29 509 Palliatieve zorg

32 805 Hulpmiddelenbeleid in de gezondheidszorg

Nr. 84 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 10 september 2024

Tijdens het Tweeminutendebat wijkverpleging van 29 mei 2024, in vervolg op het commissiedebat wijkverpleging van 10 april 2024 (Kamerstuk 29 509, nr. 83), is door Kamerlid Dobbe (SP) een motie ingediend over een brede aanpak van de problemen met de levering van hulpmiddelen1. Deze motie is aangenomen.

De motie roept de regering op voor Prinsjesdag met een brede aanpak van de problemen rondom de levering van hulpmiddelen te komen. Hierbij dient onder andere gekeken te worden naar:

  • het opzetten van één aanvraagloket voor hulpmiddelen uit de verschillende zorgwetten en het verminderen van de bureaucratie;

  • voorraden van essentiële spoedhulpmiddelen bij zorgorganisaties;

  • één meldpunt voor problemen met hulpmiddelen, waarbij er ook aan de slag wordt gegaan met de meldingen.

Via deze brief informeer ik uw Kamer, mede namens Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg, dat een volledige afhandeling van deze motie meer tijd vergt. Graag licht ik dit toe.

Hulpmiddelen worden verstrekt vanuit drie zorgwetten: de Zvw, Wlz en de Wmo2015. De motie roept op tot oplossingen die raken aan alle voorgenoemde wetten. Ik vind het daarom voor de beantwoording van de motie belangrijk om de knelpunten en voorgestelde oplossingen vanuit al deze stelselwetten te verzamelen en hierbij de betrokken partijen te raadplegen. Dit kost tijd en is daardoor niet haalbaar voor Prinsjesdag.

Specifiek voor wat betreft de wens tot het opzetten van één aanvraagloket, raakt de motie ook aan de verdere uitwerking van de werkagenda onder de Nationale Strategie van het VN verdrag Handicap. In deze uitwerking wordt momenteel het gesprek over het laagdrempelig kunnen aanvragen van hulpmiddelen gevoerd.

Ik wil daarom de verdere uitvoering van de werkagenda en dit aspect van de motie inhoudelijk aan elkaar verbinden. Daarbij wil ik ook de uitkomsten van onderzoek naar de vereenvoudiging van (toegang tot) hulpmiddelen meenemen, waarover mijn voorganger uw Kamer eerder heeft geïnformeerd2.

Voor het al dan niet aanleggen van voorraden van essentiële spoedhulpmiddelen bij zorgorganisaties ben ik in afwachting van een signalement van de Kwaliteitsraad Hulpmiddelen & Zorg (KRH&Z) over de spoedverstrekking van hulpmiddelen. In de KRH&Z werken de vijf betrokken partijen (hulpmiddelengebruikers, zorgprofessionals, zorgverzekeraars, zorgaanbieders/leveranciers en fabrikanten) samen om de kwaliteit en organisatie van hulpmiddelen(zorg) te verbeteren. Met het signalement tracht de KRH&Z inzicht te geven in de situaties waarin de knelpunten rondom extramurale hulpmiddelen worden ervaren. Daarnaast zal worden beschreven hoe deze knelpunten binnen geldende wet- en regelgeving kunnen worden opgelost.

Ik verwacht dit signalement spoedig te ontvangen, maar niet voor Prinsjesdag. Vervolgens zal ik bezien of aanvullende maatregelen, zoals het aanleggen van voorraden, nodig en wenselijk zijn.

Tot slot zal de KRH&Z mij ook van advies voorzien voor wat betreft de wenselijkheid en haalbaarheid van het opzetten van één meldpunt voor problemen met hulpmiddelen.

Gelet op bovenstaande punten streef ik ernaar uw Kamer mijn inhoudelijke reactie op de motie Dobbe voor het eind van het jaar te sturen.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, M. Agema


X Noot
1

Kamerstukken II, vergaderjaar 2023–2024, 29 509, nr. 78

X Noot
2

Kamerstukken II, vergaderjaar 2022–2023, 32 805, nr. 153

Naar boven