nr. 6
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 juni 2005
Inleiding
Voor het verbeteren en ontwikkelen van de palliatieve zorg heeft het ministerie
van VWS vanaf 2002 beleidsmaatregelen1 ingezet.
De beleidsdoelen van deze beleidsmaatregelen zijn het oprichten van regionale
ondersteuningspunten palliatieve zorg bij de negen Integrale Kankercentra
(IKC's), het opzetten van consultatievoorzieningen palliatieve zorg en het
stimuleren van samenwerking tussen palliatieve terminale voorzieningen en
de reguliere voorzieningen in de gezondheidszorg in netwerken. De consultatievoorziening
wordt vanaf 2004 gefinancierd via de IKC's. In mijn brief van 28 januari
jl. (TK 29 509, nr. 4) heb ik u toegezegd het jaarverslag met betrekking
tot de consultatiefunctie aan u te zenden. Bijgaand2
ontvangt u een eerste formeel jaarverslag van het gebruik van de consultatiefunctie
in de palliatief terminale zorg door zorgverleners.
Consultatiefunctie bij de IKC's
Op 1 januari 2004 zijn alle negen IKC's gestart met de regionale
consultatiefunctie als onderdeel van hun organisatie. De IKC's hebben als
doel het gezamenlijk ontwikkelen van een landelijke dekkingsgraad voor wat
betreft de consultatiefunctie palliatieve zorg. Veel van de teams kennen een
multidisciplinaire samenstelling, wat in lijn is met het uitgangspunt dat
palliatieve zorg, en dus ook de consulten, binnen alle vormen van de reguliere
zorgverlening moet worden geleverd. Aan de hand van een landelijk registratieformulier
is begonnen met het registreren van de consulten bij de regionale consultatieteams.
Op basis van knelpunten zijn in de loop van 2004 verbeteringen doorgevoerd
en wordt zo de consultatiefunctie vormgegeven. Het jaarverslag is een goede
weergave van de stand van zaken van de regionale consultatiefunctie in 2004,
die nog in ontwikkeling is. Er is sprake van een landelijke dekkingsgraad, hetgeen ook al bleek uit de monitor van het Nivel. Ik heb u daarover
geïnformeerd bij brief van 28 januari jl.
Conclusie
In 2004 is sprake van 5289 geregistreerde consulten uitgevoerd door 38
teams. Dit is een stijging van het aantal consulten ten opzichte van de periode
2002/2003. In die periode werden 2663 consulten geregistreerd. Hieruit blijkt
de behoefte van zorgverleners aan het verlenen en ontvangen van consulten
in de palliatieve zorg. De verwachting is dat het aantal consulten nog meer
zal toenemen bij verdere ontwikkeling van de consultatiefunctie en meer bekendheid
in de regio. Zeker in die regio's, die geen onderdeel van de COPZ-periode
zijn geweest.
Ter illustratie onderstaand enige cijfers uit het jaarverslag.
– 84% van de consulten zijn telefonisch gevoerd
– 16% van de consulten zijn aan het bed gegeven
– 8% van de consulten betrof algemene niet-patiëntgebonden
vragen
– bij 90% van de consulten betrof het patiënten met kanker
– 45% van de patiënten is jonger dan 65 jaar
– 60% van de patiënten had op het moment van de consultvraag
een levensverwachting korter dan vier weken
– in 11% van de consulten wordt gesproken over problemen met betrekking
tot sedatie
De werkwijze en organisatie van de consultatievoorziening verschilt per
IKC. Dit wordt mede veroorzaakt door lokale/regionale situatie, de historie
en opgebouwde kennis. Vanuit de IKC's zelf worden twee verbeterpunten aangegeven.
Het ene punt betreft het begrip «consult». Dit begrip dient duidelijker
te worden gedefinieerd en te worden afgebakend. Vanuit de IKC's is gestart
met een werkgroep, die een landelijke definitie gaat uitwerken.
Het tweede punt betreft de kwaliteit van de consulten. Het jaarverslag
geeft vooralsnog alleen een kwantitatieve weergave van de consulten. Op landelijk
niveau wordt het kwaliteitsbeleid op dit gebied verder uitgewerkt. Als handvat
hiervoor kan gebruik worden gemaakt van het door de Vereniging van Integrale
Kankercentra ontwikkeldeKwaliteitskader consultatie in
de palliatieve zorg.
Samenvattend kan worden gesteld dat in toenemende mate gebruik wordt gemaakt
van de consultatiefunctie door zorgverleners. Daarmee wordt een goede basis
gelegd voor verdere ontwikkeling en verspreiding van kennis over palliatieve
zorg in Nederland.
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
C. I. J. M. Ross-van Dorp