nr. 63
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 27 juni 2008
Naar aanleiding van het overleg over het feitenonderzoek naar beleggingsverzekeringen
van 18 juni 2008 zou ik uw Kamer nader informeren over de opzet van het
onderzoek door de AFM. Uw Kamer vroeg mij om zoveel mogelijk gebruik te maken
van het werk dat al verricht is door het IFO.
In gesprekken de afgelopen week met het IFO om te bezien welke uitwegen
er waren uit de huidige situatie, heeft IFO aangegeven niet meer een afgeronde
rapportage te kunnen of willen opleveren inzake het feitenonderzoek. Wel heeft
IFO de principiële bereidheid uitgesproken samen te werken met de AFM.
Dat sluit aan bij mijn streven zo veel mogelijk gebruik te maken van het reeds
door IFO verrichte werk voor zover dat kan bijdragen aan snelheid en kwaliteit
van het onderzoek door de AFM. IFO stelt inzage in haar bevindingen echter
afhankelijk van financiële voorwaarden. Gesprekken met IFO over de voorwaarden
voor afwikkeling na de ontbinding van het contract hebben ook nog niet tot
conclusies geleid.
In het licht van dit zakelijke geschil tussen het ministerie en het IFO
is het dan ook nog niet mogelijk om de vertrouwelijkheid op te heffen op de
stukken die ik u vorige week heb toegestuurd als bijlage bij het feitenrelaas
met betrekking tot het verloop van het onderzoek het afgelopen jaar. Deze
documentatie kunt u ter beschikking stellen aan het verificatie- en onderzoeksbureau
van de Tweede Kamer, maar ook ter vertrouwelijke kennisneming. Gegarandeerd
moet zijn dat er geen publicatie van (delen van) deze documentatie plaatsvindt.
De AFM wordt penvoerder van het onderzoek en borgt de onafhankelijkheid
en kwaliteit. Ik wil benadrukken dat de AFM dit onderzoek uitvoert buiten
haar toezichttaak om. Bevindingen uit het onderzoek zal AFM niet gebruiken
in haar toezichttaak. Dit betekent overigens dat zij geen geheimhouding hoeft
te betrachten omtrent de bevindingen. Overigens is in dat verband
ook van belang dat het onderzoek ziet op een periode (1995–2005) waarin
de AFM nog geen gedragstoezichthouder was.
Het feit dat de AFM dit onderzoek uitvoert buiten haar toezichttaak om
betekent ook dat ze verzekeraars niet kan dwingen tot medewerking. Een belangrijke
voorwaarde van de AFM om deze opdracht uit te voeren was dat ik ervoor zou
zorgen dat verzekeraars hun medewerking zullen verlenen aan dit onderzoek.
Ik heb daartoe de verzekeraars (die eerder al in het kader van het IFO onderzoek
waren benaderd) gevraagd schriftelijk te verklaren volledig te zullen meewerken
aan het onderzoek. De respons van alle verzekeraars was positief, ondanks
de zeer korte reactietermijn. Daarmee is niet alleen het commitment van verzekeraars
aan dit onderzoek vastgelegd, maar is ook een aantal voorwaarden waaraan het
onderzoek dient te voldoen helder vastgelegd. Verzekeraars willen meewerken
en stemmen in met rapportage van relevante productkenmerken met naam en toenaam,
mits de selectie van producten en maatmensen goed wordt afgestemd en er een
adequate hoor en wederhoor van bevindingen voorafgaand aan publicatie plaatsvindt.
Een belangrijke voorwaarde voor een succesvol onderzoek is mijns inziens
ook adequate betrokkenheid van verschillende belanghebbenden, vooral consumentenorganisaties.
Alle belanghebbende partijen zullen periodiek worden geïnformeerd over
het verloop van het onderzoek. Ook zal er bij mijlpalen in het onderzoeksproces
inhoudelijk worden afgestemd met alle stakeholders. Hiertoe zal op korte termijn
een planning met mijlpalen worden opgesteld op basis waarvan momenten zullen
worden gepland waarop verschillende belanghebbenden zullen worden geïnformeerd.
Ik heb zulks nadrukkelijk met de Consumentenbond besproken en hecht zeer aan
hun steun hiervoor.
Tenslotte wil ik nog inhoudelijk enige toelichting geven op het onderzoek
in aanvulling waar ik u vorige week al over heb geschreven. Omdat het deel
van het onderzoek naar de informatievoorziening door verzekeraars omtrent
beleggingsverzekeringen (dat wel in de opdracht aan IFO zat) komt te vervallen,
zal het onderzoek uit drie delen bestaan: een algemene marktbeschrijving,
een productanalyse en een rapportage van relevante productkenmerken van vijftig
producten met naam en toenaam. Dit betekent dat niet iedere polishouder inzicht
in zijn individuele situatie krijgt op basis van dit onderzoek, want dat is
praktisch gezien onmogelijk. Wel wordt op deze manier goed inzicht gegeven
in de structuur, werking en risico’s van beleggingsverzekeringsproducten.
Voor de steekproef van 50 producten wordt gestreefd naar een zo groot mogelijke
marktdekking, gespreid over de productcategorieën (Kapitaalverzekering
Eigen Woning, spaarverzekering en uitgestelde lijfrente). Over de selectie
van maatmensen zal nog overleg gevoerd worden met verzekeraars. Dit om te
voorkomen dat uitzonderlijke gevallen een misleidend of verkeerd beeld geven.
Ook consumentenorganisaties wordt om input gevraagd bij de selectie van maatmensen
en scenario’s.
De AFM denkt dat in oktober kan worden gerapporteerd. Die rapportage omvat
in elk geval de eerste twee delen van de opdracht. Daarnaast zal in de rapportage
ook een eerste lijst van omstreeks vijftig producten opgeleverd worden die
een indicatie vormen voor de markt. De representatieve kwaliteit van deze
indicatie kan mogelijk verbeterd worden door de lijst uit te breiden. Een
dergelijke uitbreiding zou in een vervolgonderzoek geleverd kunnen worden
in december.
De minister van Financiën,
W. J. Bos