29 515
Kabinetsplan aanpak administratieve lasten

nr. 136
BRIEF VAN DE MINISTER VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 24 april 2006

Hierbij treft u een actueel overzicht aan van de maatregelen ter vermindering van de administratieve lasten voor het bedrijfsleven die deze kabinetsperiode op het terrein van Justitie worden uitgevoerd. Deze brief sluit aan op de brief van de Minister van Financiën van 13 april 2006 (Kamerstukken II 2005/2006, 29 515 nr. 135) waarin u bent geïnformeerd over de voortgang van de rijksbrede aanpak van administratieve lasten en irritaties voor bedrijven.

De maatregelen op Justitieterrein zijn in deze brief ingedeeld in drie clusters: maatregelen in het jaarrekeningrecht, andere maatregelen in het ondernemingsrecht, en maatregelen op andere onderdelen van het Justitieterrein.

1. Jaarrekeningrecht

Door Justitie wordt gewerkt aan een pakket van maatregelen dat voor een belangrijke reductie van de administratieve lasten in het jaarrekeningenrecht zorgt. Het gaat hier om uitwerking van de mogelijkheid om de vennootschappelijke jaarrekening op fiscale grondslag op te stellen, de invoering van XBRL ten behoeve van het samenstellen en uitwisselen van jaarrekeningen, en de verhoging van de grenswaarden in het jaarrekeningenrecht. Ik heb u in mijn brief van 1 maart 2006 (Kamerstukken II 2005/2006, 29 515, nr. 130) uitgebreid geïnformeerd over de stand van zaken van deze maatregelen en de besparingen die ze teweeg brengen. Kortheidshalve volsta ik hier met een verwijzing naar die brief.

2. Andere maatregelen op het terrein van het ondernemingsrecht

Deze maatregelen betreffen de vereenvoudiging van het BV-recht, een nieuw stelsel van toezicht op rechtspersonen en diverse ICT-mogelijkheden voor het aanleveren en bewaren van stukken. Daarbij gaat het deels om maatregelen die een behoorlijke administratieve lastenreductie opleveren, en deels om zaken die in samenhang met elkaar én met de aanpassingen in het jaarrekeningrecht een aanzienlijke positieve invloed hebben op het ondernemersklimaat in Nederland.

a. Vereenvoudiging en flexibilisering BV-recht

Het is de bedoeling om de rechtsvorm BV vanuit zowel het nationale als het internationale perspectief aantrekkelijker te maken. Dit betreft onder meer het vergemakkelijken van besluitvorming buiten de aandeelhoudersvergadering en het afschaffen van het verplichte minimumkapitaal van € 18 000 bij oprichting van een BV. Ook andere formaliteiten, zoals de verplichte bankverklaring als bedoeld in artikel 203a van Boek 2 BW, zullen vervallen. Daarnaast wordt aan BV’s meer flexibiliteit geboden bij de vormgeving van hun interne structuur, bijvoorbeeld door toe te staan dat aandeelhouders een eigen bestuurder benoemen en door meer vrijheid te geven bij het bepalen van de stemverhoudingen in de aandeelhoudersvergadering. Deze vrijheid bevordert de slagvaardigheid van de onderneming.

Door deze aanpassingen wordt de rechtsvorm BV ook aantrekkelijker voor de kleinere of startende ondernemer. Deze kan hierdoor profiteren van de beperkte aansprakelijkheid, en doordat hij gebruik kan maken van XBRL en veelal ook van de mogelijkheid van samenval van fiscale en commerciële jaarrekening, heeft dat geen belastende administratieve consequenties.

De benodigde wijzigingen in Boek 2 BW zijn uitgewerkt in drie tranches. De derde tranche van het wetsvoorstel is begin april voor consultatie gepubliceerd. Behandeling in de Ministerraad zal in de loop van 2006 kunnen plaatsvinden. Beoogd wordt deze wijziging in 2007 in voeren.

b. Herziening van het stelsel van preventief toezicht

Bij deze herziening wordt de verklaring van geen bezwaar voor de oprichting en bij statutenwijziging van een NV of BV vervangen door een systeem van permanent toezicht door de Minister van Justitie, niet alleen op NV’s en BV’s maar ook op stichtingen. De rechtspersoon kan dan direct na oprichting deelnemen aan het economisch verkeer. De voor dit nieuwe stelsel noodzakelijke wetswijziging en organisatorische aanpassingen worden op dit moment voorbereid. Het streven is om het nieuwe systeem in 2007 in werking te laten treden. De besparing die hiermee gepaard gaat bedraagt € 7 mln.

c. ICT-mogelijkheden voor het aanleveren en bewaren van stukken

Elektronisch deponeren bij de Kamer van Koophandel

Reeds sinds 1 januari 2006 is het mogelijk dat de jaarrekening en andere bescheiden die op grond van enig wettelijk voorschrift moeten worden neergelegd bij het Handelsregister, elektronisch kunnen worden aangeleverd bij de Kamer van Koophandel. Hiermee wordt vooruit gelopen op de mogelijkheid van deponering van de stukken in XBRL-formaat, die in 2007 zal worden ingevoerd.

Ook de zogenaamde 2:403-verklaringen (ingeval een geconsolideerde jaarrekening wordt gedeponeerd), kunnen voortaan elektronisch worden neergelegd. Aanvankelijk was voorzien dat de publicatieplicht voor deze verklaringen zou kunnen worden beperkt, of dat deze zou kunnen vervallen. In verband met de transparantie bleek dit echter niet wenselijk, zodat voor vergemakkelijking van de publicatie via deze weg is gekozen. De besparing als gevolg van elektronische deponeringsmogelijkheden komt hiermee op € 7 mln.

Elektronische oproeping aandeelhoudersvergadering BV’s en NV’s

Door wijziging van Boek 2 wordt geregeld dat de oproeping voor de aandeelhoudersvergadering van NV’s met aandelen op naam en van BV’s niet langer in alle gevallen verplicht schriftelijk, door een oproepingsbrief of een aankondiging in dagbladen, plaats moet vinden.

Het wetsvoorstel is op 13 april als hamerstuk aanvaard door de Tweede Kamer. Realisering van de maatregel is dan ook voorzien voor 2006. De effecten (een kostenbesparing van circa € 69,2 mln.), zullen vanaf 2007 merkbaar zijn.

Elektronisch opstellen en bewaren balans en staat van baten en lasten

Deze aanpassing van artikel 10, van Boek 2 BW houdt in dat het schriftelijkheidsvereiste van artikel 10, lid 2, van Boek 2 BW komt te vervallen zodat alle rechtspersonen de balans en de staat van baten en lasten ook uitsluitend elektronisch mogen bewaren. Dat levert een besparing op van naar schatting € 2,5 miljoen. Omdat de verplichting de balans en de staat van baten en lasten op te stellen en te bewaren niet is meegenomen in de nulmeting van Justitie telt deze extra maatregel niet mee voor de 25%-doelstelling. Niettemin levert deze wel een bijdrage aan het verbeteren van het ondernemersklimaat.

3. Reductiemaatregelen op andere onderdelen van het Justitieterrein

a. Wet op de rechtsbijstand: vereenvoudiging aanvraagprocedure voor de advocatuur (ViValt)

Om rechtsbijstand aan te vragen moest door de advocaat een uitgebreid aanvraagformulier ingeleverd worden, waarmee de draagkracht van de rechtzoekende wordt getoetst. Vanaf 1 april 2006 kan gebruik worden gemaakt van de gegevens over het verzamelinkomen die bij de Belastingdienst bekend zijn. Daardoor is opgave van de NAW-gegevens en het sofi-nummer van de aanvrager voldoende. Dit levert de advocatuur een besparing op van € 5,8 miljoen.

b. Wet bescherming persoonsgegevens:

Allereerst wijs ik er op dat een aantal van de aanvankelijk gedane reductievoorstellen op het terrein van de privacy, na onderzoek en overleg met betrokken partijen (waaronder het College bescherming persoonsgegevens en VNO/NCW) niet haalbaar zijn gebleken. Oorzaak is dat ze hetzij geen daadwerkelijke vermindering van de administratieve lasten bleken op te leveren, niet konden rekenen op draagvlak bij het bedrijfsleven dan wel in strijd bleken met de Europese privacy-richtlijn.

Wat wel een reële reductiemaatregel lijkt te zijn is de volgende:

Ondernemers moeten klanten, op het moment dat zij de persoonsgegevens van hen verkrijgen, onder andere informeren over het recht van verzet tegen het verstrekken van deze gegevens aan derden ten behoeve van direct marketing. De in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) opgenomen aanvullende verplichting voor bedrijven tot het plaatsen van een jaarlijkse advertentie met informatie over dit recht van verzet voegt weinig toe aan deze informatieverplichting, en vormt een aanzienlijke kostenpost voor bedrijven. Door Justitie wordt bekeken of deze aanvullende publicatieverplichting kan worden vervangen door een eenvoudiger en effectievere maatregel, dan wel kan worden afgeschaft, door het verlagen van de frequentie of het laten vervallen van de verplichting. Hierbij moet wel rekening worden gehouden met het feit dat de wijziging moet gebeuren binnen de grenzen van de Europese privacyrichtlijn.

Gelet op het voorgaande is de oorspronkelijk ingeschatte reductie van € 2,8 miljoen mogelijk niet volledig, doch wel voor een deel te realiseren.

Wel kunnen door een uitbreiding en verduidelijking van het Vrijstellingsbesluit Wbp en door actievere voorlichting de gepercipieerde lasten en ergernis over de Wbp aanzienlijk worden verminderd. Een helder en toegankelijk Vrijstellingsbesluit Wbp zal het aantal onnodige meldingen en daarmee onnodige administratieve lasten terugbrengen. In samenwerking met het College bescherming persoonsgegevens, VNO-NCW en andere relevante brancheorganisaties streeft het kabinet naar een grotere bekendheid bij het bedrijfsleven met het doel, de tekst en de inhoud van de Wbp en het Vrijstellingsbesluit.

Zoals reeds in de septemberbrief van 2005 van het Kabinet is aangegeven zijn de beleefde administratieve lasten en de ergernissen van ondernemers over wettelijke informatieverplichtingen, aan de orde gekomen in het project Modelbedrijven. In dit project is in een representatieve steekproef van 7 sectoren van het bedrijfsleven (Chemie, Horeca, Glastuinbouw, Metaalbedrijven, Podiumkunsten, Uitzendbranche en Ziekenhuizen) geïnventariseerd wat de knelpunten in het naleven van deze verplichtingen zijn. Uit dit traject Modelbedrijven blijkt verder dat er sprake is van veel misverstanden ten aanzien van de privacywetgeving. Deze knelpunten en voorstellen zijn veelal terug te voeren op inmiddels niet meer geldende verplichtingen danwel afspraken die niet door de overheid worden opgelegd, maar bijvoorbeeld voortvloeien uit afspraken/verplichtingen binnen de bedrijven zelf of het gevolg zijn van verplichtingen vanuit bijvoorbeeld CAO’s en instellingen van sociale partners. Het grote aantal knelpunten dat door ondernemers ten onrechte aan de overheid wordt toegeschreven duidt er op dat veel te winnen valt door duidelijk(er) te communiceren wanneer bepaalde verplichtingen zijn vervallen, welke verplichtingen een wettelijke grondslag hebben en welke niet.

Inmiddels heeft Justitie de samenwerking gezocht met de vak- en brancheorganisaties om de mogelijkheden te onderzoeken ten aanzien van een gezamenlijke en eenduidige communicatie naar bedrijven over reductie van de administratieve lasten. Zo heeft MKB Nederland al toegezegd dat het thema privacy middels de informatieavonden onder de aandacht van de ondernemers gebracht kan worden. Om op een goede wijze inhoud te geven aan deze verbeterslag op het gebied van de communicatie is een verdere inventarisatie nodig om de specifieke behoefte te bepalen. Op basis daarvan zal een vertaalslag gemaakt worden naar een communicatieplan waarin de speerpunten, strategie, actoren, communicatiemiddelen, tijdspad en de benodigde financiële middelen uiteen worden gezet. Concrete activiteiten op basis van dit plan zullen in het najaar van start gaan.

c. Pachtrecht: vernieuwing en technische herziening

De huidige Pachtwet wordt ondergebracht in het BW, zodat alle regels over bijzondere overeenkomsten in één wetboek bijeengebracht zijn. Het pachtrecht wordt daarbij technisch herzien en vernieuwd. De toetsing van pachtovereenkomsten door de Grondkamers blijft op verzoek van de sector gehandhaafd, de procedures worden wel vereenvoudigd. De administratieve lastenverlichting van het voorstel wordt daarmee echter minder groot dan oorspronkelijk voorzien. De beoogde inwerkingtreding van het nieuwe pachtrecht is in de loop van 2007. De geraamde besparing bedraagt € 0,09 miljoen.

d. Wet op de kansspelen: vereenvoudiging procedures vergunningen

Om de procedures rond vergunningen voor de Wet op de kansspelen te vereenvoudigen, wordt een wetswijziging voorbereid. Het is het streven om in 2007 de grenzen van de vergunningplicht te verhogen en om voor bepaalde activiteiten de vergunningplicht te laten vervallen. Daarnaast worden de vergunningsvoorwaarden geüniformeerd. Voorts wordt gedacht aan één vergunningenloket en het werken met een modelvergunning. Tot slot wordt het regime voor de speelautomaten vereenvoudigd. De wijzigingen worden meegenomen in de bredere herziening van de Wet op de kansspelen. Het streven is invoering in 2007. De verwachte besparing bedraagt € 1,45 miljoen.

Met betrekking tot de promotionele kansspelen geldt dat deze worden gereguleerd door middel van co-regulering. Promotionele kansspelen die voldoen aan de voorwaarden van de op 1 januari 2006 in werking getreden Gedragscode Promotionele Kansspelen zijn toegestaan.

e. Aanpassing regelgeving particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus: vereenvoudiging vergunning en verlichting meldplicht

Tot eind 2003 moesten particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus voor de aanvraag van de vergunning die nodig is om zo’n organisatie of bureau te mogen houden zelf een klachtenregeling en personeelsinstructie opstellen. Tegenwoordig is er een standaard klachtenregeling en een standaardinstructie voor het personeel beschikbaar als onderdeel van het aanvraagformulier voor de vergunning. Het formulier is elektronisch te verkrijgen.

De beveiligingsorganisatie hoeft de standaardformulieren alleen nog te dateren en te ondertekenen. Daarnaast wordt de geldigheidsduur van de vergunning voor een beveiligingsorganisatie gelijkgetrokken met die van de vereiste toestemming van de leidinggevende van zo’n organisatie (beide vijf jaar in plaats van vijf respectievelijk drie jaar). Daarnaast wordt bekeken of de verplichting tot het maken van een jaarlijks verslag en de inlichtingenplicht aan politie verlicht kunnen worden. De verwachte besparing bedraagt € 2,24 miljoen.

De standaardklachtenregeling en -instructie zijn inmiddels gerealiseerd, de overige maatregelen worden thans voorbereid. Invoering daarvan wordt beoogd in 2007.

f. Wetboek van Koophandel, bepalingen omtrent VOF en verzekeringen

De bepalingen in het Wetboek van Koophandel inzake verzekeringen en de VOF zijn en worden gesaneerd in verband met de invoering van de titels 7.13 (personenvennootschap) en 7.17 (verzekering) in het BW. Hieruit vloeien enkele kleinere vereenvoudigingen voort die AL-verminderingen opleveren.

Titel 7:17 is per 1 januari 2006 van kracht geworden. Titel 7:13 ligt ter behandeling bij de Eerste Kamer. Invoering wordt beoogd per januari 2007.

Vooralsnog zijn de besparingen uit deze maatregelen geraamd op € 0,9 mln. Indien de mogelijkheid in titel 7.17 voor elektronische berichtgeving door verzekeraars wordt ingevuld, kan de besparing nog oplopen.

g. Afschaffing verplicht procuraat

Door dit wetsvoorstel kan een advocaat voortaan bij iedere rechtbank en bij elk gerechtshof alle proceshandelingen verrichten en is tussenkomst van een procureur buiten het eigen arrondissement niet meer nodig. Door de invoering van een landelijke inschrijving bij de Nederlandse Orde van Advocaten (in plaats van de huidige inschrijving bij de arrondissementsrechtbank) hoeft een advocaat bij een kantoorverplaatsing niet opnieuw te worden ingeschreven en beëdigd in het nieuwe arrondissement. Een kennisgeving van de verhuizing volstaat. Beoogde inwerkingtreding van deze maatregel is 1 juli 2007; de verwachte besparing bedraagt€ 0,1 miljoen.

h. Auteursrechtvergoedingen

In 2004 is tussen de ondernemersorganisaties VNO-NCW en MKB Nederland en de Stichting Reprorecht een Introductieregeling reprorecht bedrijfsleven (2003–2005) gesloten over de uitvoering van de wettelijke regeling inzake het reprorecht. De verschuldigde vergoedingen worden betaald aan de Stichting Reprorecht, die vervolgens reparteert aan de rechthebbenden. Op grond van de afspraken betalen bedrijven een vast bedrag per jaar aan de stichting, dat berust op de bedrijfsgrootte en het veronderstelde kopieergedrag. Bedrijfsomvang in aantallen medewerkers en de door het CBS gehanteerde SBI-codes zijn hierbij bepalend. Deze wijze van uitvoeren van het reprorecht scheelt het bedrijfsleven op jaarbasis € 57 mln. Alle betrokken partijen zijn positief over de regeling. Eind 2005 is deze dan ook verlengd.

Ondanks voorzieningen om de uitvoering van het reprorecht en ook van andere auteursrechtheffingen (naburige rechten, recht op muziek en beelden) zoveel mogelijk te stroomlijnen, blijven deze op kritiek van het bedrijfsleven stuiten. Het initiatief van het georganiseerde bedrijfsleven en rechthebbenden om over een zo eenvoudig mogelijke inning van auteursrechtvergoedingen afspraken te maken wordt toegejuicht. Zelfregulering biedt namelijk de beste garantie voor draagvlak en maatwerk, terwijl ook de nodige AL-reducties kunnen worden bereikt, zowel voor het betalingsplichtige bedrijfsleven als voor de collectieve beheersorganisaties zelf. In mijn optiek illustreren de gemaakte afspraken dat zelfregulering zeer goed kan werken. Partijen kunnen zelf in een evaluatie van de regeling voorzien, en eventuele AL-aspecten kunnen daarbij altijd betrokken worden. Overigens vormen auteursrechtvergoedingen als zodanig, anders dan wel eens wordt gesuggereerd, geen administratieve last. Het uitgangspunt is daarbij duidelijk: in beginsel een plicht tot betaling voor het gebruik van andermans beschermd werk. Bij octrooien is dat niet anders.

In het streven om zelfregulering verder te stimuleren heeft mijn ministerie een informele dialoog op gang gebracht tussen auteursrechtenorganisaties en het georganiseerde bedrijfsleven (VNO-NCW en MKB Nederland). In dat verband wordt gesproken over mogelijkheden tot verdere vereenvoudiging. Ik stel het nodige in het werk om deze dialoog te bevorderen en zie dan ook met met belangstelling uit naar de uitkomsten. Vooruitlopend daarop heeft de Stichting Auteursrechtbelangen gevolg gegeven aan mijn suggestie tot en het voortouw genomen bij de ontwikkeling van een digitaal loket, waarop gebruikers straks zullen kunnen nagaan welke kosten zijn verbonden aan hun wijze van gebruik van beschermd werk. Het streven is erop gericht dit digitale loket nog in 2006 te operationaliseren.

De Minister van Justitie,

J. P. H. Donner

Naar boven