkeling van deze voorzieningen loopt de komende jaren door.

In deze kabinetsperiode is de ambitie om vooral het gebruik van ICT-voorzieningen bij het rijk, uitvoeringsinstellingen, gemeenten, provincies en waterschappen te bevorderen en merkbare verbetering te bereiken. Dat sluit aan op de druk vanuit de samenleving om beter te presteren (betere dienstverlening, minder lasten) en op de interne druk binnen organisaties om effectiever en efficiënter te presteren.

Met behulp van ICT is het mogelijk om de regeldruk voor ondernemers op terreinen te verminderen. De afgelopen jaren hebben ons geleerd dat complexe ICT-projecten relatief veel risico’s met zich meebrengen. Het project WALVIS laat bijvoorbeeld zien dat, door implementatieproblemen zo’n project op de korte termijn juist extra lasten voor ondernemers kan opleveren. De ministeries van BZK en EZ zullen voor Prinsjesdag met voorstellen komen hoe het lerend vermogen van de overheid rond ICT-implementaties kan worden vergroot en de risico’s kunnen worden verkleind.

In navolging van de burgerservicecode worden de mogelijkheden verkend om te komen tot een bedrijvenservicecode als kompas voor de kwaliteit van digitale dienstverlening voor bedrijven. Daarnaast wordt bij vereenvoudigingsvoorstellen expliciet aangegeven hoe ICT in relatie tot andere verbetermaatregelen kan bijdragen aan kwalitatieve en kwantitatieve vermindering van regeldruk. Het programma Ketenherinrichting waarin bedrijfsleven en overheid samenwerken, biedt hiervoor concrete aanknopingspunten.

ICT heeft een grote potentie in zich om regeldruk te verlagen, maar soms blijken de ingeschatte effecten bij ondernemers tegen te vallen. Daarom ontwikkelt het Kabinet praktische instrumenten die behulpzaam zijn om ICT-gerelateerde reductievoorstellen voor de vermindering van regeldruk beter te kunnen beoordelen, de voortgang ervan nog beter te volgen en de realisatie van beoogde resultaten te waarborgen. Tenslotte zal het kabinet bezien waar de regeldruk kan worden verlaagd, door gebruik te maken van bestaande, ook kleinschalige ICT-oplossingen en bewezen successen.

2.3.5 Aanpak vergunningen

Het kabinet gaat door met de vereenvoudiging van vergunningen bij het Rijk en mede-overheden. Nog door het vorige kabinet is aangekondigd om een aantal vergunningen af te schaffen. Dit kabinet zet dat nu door. Daar waar het niet mogelijk of wenselijk is om vergunningen af te schaffen kijkt het kabinet naar een verbetering van de vergunningsprocedure.

Het kabinet stelt zichzelf ten doel om vergunningprocedures in de toekomst sneller te laten verlopen dan nu het geval is. Om dit mogelijk te maken bekijkt het kabinet of het mogelijk is om bij meer vergunningen een «lex silencio» in te voeren en worden er meer vergunningen gebundeld.

Om tot een nog ruimere toepassing van de lex silencio te komen wordt allereerst het bestaande afwegingskader ten aanzien van vergunningen aangescherpt. Op basis hiervan volgt er een nieuwe ronde op de departementen om te identificeren of er nog vergunningen zijn waarop een systeem van lex silencio kan worden toegepast.

Voor wat betreft de bundeling van vergunningen gaat het kabinet pilots uitvoeren met het bundelen van vergunningen die gebonden zijn aan een specifiek (soort) bedrijf. Hierbij valt te denken aan een bundeling van vergunningen die betrekking hebben op een strandtent of een ziekenhuis.

Het kabinet gaat ook verder met de concernbenadering. Concerns die landelijk opereren ondervinden veel problemen met de veelheid en diversiteit aan vergunningverlenende, handhavende en toezichthoudende instanties. Deze zijn vaak niet eenduidig richting deze grote bedrijven. Binnen de concernbenadering worden dit soort problemen op maat opgelost. Er lopen op dit moment drie pilots: bij de Gasunie, Corus en de Raad Nederlandse Detailhandel. Er is inmiddels een project gestart om de aanpak die is ontwikkeld bij de Gasunie verder uit te breiden naar landelijk niveau. Ook wordt bezien of de aanpak kan worden verbreed naar anderen loketten.

2.3.6 Minder verkrijgingskosten subsidies

De verkrijgingskosten van nationale subsidies omvatten alle lasten die gepaard gaan met het aanvragen, verlenen en verantwoorden van een subsidie of ander financieel instrument. In 2010 moeten deze rijkssubsidies volledig lastenarm zijn.

Het ministerie van Economische Zaken is naar aanleiding van de motie Aptroot in 2005 gestart met de herijking van haar financieel instrumentarium. Uit de aanpak bij EZ bleek dat een kwantitatieve reductieoperatie, met een voor alle subsidieregelingen geldende vooraf gestelde generieke target, niet werkt. Dit omdat er een grote verscheidenheid aan subsidieregelingen bestaat. Daarom kiest het kabinet er voor om bestaande nationale subsidieregelingen deze komende kabinetsperiode langs een «meetlat» te leggen en per regeling te bezien of deze zo min mogelijk administratieve lasten met zich meedraagt voor de aanvragende ondernemer.

In het bij het Coalitieakkoord opgenomen SGO-stuk «De verkokering voorbij» is, in het kader van de brede efficiencyoperatie, als een van de maatregelen die tot een substantiële vermindering van werkzaamheden bij de overheid en bij bedrijven, instellingen en burgers moet leiden een uniform kader voor subsidies aangekondigd. Aan deze opdracht wordt vanuit het Ministerie van Financiën nu uitvoering gegeven in een interdepartementaal verband. In ontwikkeling is een uniforme subsidiesystematiek – in de vorm van een interdepartementaal bindend kader – voor rijkssubsidies richting instellingen, bedrijven en burgers. Deze uniforme subsidiesystematiek moet er voor zorgen dat de aanvraag, uitvoering en verantwoording voor zowel de subsidieverstrekker als de subsidieontvanger efficiënter en dus minder belastend wordt. Uitgangspunten voor het nieuwe kader zijn: sturen op hoofdlijnen, werken vanuit vertrouwen, proportionaliteit tussen informatieuitvraag en subsidiebedrag, lastenarm en eenvoud en eenvormigheid in begrippen, bepalingen en subsidiesystematiek. Doel van dit kader is onder meer alle bestaande en toekomstige regelingen in deze kabinetsperiode zo in te richten dat deze zo min mogelijk administratieve lasten met zich meedragen voor de aanvragende ondernemer.

Vooruitlopend hierop zullen de administratieve lasten van subsidies worden meegenomen in de nulmeting administratieve lasten en kunnen de ministeries op basis van deze resultaten zelf vervolgens beoordelen of hun subsidieregelingen lastenarm zijn ingericht. Daarbij kan het door het ministerie van Economische Zaken ontwikkelde «Handboek verkrijgingskosten» als voorbeeld dienen. Dit handboek bevat de referentie voor wat betreft een lasten arme regeling. Daarnaast geeft het handboek een afwegingskader om te komen tot de beoogde lastenarme regeling. Dat afwegingskader geeft handreikingen voor de keuze van het beleidsinstrument, welk type het beste past bij het beoogde beleidsdoel, en wat daarvan de consequenties zijn ten aanzien van de lasten die samenhangen met de subsidie. Is eenmaal het instrument gekozen dan bevat het handboek praktische aanbevelingen en ervaringen om het instrument zo lastenarm mogelijk in te richten. Het handboek wordt aangepast zodat het rijksbreed toepasbaar is en andere departementen van de kennis en ervaring van het ministerie van Economische Zaken kunnen leren en er hun voordeel mee kunnen doen.

2.4 Tot slot

Deze eerste versie van het werkprogramma vormt voor het kabinet de start voor de aanpak van de regeldruk bedrijven. Op alle departementen wordt met veel inzet gewerkt aan het formuleren en implementeren van vereenvoudigingsmaatregelen. De komende periode zal dit leiden tot een verdere vulling van het werkprogramma. Doel van dit alles is het bereiken van een voor de ondernemer merkbare vermindering van de regeldruk. In het voorjaar van 2008 wordt de Tweede Kamer uitgebreid geïnformeerd over de voortgang van de operatie. Hierbij zullen onder meer de bevindingen van de, in deze brief aangekondigde, onderzoeken worden gepresenteerd. Bovendien rapporteren de departementen over de voortgang in hun begrotingen en verantwoordingsrapportages.

In de tussentijd waardeert het kabinet alle suggesties die bijdragen aan het merkbaar verminderen van de regeldruk.

BIJLAGE 1:

Werkprogramma regeldruk

De lijst bevat problemen van ondernemers die het kabinet de komende vier jaar wil oplossen. Bij de indeling van de lijst is onderscheid gemaakt in verschillende categorieën:

1. Concreet probleem; oplossing in het verschiet of aan oplossing wordt nog gewerkt

2. Nader te concretiseren problemen en verkenningen van probleemgebieden

3. Breed werkende (generieke) oplossingen

Lijst 1 (concrete problemen)

1. Betaling van auteursrechten

– Detailhandel en horeca hebben te maken met een groot aantal beheersorganisaties van auteursrechten voor gespeelde muziek, beeld e.d. Deze organisaties werken maar beperkt samen. Ondernemers krijgen meestal van elke organisatie een afzonderlijke rekening. Het is voor ondernemers in de detailhandel en de horeca vaak niet duidelijk met welke heffende organisatie zij te maken hebben en hoe de in rekening gebrachte tarieven zijn opgebouwd.

– Probleemeigenaar: Justitie en EZ.

– Oplossingsrichting: het ministerie van Justitie is bezig met een wijziging van de Wet toezicht collectief beheer. Hierin wordt aandacht geschonken aan het verbeteren van het toezicht op de beheersorganisaties, het vergroten van de transparantie en de mogelijkheid van één factuur.

2. MKB en Europees aanbesteden

– De informatieverplichting bij Europese aanbestedingen wordt door het MKB als zeer belastend ervaren. Informatie moet worden aangeleverd over bijvoorbeeld de financiële positie en ervaring. Deze informatie wordt bij elke aanbesteding opnieuw gevraagd. Daarnaast ervaart het MKB de gestelde eisen vaak als niet in verhouding staand met de opdracht, wat leidt tot snellere uitsluiting van het MKB bij een aanbesteding.

– Probleemeigenaar: EZ.

– Oplossingsrichting: Het voornemen is in de in nieuwe aanbestedingsregelgeving de grenzen aan te geven van proportionele selectie-eisen, zodat opdrachten door het stellen van disproportionele eisen niet alleen toevallen aan grotere bedrijven. Daarnaast worden aanbestedingsprocedures vereenvoudigd waardoor minder gegevens mogen worden opgevraagd en administratieve lasten dalen. Het is ook voornemen dat de wijze van inwinnen van informatie wijzigt, er zal worden gewerkt met Eigen Verklaringen die alleen geverifieerd worden bij de winnaars en er mag geen informatie worden opgevraagd die in openbare overheidsregisters zoals het Handelsregister al reeds aanwezig is. Ook het bevorderen van elektronisch aanbesteden zal op termijn leiden tot het verminderen van de administratieve lasten.

3. Bevoorrading binnensteden (venstertijden)

– In een groot aantal steden gelden vanuit o.a. duurzaamheidsperspectief venstertijden (toegestane bevoorradingstijden van bedrijven in binnensteden). Het bedrijfsleven ervaart de toegestane venstertijden vaak als te krap bemeten. Late openingstijden van winkels, het ontbreken van magazijnen en moderne bevoorradingsformules (just in time) dragen bij aan de problematiek voor de vervoerder. Inplannen bevoorrading winkels is daardoor erg complex geworden. Door voertuigeisen (grootte, milieu o.a. fijne stofuitstoot en geluidspieken) worden transporteurs vaak gedwongen tot het gebruik van verschillende kleine vrachtwagens in plaats van enkele grote. De gebieden waarbinnen de venstertijden gelden groeien bovendien. De door de minister van Verkeer en Waterstaat ingestelde Commissie stedelijke distributie werkt sinds enkele jaren aan verbetering van de stedelijke distributieplannen waarin de venstertijden aansluiten bij de wensen van betrokken bedrijven. Het voortouw ligt daarbij bij de afspraken die decentrale overheden en het bedrijfsleven maken. Dit geschiedt echter met wisselend succes. Zo lukt het maar beperkt om tot regionale afstemming te komen.

– Probleemeigenaar: gemeenten, bedrijfsleven, provincies en VenW.

– Stand van zaken: de commissie Stedelijke distributie heeft belangrijk werk gedaan bij het aanpakken van de venstertijdenproblematiek. Zo heeft zij een referentiemodel venstertijden en voertuigeisen ontwikkeld voor het maken van lokale afspraken om dit probleem aan te pakken. Mede aan de hand daarvan kunnen ook al enkele regionale successen worden benoemd. In het najaar van 2007 komt de Commissie Stedelijke Distributie met een eindverslag van zijn werkzaamheden. Een substantiële verlichting van de venstertijdenproblematiek vergt echter een extra inzet van gemeenten en bedrijfsleven. De commissie blijft daarvoor via o.a. bemiddeling actief tot mei 2008. De voortgang bij het lokaal/regionaal realiseren van onderling bindende afspraken tussen ondernemers en overheden om tot werkbare venstertijden te komen wordt gemonitord binnen het Nationale Mobiliteitsberaad. De tweede helft van 2007 zal meer duidelijkheid komen hierover.

4. Certificering en normalisatie

– Wetgeving verwijst vaak naar certificeringseisen en vastgestelde normen. Gebeurt met name op het terrein van de bouw- milieu-, en productveiligheidsregels. Dit is vaak handig omdat deze certificaten aantonen dat de opdrachtnemer aan bepaalde kwalificaties voldoet. Echter deze kwaliteitseisen zijn lang niet altijd allemaal noodzakelijk voor alle activiteiten die onder de certificaten vallen. Het is vooral voor het MKB belastend om aan alle eisen te voldoen. De normen worden opgesteld in commissies van het bedrijfsleven. In die commissies zijn echter m.n. het grootbedrijf en producenten van gecertificeerde apparaten vertegenwoordigd. Het MKB is daarin echter ondervertegenwoordigd. Bij het vaststellen van normen wordt ook weinig rekening gehouden met het MKB.

– Probleemeigenaar: EZ, VROM, SZW, Justitie.

– Oplossingsrichting t.a.v. certificering: een nadere analyse is noodzakelijk mede gezien het belang dat bepaalde delen van het bedrijfsleven soms hebben bij gedetailleerde normen. Een vervolgstap is om samen met het bedrijfsleven een inventarisatie te maken van onevenredig hoge certificatie-eisen, mogelijkheden van nuancering van die eisen bezien en waar mogelijk implementeren.

– Oplossingsrichting t.a.v. normalisatie: bevorderen deelname MKB aan commissies die normen vaststellen. De informatie over Europese normalisatie-initiatieven enactiviteiten wordt versterkt. Hierdoor kunnen belanghebbenden, bedrijfsleven en maatschappelijke groeperingen, zonder directe deelname de normalisatie ontwikkelingen volgen en zelf beoordelen of deelname noodzakelijk is.

5. Meerdere vergunningaanvragen voor dezelfde activiteit

– Rondreizende theaters of podia moeten voor dezelfde uitvoering van het rondreizend programma vaak in elke gemeente die wordt aangedaan eenzelfde vergunning aanvragen. De daaraan soms gekoppelde bouwvergunningaanvragen worden in elke gemeente opnieuw beoordeeld. Bezien kan worden of toetsing van gelijkwaardigheid van bouwprojecten tot meer uniforme behandeling leidt.

– Lange doorlooptijd van vergunningen betekent voor bijv. podia en theaters vaak afstel in plaats van uitstel: bijvoorbeeld door trage afhandeling werkvergunningen of niet verlenen vergunning door brandweer of arbeidsinspectie.

– Probleemeigenaar: BZK, gemeenten.

– Oplossingsrichting: harmoniseren van de gemeentelijke vergunningsprocedures door modulair opgebouwde modelverordeningen en afspraken in het kader van de uitwerking van het bestuursakkoord. Daarnaast kan worden verkend of het mogelijk is om voor podia en theaters een «model of keten» vergunning af te geven door de eerste gemeente waar de voorstelling wordt gehouden. Deze vergunning kan door andere gemeenten worden overgenomen waarbij alleen lokaal verschillende zaken nog worden bezien. In het verlengde van de VROM/VNG commissie gelijkwaardigheid zou een onafhankelijke commissie kunnen worden ingesteld om te arbitreren in verschillen van inzicht tussen het gezelschap en de gemeente die aanvullende eisen stelt.

6. Informatiestromen vergunningverlening veiligheid en gevaarlijke stoffen

– In verband met het Besluit Risico Zware Ongevallen en bijbehorende vergunningverlening moet aan meerdere instanties soms dezelfde informatie worden verstrekt (provincie, gemeente, brandweer, arbeidsinspectie). Deze informatiestromen worden niet gecoördineerd. Daarnaast hebben betrokken instanties een grote beleidsvrijheid waardoor de behandeling van ondernemingen naar hun mening willekeurig verloopt.

– Probleemeigenaar: VROM, SZW, gemeenten.

– Stand van zaken: onlangs is een Landelijk Regie Team BRZO (LAT) opgericht dat ervoor moet zorgen dat de overheid beter en efficiënter toezicht houdt op bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken. Het LAT stimuleert betrokken overheden om verbeteracties uit te voeren (kennisdeling etc.). Door middel van regionale conferenties worden leidinggevenden en uitvoerenden van gemeenten, provincies, brandweer en Arbeidsinspectie gestimuleerd de resultaten van het verbeterprogramma toe te passen.

7. Administratieve lasten transport afval

– Naast de regels die vanuit de EU-verordening rond afvaltransporten (EVOA) gelden er Nederlandse regels rondom het inzamelen en vervoer van afvalstoffen. Deze Nederlandse regels leveren veel hinder en administratieve lasten op voor bedrijven die afval vervoeren. NL afvalvervoerders stellen daarbij aan meer eisen te moeten voldoen dan bedrijven in de ons omringende landen. Ook worden aannemers die logischerwijs ook afval meenemen van hun klussen gekenschetst als afvaltransporteurs (met verplichte vergunningstrajecten e.d.). Nederland kent bovendien anders dan de omringende landen geen scherp onderscheid tussen groene en grijze afvalmaterialen.

– Probleemeigenaar: VROM.

– Oplossingsrichting: Afval staat op de EU-vereenvoudigingslijst, wat kansen biedt voor vereenvoudiging. Aanpak van dit probleem zal echter de nodige tijd vergen. In de tussentijd kan in het verlengde van de aanpassing van de Wm-procedures voor het onderscheid tussen GFT en restafval bezien worden of ook de regels rondom groene afvalstromen aangepast kunnen worden. Ook zou kunnen worden bezien worden of het mogelijk is regels voor het transport van restmaterialen door aannemers te vereenvoudigen.

8. Loonaangifte

– Door Walvis zijn de heffing van loonbelasting en premieheffing gestroomlijnd. Er bestaan echter nog steeds verschillen in de grondslag tussen deze heffingen, maar ook binnen de premieheffing. Deze kunnen veelal wel worden opgevangen in de elektronische aangifte. Het stelsel is door de verschillen minder transparant, wat vaak tot irritatie leidt en de gevoelde regeldruk;

– Werkgevers ervaren de regelingen voor belastingvrije vergoedingen en loon in nature als belastend omdat het van een hoog detailniveau is. Het gaat om classificeren van vergoedingen en loon in nature, waardering van verstrekkingen, bepalen welk deel belast is en de administratieve verwerking ervan. De toepassing van eindheffing bij werkgever biedt in zijn huidige vorm in het geval van een beperkt aantal werknemers geen voordeel.

– De verplichte maandelijkse loonaangifte wordt door veel ondernemers als vervelend en onnodig ervaren. Het gaat dan in het bijzonder om gevallen waarin de DGA geen (maandelijks) salaris ontvangt uit de BV en ook niet onder de werknemersverzekeringen vallen.

– Aanpassingen van tarieven en percentages van belasting en premies in de loonaangifte gedurende het jaar, zeker als deze met terugwerkende kracht worden toegepast, leiden tot veel irritaties en zouden in ieder geval moeten worden uitgesloten.

– Verdere optimalisatie en implementatie van de Nederlandse XBRL-taxonomie voor het financiële domein, waardoor het mogelijk wordt om loonaangiftes direct vanuit de financiële administratie samen te stellen en aan te leveren, kan bijdragen aan oplossing van de gesignaleerde problemen.

– Probleemeigenaar: Financiën/SZW.

9. Belastingaangifte

– Er kan een groot aantal formulieren worden gedownload van www.belastingdienst.nl. Deze kunnen echter niet ingevuld worden opgeslagen. Daardoor is het niet mogelijk om zonder het hele formulier opnieuw in te vullen later nog correcties toe te passen.

– Voor de elektronische belastingaangifte krijgt een bedrijf per fiscaal nummer één gebruikersnaam en wachtwoord. Vaak zijn echter meerdere personen in een bedrijf betrokken bij één van de verschillende aangiftes.

– Er geldt voor een aantal belastingen al dat er verplicht elektronisch aangifte moet worden gedaan, maar voor grondwaterbelasting en accijns geldt dat de informatie nog steeds schriftelijk moet worden doorgeven. Vooral de informatiestroom richting douane t.a.v. vervoer van accijnsgoederen is tijdrovend.

– De verkrijging van fiscale nummers duurt vaak lang, terwijl het BTW nummer essentieel is om de onderneming op te starten. Er zou sneller en meer klantgericht moeten worden gewerkt, als informatie bij de aanvraag blijkt te ontbreken.

– Probleemeigenaar: Financiën.

– Oplossingsrichtingen kunnen oa. worden gevonden in uitbouw van de XBRL-taxonomie en bredere benutting van daaraan gekoppelde identificatie/authenticatie en autorisatievoorzieningen.

10. Inflexibiliteit door eerstedagsmelding.

– Met de inwerkingtreding van de Eerstedagsmelding (EDM) is de verplichting ontstaan om uiterlijk voor de eerste werkzaamheden van nieuwe medewerkers een melding te doen aan de Belastingdienst over deze nieuwe medewerker. Voorheen kon dat worden afgedaan met een melding gedurende de eerste werkperiode (meestal een week). Dit is een veel striktere benadering die lastig is voor iedereen, maar vooral bepaalde groepen werkgevers treft, zoals landbouw, horeca en de detailhandel met vele tijdelijke contracten.

– Probleemeigenaar: SZW/Financiën/Belastingdienst.

– Oplossingsrichting: In het najaar van 2007 (één jaar na inwerkingtreding) de ervaringen met de EDM evalueren en daarbij kijken of deze verplichting om op de eerste dag van tewerkstelling gehandhaafd moet blijven dan wel verlicht kan worden.

11. Administratieve lasten kleine banen

– Voor medewerkers die slechts enkele uren per week werken moet door de werkgever een volledige administratie t.a.v. premies, belastingen en pensioen worden bijgehouden, gelijk aan de administratie voor volledige banen. Dit wordt als belastend en vooral ook zinloos ervaren, gezien het feit dat in deze situaties zelden tot nooit beroep zal kunnen worden gedaan op bijv. uitkeringen of later pensioenrechten en de ingehouden belasting weer terug wordt gegeven.

– Voor scholierenbanen geldt bovendien dat werkgevers voor de tewerkgestelde scholieren ook rekening moet houden met de schooluren i.v.m. de werk- en rusttijdenregelingen.

– Probleemeigenaar: SZW, FIN.

12. Exploitatievergunning

– Veel gemeenten verplichten exploitanten van horecagelegenheden, naast de horeca -en drankvergunningen, ook tot een exploitatievergunning. Hierin worden nogal wat administratieve eisen gesteld zoals het verstrekken van een uittreksel Kamers van Koophandel, of ook verklaringen rond integriteit (Bibob). De vraag is wat de meerwaarde van deze vergunning is en of deze niet gebruikt wordt als een vorm van marktregulering.

– Probleemeigenaar: gemeenten en BZK (coördinerende rol).

– Oplossingsrichting: in het kader van de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Rijk-Gemeenten betreffende de aanpak van de regeldruk nader bezien of exploitatievergunning gehandhaafd moet blijven en zo ja, in welke gevallen.

13. Nachtregister

– Het betreft hier een verplichting gebaseerd op het Schengenakkoord, die de lidstaten een verplichting oplegt tot de registratie van personen die in hotels, op campings en in jachthavens overnachten. In het kader van het voorkomen en bestrijden van terrorisme en rampen zijn deze verblijven verplicht een register bij te houden van overnachtende gasten (nachtregister). Dit separate register moet beschikbaar zijn voor het bevoegde gezag en bevat veelal gegevens die ook al elders (bijv. vanuit de reserveringsgegevens en de betalingsgegevens) genoteerd staan. Het nachtregister gaat er daarbij van uit dat de gast zich zelf registreert. Het nachtregister wordt ook wel benut van grondslag voor de heffing van toeristenbelasting. Zoals enkele steden laten zien is voor de bepaling van de toeristenbelasting het gebruik van het nachtregister niet noodzakelijk. Naast de kosten die gemoeid zijn met het bijhouden van dit register is, roept de verplichting van het bijhouden van een nachtregister vooral irritatie op omdat ernstige twijfel bestaat bij de toegevoegde waarde van deze registratie.

– Probleemeigenaar: Justitie, BZK, gemeenten.

– Oplossingsrichting: afschaffing van de informatieplicht als zodanig is niet mogelijk vanwege de onderliggende verdragsrechtelijke verplichtingen. Een optie is het onderzoeken van de praktische mogelijkheden om de informatieplicht te verlichten, bijvoorbeeld door in het nachtregister gebruik te maken van al beschikbare gegevens bij hotels en andere verblijfsaccommodaties.

14. Meldings- en verslagleggingplicht verpakkingsmateriaal detailhandel

– Deze informatieverplichtingen rond verpakkingen wordt door de detailhandel wordt als belastend ervaren. Deze registratie vloeit voort uit Europese regelgeving die verplicht tot registratie van verpakkingstromen. Bedrijven met slechts kleine hoeveelheden verpakkingen (winkeliers) moeten ook aan informatieverplichtingen voldoen.

– Probleemeigenaar: VROM.

– Suggestie vanuit project Regeldruk: Bezien of bij de Nederlandse invulling van deze Europese regels mogelijkheden kunnen worden gecreëerd om bedrijven met slechts beperkte stromen verpakkingsmaterialen met minder lasten de benodigde informatie te laten opleveren.

Lijst 2 (nog te verkennen en te concretiseren)

15. Regels rond personeel

– Waar van de zijde van de werkgevers en de werknemers in toenemende mate behoefte is aan meer flexibiliteit op de arbeidsmarkt is deze markt hier niet op ingericht. Zo maken de hoge verplichtingen, waarmee een ondernemer wordt geconfronteerd bij het in dienst nemen van zijn eerste werknemers en de kosten van het ontslaan van personeel de arbeidsmarkt in hoge mate inflexibel. De betrokken instanties als het UWV en het CWI werken bovendien maar beperkt samen.

– Probleemeigenaar: SAW, FIN, EZ.

– Met werknemers en werkgevers verkennen welke maatregelen mogelijk zijn om de flexibiliteit van de arbeidsmarkt te vergroten.

16. Bijhouden rapportages en keuringen

– Regelgeving op het gebied van keuringen van bepaalde machines en installaties is uitgebreid en gedetailleerd. Machines en installaties moeten worden gecertificeerd en periodiek gekeurd. Reparatierapporten en logboeken moeten worden bijgehouden. Voor deze regelgeving uit de hoek van de arbo en het milieu geldt dat deze regels de neiging hebben te groeien, en niet tot nauwelijks doorgelicht worden op verouderd zijn van de bepalingen. Ook is niet duidelijk of alle gedetailleerde voorschriften wel proportioneel zijn. Zie hierbij ook Normering en certificering.

– Probleemeigenaar: SZW, VROM, V&W

– Verkennen wat de mogelijkheden zijn om online dit soort gegevens uit de bedrijfsadministratie van ondernemingen af te tappen. Daardoor worden de rapportages uitgebracht zonder dat de ondernemer hier last van heeft. Verkend zal worden of de belangen die worden geborgd door verschillende eisen op het gebied van keuringen ook al worden beschermd op andere wijze dan wel teveel uitgaan van wantrouwen in plaats van vertrouwen. Hierbij worden de meest irritante dan wel belemmerende keuringseisen bezien.

17. Bestemmingsplannen

– Procedures bij bestemmingsplanwijzigingen duren lang. Hierbij wordt door het bedrijfsleven vooral gewezen op de vertragingen die voortkomen uit de bezwaar- en beroepsmogelijkheden. Bij wijzigingen van bestemmingsplannen kan ook bezwaar worden aangetekend tegen onderdelen van het plan die niet worden gewijzigd. Bestemmingsplannen zijn vaak te gedetailleerd waardoor een wijziging in functie intern of aan het gebouw vaak een ontheffing van het bestemmingsplan vergt.

Geen gecombineerde besluitvorming ten aanzien van bestemming van een gebied. Bij het vastleggen van een bestemming zouden alle toetsen moeten plaatsvinden waardoor bijvoorbeeld voor bouwvergunning vervolgens niet nog allerlei extra toetsen hoeven te worden uitgevoerd. De detailhandel ervaart daarbij tevens vaak grote belemmeringen om zich aan de rand van de stad te vestigen.

– Probleemeigenaar: VROM, gemeenten.

– In het kader van de aanpak gemeentelijke regeldruk zal deze problematiek worden opgepakt. Ten aanzien van deze problematiek zal een verkenning plaatsvinden, met gebruikmaking van ervaringen in het buitenland. Verder zal deze problematiek worden opgepakt in het kader van de aanpak gemeentelijke regeldruk.

18. Metaalsector

– Veelheid aan toezicht: Arbo, milieu, veiligheid, aanbestedingsregels, certificeringseisen. Lokale overheden en inspecties spelen in hoge mate een belangrijke rol in deze sector. Hierbij wordt in de samenwerking van de Arbeidsinspectie en de VWA al het nodige bereikt met het harmoniseren van het toezicht en het verlagen van de toezichtslasten. Vestiging of uitbreiding is lastiger dan bij andere soorten bedrijven. Aard van de sector leidt tot meer risico’s op terrein van personeelsveiligheid en milieu. Hierdoor hoge inspectielasten en regeldruk. Bijzondere monitoringsvereisten voor keuringsplichtige apparatuur (bijhouden reparaties en logboeken).

– Probleemeigenaar: EZ, SZW, VROM.

– In deze sector zal een verkennende studie worden uitgevoerd naar de regeldrukproblemen in de metaalsector. Voor concrete problemen zullen oplossingen worden gezocht.

19. Sector zorginstellingen (bouw van zieken- en verpleeghuizen)

– Door complexe vergunningprocedure is het zeer moeizaam om een zorginstelling te starten. Bij de decentrale overheden is hiermee weinig ervaring. Overgangsituatie tussen aanbodgestuurde naar vraaggestuurde situatie werkt hierbij complicerend. Daarnaast ook veel administratieve lasten «binnen» het systeem (DBS’s, verantwoording richting verzekeraars, opstellen contracten).

– Het ministerie van VWS is een fundamentele verkenning gestart naar de beleefde lasten in de cure (vergelijkbaar met eenzelfde verkenning eerder in de care). Dit levert nog voor het zomerreces een agenda op met maatregelen om de beleefde lasten terug te dringen. Daarbij wordt onder meer dankbaar gebruik gemaakt van een verkenning bij ziekenhuizen, die ook voor het zomerreces wordt afgerond, die zijn oorsprong kent in het project Eenduidig Toezicht.

20. Eenmalig uitvraag van gegevens

– In de praktijk blijkt het moeilijk om gegevens van ondernemers uit te wisselen tussen verschillende overheidsinstanties. Een voorbeeld hiervan zijn de belemmeringen voor het uitwisselen van informatie tussen verschillende toezichthouders.

– Probleemeigenaar: Justitie, ET, CBP.

– Verkennen wat precies het probleem is en welke barrières moeten worden verminderd om uitwisseling van gegevens te vergemakkelijken. Hierbij kan gebruik worden gemaakt van reeds uitgevoerd (juridisch) onderzoek door het project Eenduidig Toezicht.

21. Fundamentele verkenning Bouw

– Ondernemers wijzen op de vele, moeilijke en lange (vergunning)procedures en het grote aantal onderzoeken die nodig zijn om een bedrijf te kunnen (laten) bouwen of verbouwen. Daarnaast wijzen ondernemers vaak op knelpunten rond bestemmingsplannen, de natuurbescherming- en flora- en faunavergunning, welstandcommissie en ontoegankelijkheid van bouwnormen (vooral MKB-bedrijven).

– Zoeken naar oplossingen: opdracht van de fundamentele verkenning is de bestaande structuur los te laten. Dat is nodig omdat door incrementele wijzigingen bestaande wetgevingssystemen te complex en ondoorzichtig zijn geworden. In vergelijking tot de eerder trajecten zullen de oplossingen die uit de verkenning komen, meer principieel van aard zijn als het gaat om het regelen van de verhouding overheid – bedrijfsleven en dus ook oplossingen betreffen die pas op de langere termijn zijn beslag kunnen krijgen.

22. Fundamentele verkenning Transportsector

– Ondernemers (logistieke sector; bedrijven die goederen afvoeren of ontvangen) worden hebben last van belemmeringen die overheden volgens hen in toenemende mate opwerpen voor het zakelijke transport van goederen. Bijvoorbeeld: eisen rondom stedelijke distributie, om eisen of beperkingen voortvloeiend vanuit milieudoelen en bescherming van natuur, om lasten van veiligheids- en arbeidsmarktvoorschriften.

– Zoeken naar oplossingen: zie 21.

Lijst 3 Generieke oplossingen

23. Vergroten uniforme toepassing regelgeving door verschillende overheidsinstanties

– Als meerdere overheidsinstanties zijn betrokken bij de toepassing van regelgeving (provincie, gemeente, brandweer, handhavinginstanties), interpreteren zij de landelijke regelgeving ten aanzien van een identieke situatie op verschillende manieren. Dit wordt vooral gevoeld bij de toepassing van ARBO-regels, belastingen (interpretatieverschillen tussen regio’s) of bijv. de Wet Bodembescherming.

– Gesteld wordt dat men voor deze interpretatieverschillen sterk afhankelijk is van de desbetreffende ambtenaar. Indien men het niet eens is met de beslissing van de ambtenaar, wordt het als lastig of zelfs onmogelijk ervaren om de beslissing aan te vechten. Een bezwaar- en beroepsprocedure is volgens bedrijven vaak een te grote stap, omdat «het kwaad dan al geschied» is.

– Uitbreiden werking Bedrijvenloket en Branchewijzers met informatie over na te leven regelgeving. Verdere samenwerking tussen inspecties moet leiden tot eenduidige interpretaties (zowel nationaal als lokaal).

24. Standaardisatie en digitalisering informatieuitvraag

– De complexiteit van (het voldoen aan) informatieverplichtingen kan aanzienlijk worden verminderd door het inzetten van standaarden voor het modelleren van gegevens en processen, zodat een eenduidige vertaling van wetgeving wordt gerealiseerd voor zowel de systemen/software die het bedrijfsleven gebruikt, als de systemen die aan overheidszijde worden gebruikt (één gezamenlijke taal) en de processen via een generieke procesinfrastructuur worden afgehandeld. Concrete toepassing van dit concept heeft plaatsgevonden in het Nederlandse Taxonomieproject (NTP, toepassing van de standaard XBRL in het financiële domein). Het ministerie van EZ richt een programma Ketenherinrichting in op dezelfde leest, voor toepassing van het concept in andere domeinen. De ervaringen in NTP, zowel bij realisering van de taxonomie en infrastructuur, als op het punt van het procesmanagement (samenwerking overheid-bedrijfsleven) zullen hierbij worden ingezet.

25. Vaste Verander Momenten

– Te vaak worden bedrijven geconfronteerd met regelgeving die (tussentijds) wijzigt, zonder dat voldoende tijd wordt gegund voor invoering.

– Oplossingen:

• verdere verbreding van systeem van Vaste Verander Momenten (van zeven pilot sectoren naar alle regelgeving);

• op Bedrijvenloket ook de (voorgenomen) regelgeving aankondigen waartoe MR nog niet formeel heeft besloten), zoveel mogelijk met een vertaalslag naar de betekenis voor de bedrijfsvoering van ondernemers;

• systeem van (openbare internet) consultatie invoeren (zie ook punt 27).

26. Lex Silencio

– Om tot ruime toepassing van de lex silencio te komen worden de volgende acties gestart:

• Aanscherping van bestaand afwegingskader om beter voor het voetlicht te brengen in welke voorwaarden een departement of medeoverheid lex silencio kan toepassen, door afweging van tijdige dienstverlening vs. maatschappelijke risico’s;

• Nieuwe ronde identificatie vergunningen waar lex silencio kan worden ingevoerd. Daarbij internationaal inventariseren wat er al is ter inspiratie;

• Juridische vormgeving lex silencio, mede op basis van voorlichting Raad van State, voor borging van rechten en plichten; bepalen wanneer er sprake is van «ruime» toepassing van lex silencio voor evaluatie;

• Onderzoeken wat de juridische mogelijkheden zijn om dwingend lex silencio toe te laten passen, waaronder ook borging van rechten en plichten in geval van in gebreke blijven van departement of medeoverheid;

27. Openbare Internetconsultatie

– Openbare internetconsultatie is een methode om burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties via Internet in de gelegenheid te stellen om kennis te nemen van de regelgeving die in voorbereiding is en hun zienswijze op een concreet voorstel tot voorgenomen regelgeving kenbaar te maken, op een zodanig moment in het voorbereidingsproces dat de ontvangen reacties het voorstel nog kunnen helpen vormen.

– Met openbare internetconsultatie wordt beoogd:

• openbaarheid en transparantie over voorbereiding van wet- en regelgevingvoorstellen;

• gebruik maken van de in de samenleving aanwezige kennis en ervaring om de kwaliteit en bruikbaarheid van de regelgeving te vergroten en de ervaren regeldruk te verminderen;

• het bevorderen van draagvlak voor de regelgeving;

  De interdepartementale projectgroep Openbare Internetconsultatie zal zijn advies aanbieden aan de Minister van Justitie als eerstverantwoordelijk minister voor dit onderwerp.

28. Compliance Assistance

– Ondernemers hebben vaak moeite om complexe wetgeving op de juiste wijze na te leven. Wetgeving is vaak abstract en niet geschreven vanuit de dagelijkse praktijk van de ondernemer. Vooral kleine ondernemers worden hierdoor gedwongen tot inhuur van veelal dure consultancy en ondersteuning.

– Oplossingsrichting: voor vooral kleine ondernemers moet gezocht worden naar manieren om praktische uitleg te bieden over de interpretatie van regelgeving, vooral indien er sprake is van doelvoorschriften en/of open normen. De al bestaande kompassen en branchewijzers vormen een aanzet hiertoe (zie ook punt 19). Wetgevers, inspecties en ondernemers moeten hier in onderling overleg inhoud aan geven.

– Voor het oplossen van interpretatiegeschillen over wet- en regelgeving wordt gezocht naar instrumenten die formele en vaak langdurige juridische trajecten kunnen voorkomen. Gedacht kan worden aan mediation. Op dit punt wordt aansluiting gezocht bij de aanpak regeldruk burgers (BZK).


XNoot
1

I.v.m. het laten meedrukken van het plan van aanpak en het werkprogramma.

XNoot
1

Review of the Dutch Administrative Burden Reduction Programme, World Bank Group, February 2007.

Naar boven