29 507
Regels voor de financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening)

nr. 60
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 17 juni 2008

In deze brief wil ik u informeren over de stand van zaken met betrekking tot het feitenonderzoek naar beleggingsverzekeringen conform de toezeggingen in het Algemeen Overleg van woensdag 3 juni jl. Ik geef hieronder eerst een feitelijk overzicht van het verloop van het onderzoeksproces en de contactmomenten die mijn ministerie daarin heeft gehad met het onderzoeksbureau IFO en het Verbond van Verzekeraars. Voorts schets ik hierbij de contouren van plan B zoals dat momenteel wordt uitgewerkt. Ten slotte beschrijf ik de stand van zaken met betrekking tot de geschillenbeslechting tussen polishouders en verzekeraars, de feitelijke civielrechtelijke problematiek die om oplossing vraagt.

Beschrijving van het proces met IFO

Bijgaand treft u een lijst aan van documentatie van behorend bij het onderstaande feitenrelaas over de periode maart 2007 tot en met juni 2008. Dit overzicht is bedoeld om een overzicht te bieden van het verloop van het onderzoek. Daarbij wordt onderzoeksmateriaal dat nog niet is afgerond en tussentijdse discussiestukken of rapportages die daarop zijn gebaseerd niet opgenomen. Dergelijke stukken geven mogelijk een incompleet of vertekend beeld geeft van de onderzochte markt en producten. Een lijst met contactmomenten is afgestemd met het IFO en het Verbond van Verzekeraars. De onderliggende documentatie stuur ik u vanwege de stand van zaken rond het contract met IFO ter vertrouwelijke kennisneming toe1. Zodra overeenstemming is bereikt met het IFO over de voorwaarden voor beëindiging van het contract, kan dit dossier geheel of gedeeltelijk openbaar worden gemaakt.

Feitenrelaas

Brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 8 maart 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 507, nr. 42): de minister kondigt een aanvullend feitenonderzoek aan.

Brief van de minister van Financiën aan de Tweede Kamer d.d. 22 maart 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 507, nr. 44): de minister bericht dat het onderzoek naar verwachting eind mei van start zal kunnen gaan. De Kamer zal dan nader worden geïnformeerd over de inhoud, opzet en planning van het onderzoek.

AO met de vaste commissie voor Financiën op 4 april 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 507, nr. 45): gedachtewisseling over het onderzoek en andere kwesties rond beleggingspolissen. Kamer dringt aan op duidelijkheid en snelheid.

Offerteaanvraag onderzoek productverkenning beleggingsverzekeringen d.d. 20 april 2007 (bijlage 1): de beoogde onderzoeksopzet, zoals opgenomen in het bij de offerteaanvraag gevoegde bestek, is afgestemd met de stichting Verliespolis, het Verbond van Verzekeraars en de toezichthouders. Hetzelfde geldt voor de selectie van de (zeven) onderzoeksinstellingen waaraan de aanvraag is toegestuurd.

Offerte IFO d.d. 18 mei 2007 (bijlage 2): de aanvraag levert twee offertes op, waaronder een van het IFO. Eén instelling kon zich niet vinden in de gehanteerde voorwaarden, andere instellingen zijn niet in staat om een offerte uit te brengen vanwege de gevraagde expertise.

Nieuwe offerteaanvraag d.d. 15 juni 2007 (bijlage 3): Er bleek nog onvoldoende duidelijkheid over de taakopdracht te zijn. Om hieraan tegemoet te komen is de taakopdracht nader uitgewerkt en is op basis daarvan een nieuwe offerteaanvraag aan de beide overgebleven onderzoeksinstellingen toegestuurd.

Nieuwe offerte IFO d.d. 21 juni 2007 (bijlage 4): in de nieuwe offerte heeft IFO een scherpere prijs gesteld. Goede prijsstelling was een belangrijke factor om te kiezen voor de offerte van IFO.

Gesprek met IFO op 4 juli 2007 (bijlage 5): op 4 juli 2007 is de tweede offerte met IFO besproken. Het ministerie heeft opmerkingen gemaakt bij onderdelen van de offerte en een dag later een memo nagestuurd met opmerkingen van het Verbond en de stichting Verliespolis, aan wie de offerte voor commentaar was toegestuurd.

Mailwisseling met het Verbond van Verzekeraars(bijlage 6): uit contacten met het Verbond bleek dat er nog één openstaand punt was dat opgelost moest worden. Het Verbond wilde dat de gegevens van de te onderzoeken producten in de eindrapportage anoniem zouden worden weergegeven, dat wil zeggen zonder product en verzekeraar met naam te noemen. Het ministerie heeft zich op het standpunt gesteld dat aan de politieke en maatschappelijke behoefte aan duidelijkheid alleen tegemoet kan worden gekomen door de onderzochte producten met naam en toenaam in het onderzoeksrapport te vermelden. Het Verbond stemde daarmee uiteindelijk in, nadat het ministerie enkele waarborgen omtrent de opzet en uitvoering van het onderzoek had geformuleerd. De uitkomst van het overleg met het Verbond is gemeld aan IFO. Vastgesteld is toen dat nader met het Verbond zou worden besproken hoe aan een en ander praktisch uitvoering kon worden gegeven; zie ook gesprek op 18 juli hierna.

Brief van de minister van Financiën aan de Tweede kamer d.d. 13 juli 2007 (Kamerstukken II 2006/07, 29 507, nr. 48): de minister meldt dat het onderzoek zal worden uitgevoerd door het Instituut voor Financieel Onderzoek IFO en zet de opzet en inhoud van het onderzoek uiteen. Afronding van het onderzoek voor het eind van het jaar is nog steeds haalbaar.

Definitieve offerte van IFO d.d. 17 juli 2007(bijlage 7): volgens de offerte is de streefdatum (onderzoeksrapport gereed voor publicatie voor 1 december 2007) haalbaar, al wordt daar enig voorbehoud bij gemaakt.

– Op 18 juli 2007 heeft een bijeenkomst plaatsgevonden tussen IFO en Verbond van Verzekeraars, in aanwezigheid van het ministerie, om eerste afspraken te maken over contactpersonen, gegevensaanlevering, en dergelijke. Daarbij is onder andere gesproken over de praktische consequenties van de met het Verbond gemaakte afspraak dat de gegevens in eerste instantie door verzekeraars anoniem worden aangeleverd, voordat in de eindfase van het onderzoek de naam van product en verzekeraar zouden worden vrijgegeven.

– De met IFO bereikte overeenstemming wordt vastgelegd in een dienstverleningsovereenkomst (bijlage 8).

– In september/oktober zijn er toenemende signalen dat het onderzoek stroef verloopt. IFO wijt dat aan een gebrek aan medewerking van de kant van verzekeraars; verzekeraars vinden dat IFO onvoldoende duidelijk maakt welke gegevens het nodig heeft.

Conceptbrief van IFO aan het ministerie (bijlage 9): in een gesprek op het ministerie op 4 december meldt IFO dat het onderzoek niet uitvoerbaar is omdat verzekeraars niet meewerken en dat IFO de opdracht wil teruggeven. Inzet van het ministerie is het onderzoek vlot te trekken en in de tegenstelling tussen onderzoekers en verzekeraars een bemiddelende rol te vervullen.

Brief van IFO met bijlagen d.d. 6 december 2007(bijlage 10): brief bevat een chronologisch overzicht van contactmomenten en communicatie tussen IFO, Verbond van Verzekeraars en individuele verzekeraars.

Brief van het Verbond aan het ministerie d.d. 6 december 2007 (bijlage 11): in deze brief geeft het Verbond zijn visie op het onderzoek en de contacten met IFO. Het Verbond zegt coöperatief te blijven staan tegenover het onderzoek en te willen overleggen over de verdere aanpak. In een gesprek op 8 december heeft het Verbond zijn standpunt toegelicht.

Brief van IFO d.d. 18 december 2007 (bijlage 12a): IFO toont zich bereid deel te nemen aan het voor 20 december 2007 geplande overleg met verzekeraars en het ministerie (zie hierna).

Overleg tussen IFO, Verbond, verzekeraars en ministerie op 20 december 2007 (bijlage 12b): zoals uit de agenda blijkt had het overleg tot doel wederzijds de condities te creëren voor een effectieve voortzetting van het onderzoek. Alle partijen zijn daartoe bereid en zien daar perspectief in. De oorspronkelijke opzet van het onderzoek wordt als volgt bijgesteld: in plaats van een beperkte pilot bij vijf verzekeraars, die de basis moet vormen voor de gegevensuitvraag voor het hele onderzoek, zullen de door IFO te gebruiken enquêteformulieren door experts van verzekeraars worden getoetst op duidelijkheid en uitvoerbaarheid.

Brief van de minister van Financiën aan de Tweede kamer d.d. 10 januari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 507, nr. 49): de minister meldt de opgetreden vertraging en schrijft dat de resultaten van het onderzoek naar verwachting over enkele maanden beschikbaar zullen zijn.

E-mail Verbond van Verzekeraars, 11 januari (bijlage 13): Verbond geeft aan ongelukkig te zijn met de berichtgeving dat verzekeraars het feitenonderzoek zouden vertragen.

E-mail IFO, 17 januari (bijlage 14):IFO geeft aan dat planning uitkomt op medio mei.

Overleg tussen IFO, Verbond en ministerie op 22 januari 2008 over nieuwe planning van het onderzoek. Afgesproken wordt dat eind april opgeleverd wordt. IFO maakt voorbehoud met betrekking tot medewerking verzekeraars.

Brief van de minister van Financiën aan de Tweede kamer d.d. 24 januari 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 507, nr. 50): naar aanleiding van vraag van vaste commissie stuurt minister deze brief met een nadere toelichting op de opgetreden vertraging en de planning. De nieuwe planning komt uit op eind april.

E-mail van Verbond van verzekeraars aan IFO (cc ontvangen 29 januari), (bijlage 15): commentaar op conceptvragenlijst van het IFO. Commentaar wordt ten dele overgenomen.

AO met de vaste commissie voor Financiën op 31 januari april 2007 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 507, enz., nr. 51) discussie over vertragingsbrief van 10 en 26 januari.

E-mail IFO, 6 februari (bijlage 16): vastlegging van de nieuwe planning tot eind april.

– Vragenlijsten door IFO naar verzekeraars gestuurd, 15 februari 2008.

– Vergadering Klankbordgroep 19 februari: e-mail wisseling ter voorbereiding (bijlage 17) en stukken voor de klankbordgroep zijn de vragenlijst en slides van IFO. De klankbordgroep stelt kritische vragen over proces en inhoud van het onderzoek.

E-mail aan IFO 25 februari: ministerie stuurt notulen van de klankbordgroepvergadering ter afstemming aan IFO. Ministerie schrijft in mail aan dat IFO heeft gemeld dat de bevindingen in de rapportage niet zijn te herleiden naar individuele producten en vraagt of deze details wel uit de bijlage blijken.

E-mail van IFO, 4 maart 2008 (bijlage 18), melding van mogelijke problemen rond versleuteling van data en anonimisering.

– Deadline beantwoording vragenlijst voor verzekeraars 10 maart 2008.

E-mail wisseling tussen IFO en ministerie 13 maart (bijlage 19): IFO doet een poging tot gedachtenvorming over rapportage en geeft aan niet anders dan anoniem te willen rapporteren. Dit is volgens ministerie in strijd met afspraken in overleg van juli 2007 met Verbond.

E-mail van IFO, 18 maart (bijlage 20): IFO meldt week vertraging door aanleveringsproblemen (versleuteling) door vertraagd ontvangen van alle benodigde sleutels.

E-mail IFO aan Ministerie 18 maart 2008 (bijlage 21): Overleg met IFO over wat minister wel en niet zou kunnen toezeggen aan de Kamercommissie. Uitkomst van deze e-mailwisseling, in afstemming met het Verbond vormt de basis voor informatie aan Tweede Kamer: per product zullen relevante productkenmerken worden gerapporteerd.

E-mail IFO aan Ministerie 20 maart (bijlage 22): IFO maakt melding van problemen met aanlevering van data door verzekeraars.

Brief aan Kamer 25 maart 2008 en AO met de vaste commissie voor Financiën op 26 maart 2008 (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 507, nr. 56) discussie over uiteenlopende verwachtingen rond het onderzoek. Minister licht toe dat rapportage voor inzicht aan consumenten zal zorgen omtrent hun eigen polis. In een bijlage van het rapport zullen niet anoniem relevante productkenmerken voor 50 onderzochte producten worden opgenomen. Consumenten zullen zelf de informatie uit het onderzoek moeten koppelen aan hun eigen situatie.

E-mail aan IFO, 25 maart 2008 (bijlage 23): FIN doet voorstel voor conceptbijlage.

E-mail van IFO, 28 maart (bijlage 24): IFO schetst in memo haar visie op rapportage en geeft aan alleen anoniem te willen rapporteren. In reactie geeft ministerie aan dat hierover afspraken zijn gemaakt met het Verbond in juli 2007.

Klankbordgroepvergadering 1 april 2008: IFO licht aanpak en voortgang toe en schetst de bevindingen per maatschappij en productcategorie. Klankbordgroep stelt kritische vragen over proces en inhoud van het onderzoek. IFO geeft aan dat de vraag of met naam en toenaam kan worden gerapporteerd afhankelijk is van of het kan, mag en of ze het wil. Discussie in klankbordgroep leidt niet tot eenduidige conclusies.

E-mails van het Verbond van Verzekeraars, 1 april 2008: Het Verbond van Verzekeraars dringt aan op een tripartiet overleg (ministerie, IFO en Verbond) naar aanleiding van de discussie over hoe er gerapporteerd moet worden. Aansluitend op de klankbordgroepvergadering benadrukt het ministerie nog eens het belang van rapportage van feitelijke bevindingen per product met naam en toenaam en stelt een tripartiet overleg voor. IFO geeft aan daarmee te willen wachten tot er feitelijke bevindingen zijn om de bespreking concreet te maken.

E-mailwisseling met IFO, 7 april: IFO geeft aan nog geen volledige informatie te hebben ontvangen en dat vertragingen daardoor ontstaan. Ministerie vraagt IFO om zoveel mogelijk de vertragingen goed te maken en een bijgestelde planning te maken.

Telefoongesprek met Verbond 10 april: Verbond heeft IFO voorgesteld een expertmeeting te organiseren om dataproblemen te bespreken. IFO geeft aan daaraan geen behoefte te hebben, omdat ze ontbrekende informatie door middel van een gedetailleerde vragenlijst probeert te achterhalen en vanwege de grote schaal van ontbreken informatie.

E-mail IFO 11 april (bijlage 25): IFO geeft overzicht van vertragingen en geeft met een nieuwe planning aan dat eind mei een meer realistische opleverdatum is. Vertraging kan volgens IFO niet meer worden goedgemaakt;

– Brief van het Verbond van Verzekeraars op 18 april (bijlage 26): het Verbond spreekt haar zorgen uit over het verloop van het onderzoek en geeft aan dat dit niet aan de medewerking van verzekeraars kan worden geweten.

Brief IFO 23 april (meegestuurd met brief van 25 april 2008 aan de Kamer, zie onder:) IFO licht toe dat er vertraging is in het onderzoek en dat eind mei een meer realistische deadline is. Dit is onderbouwd door een nieuwe planning (bijlage 27).

IFO stuurt 23 april een aanvullende vragenlijst aan verzekeraars met deadline 8 mei conform nieuwe planning. Ministerie bespreekt met IFO dat gegeven de krappe planning 8 mei een harde deadline moet zijn en dat daarna rapportage moet volgen, waarbij desnoods aangegeven wordt dat sommige gegevens niet zijn geleverd of niet beschikbaar zijn.

Brief aan de Tweede Kamer, 25 april (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 507, nr. 55): Minister geeft richting de Kamer aan zeer teleurgesteld te zijn en eind mei een rapport te verwachten.

Bilateraal overleg ministerie met Verbond, 25 april: Verbond geeft aan dat niet anoniem rapporteren onder voorwaarde van voldoende representativiteit van de steekproef en voldoende garanties van hoor en wederhoor met de verzekeringsmaatschappijen akkoord is. Financiën dringt aan op een medewerkzame houding.

Bilateraal overleg tussen Verbond en IFO, 29 april: over onderzoeksmodel en rapportage. IFO houdt vast aan haar visie dat alleen bij voldoende representativiteit met naam kan worden gerapporteerd. IFO geeft aan dat aanvullende informatie door sommige verzekeraars alleen onder toezegging van aanvullende geheimhouding wordt verstrekt.

Gesprek 6 mei tussen ministerie en IFO: ministerie dringt aan op niet anonieme rapportage van relevante productkenmerken, omdat rapport anders niet zal voldoen aan eisen.

Gesprek 7 mei tussen ministerie en IFO: Ministerie vraagt IFO om een creatieve oplossing voor rapportage per product met naam en toenaam. IFO zegt met voorstel te komen voor bijlage.

E-mail wisseling Verbond-Ministerie 13 mei: IFO stelt na 8 mei nog aanvullende gesprekken nodig te hebben met verzekeraars. IFO geeft aan dat een verzekeraar nog weigert gevraagde informatie te leveren. IFO geeft aan dat geheimhouding rapportage op naam onmogelijk maakt. Het Verbond geeft aan dat deze geheimhouding alleen ziet op zogenaamde «premieformularia» die mededingingsgevoelig zijn en niet rapportage per product van relevante productkenmerken hoeft te belemmeren. IFO stelt dat niet alle verzekeraars de Verbondslijn volgen. Naar aanleiding hiervan vraagt Verbond herbevestiging medewerking aan haar leden en alle hebben dat toegezegd.

Klankbordgroepvergadering 22 mei (bijlage 28): Ter tafel ligt het conceptrapport van 19 mei. Het ministerie heeft daaruit de twee pagina’s over anonimisering niet doorgestuurd aan de klankbordgroep, hierover is 23 mei een tripartiet overleg gepland (zie onder). IFO geeft vooraf aan naar de klankbordgroepvergadering te willen komen als deze pagina’s vooraf worden verstrekt aan de klankbordgroep. Na telefonisch overleg (22 mei) komt IFO toch naar klankbordgroepvergadering onder toezegging dat deze passage ter vergadering beschikbaar is voor klankbordgroep.

Tripartiet overleg ministerie, IFO en Verbond 23 mei:discussie over rapportage. Verbond geeft aan dat verzekeraars achter niet-anonieme rapportage staan als voldoende hoor en wederhoor plaatsvindt. Verbond geeft aan dat verzekeraars menen alle gevraagde informatie te hebben geleverd.

Brief IFO 23 mei (bijlage 29): IFO legt uitkomsten tripartiet overleg vast en geeft aan dat voldoende tijd moet worden ingeruimd voor analyse van data en dat nog niet alle benodigde informatie binnen is. IFO zegt nog informatie te missen en nog drie weken nodig te hebben als alle data wel binnen is.

Brief Minister aan IFO, 27 mei 2008 (Bijlage 30):Minister uit onvrede over conceptrapport en stelt deadline van 13 juni voor goed rapport.

Brief Minister aan Tweede Kamer 27 mei (Tweede Kamer, vergaderjaar 2007–2008, 29 507, nr. 58): Minister geeft aan in te grijpen in het onderzoek om een harde deadline te stellen en kwaliteit van het onderzoek te borgen.

Telefonisch overleg met IFO 27 mei: ministerie biedt aan mee te schrijven en IFO zich te laten concentreren op opleveren van de bijlage met relevante productkenmerken. IFO geeft aan pas als het alle informatie volledig heeft, te zullen rapporteren.

Spoeddebat 29 mei: Minister geeft aan dat de deadline voor oplevering van het onderzoek 13 juni is en dat anders een nader te ontwikkelen plan B in werking wordt gesteld.

– Brief IFO aan Minister, 29 mei (bijlage 31): IFO schetst verloop onderzoek en moeilijkheden die daarmee gepaard gaan.

Telefoongesprek 2 juni 2008: Financiën geeft aan afspraken te willen maken over deadline van 13 juni, IFO geeft aan dit intern te moeten bespreken en 3 juni te zullen aangeven of 13 juni wordt nagestreefd.

– Brief Verbond van Verzekeraars 2 juni (bijlage 32): Verbond maakt bezwaar tegen het beeld dat de minister geschetst heeft dat verzekeraars niet goed zouden hebben meegewerkt aan het feitenonderzoek.

E-mail IFO aan de klankbordgroep 2 juni (bijlage 33): IFO vraagt om steun voor uitstel van oplevering van het onderzoek.

Persbericht IFO 2 juni 2008 (bijlage 34): IFO stelt in begeleidende e-mail voor rapportage over het zomerreces heen te willen tillen.

Brief aan Tweede Kamer 4 juni (Kamerstukken II, 2007–2008, 29 507, nr. 59): Minister geeft aan dat er sprake is van een vertrouwensbreuk met IFO.

Spoeddebat Tweede Kamer 4 juni: Minister zegt inzage in communicatie toe en kondigt uitwerking plan B aan.

– E-mail aan IFO 5 juni 2008 (bijlage 35): uitnodiging voor gesprek over ontstane situatie.

Brief IFO 5 juni (bijlage 36): IFO geeft aan het onderzoek te willen afronden en open te staan voor verschillende modaliteiten.

Gesprek IFO en ministerie 9 juni: IFO geeft aan het onderzoek af te willen ronden. Financiën geeft aan daar geen vertrouwen meer in te hebben.

Overleg 11 juni: Dit overleg wordt op laatste moment afgezegd door IFO.

E-mail van IFO 12 juni (bijlage 37): IFO geeft commentaar op concept feitenrelaas. Financiën verwerkt het commentaar.

Brief van Ministerie van Financiën aan IFO 12 juni 2008 (bijlage 38): Financiën wil het contract ontbinden, aangezien contacten met IFO afgelopen weken nog geen zicht hebben gegeven op voorwaarden waaronder het contract beëindigd kan worden.

Brief IFO 12 juni (bijlage 39): IFO geeft haar visie op het verloop van het onderzoeksproces, geeft aan binnen enkele weken te kunnen rapporteren en voegt hierbij haar eigen feitenrelaas. Hieronder zal ik kort ingaan op deze brief.

In haar brief van 12 juni jl. gaat IFO in op de discussie rond anonieme rapportage en stelt zij voortdurend te hebben gesteld niet anders dan anoniem te kunnen rapporteren en voegt daarbij dat ik geen inspanningen zou hebben geleverd om de beperkingen daartoe op te heffen. Het ministerie heeft in de voorbereidingsfase van het onderzoek in juli 2007 al afspraken met het Verbond van verzekeraars gemaakt over de wijze waarop gerapporteerd zou worden en het Verbond heeft dit in de loop van het proces ook bevestigd. Ik had niet verwacht dat IFO, ondanks de afspraken met de verzekeraars, zou blijven weigeren om te rapporteren conform mijn expliciete wens en conform de wens van uw Kamer.

In het feitenrelaas van IFO wordt een aantal keer aangegeven dat zij heeft gemeld dat verzekeraars niet goed meewerken aan het onderzoek. Ik heb gesteld dat ik het in het belang van de voortgang van het feitenonderzoek niet zinvol acht dat de schuldvraag centraal komt te staan. Wel heb ik gesteld dat ik voortdurend parallel aan de signalen van het IFO ook signalen van verzekeraars ontving dat ze volledig meewerkten. Als voorbeeld heb ik een brief bijgevoegd van een verzekeraar d.d. 10 juni waarin zij haar medewerking aan het onderzoek schetst. Ik kan daarom de schuldvraag niet beantwoorden en acht dat ook in dit stadium nog steeds niet behulpzaam bij het spoedig afronden van dit proces.

Plan B

In haar brief van 12 juni jl. geeft IFO aan dat wat IFO betreft verschillende opties bespreekbaar zijn om alsnog een bijdrage te leveren aan het afronden van een onderzoek, te weten het zelf afronden, het afronden onder een regievoerder of het overdragen van het verzamelde materiaal en de reeds uitgevoerde analyses. Deze brief ontvingen wij nadat wij dezelfde dag aan IFO een ontbindingsbrief hadden gestuurd.

Voorop staat voor mij de doelstelling van het onderzoek zoals vorig jaar met de Kamer afgesproken. Zoals aangegeven tijdens het spoeddebat is er in mijn ogen onvoldoende zekerheid om te rekenen op een spoedige afronding van een rapport door IFO dat voldoet aan de condities die ik eerder met uw Kamer heb besproken.

Gegeven dat uitgangspunt heb ik de afgelopen week de alle mogelijkheden verkend om op korte termijn te komen tot een gedegen feitenonderzoek.

Aangezien ik het wenselijk acht dat meer zekerheid kan worden gegeven over de kwaliteit van het te leveren eindresultaat hecht ik aan een grotere publieke betrokkenheid. Op mijn verzoek heeft de AFM zich bereid getoond om de verantwoordelijkheid voor het onderzoek op zich te nemen. De AFM kan dan ook op zo kort mogelijke termijn een alternatief feitenonderzoek starten.

Tegelijkertijd lijkt het mij wenselijk gezien de doelstelling om zo spoedig mogelijk met een gedegen onderzoek te komen en gezien de open houding van IFO niet op voorhand uit te sluiten dat IFO en zeker het materiaal dat IFO heeft verzameld hierbij een rol kan spelen. Wat de rol van IFO daarbij zal zijn zal, naar op basis van het aanbod van donderdag jl., zo spoedig mogelijk worden verkend. De uitkomsten van die verkenning worden echter niet afgewacht.

De AFM heeft aangegeven de volgende opdracht te kunnen uitvoeren, mits aan een aantal randvoorwaarden wordt voldaan. De AFM kan ten eerste een overzicht geven van de markt en haar ontwikkeling in de genoemde periode van 1995–2005, inclusief de aanpassingen in de fiscale faciliteiten. Ten tweede kan een algemene productbeschrijving gegeven worden, waarbij zowel de belangrijkste soorten beleggingsverzekeringen beschreven worden, als ook de werking van deze producten. Hierbij zal de invloed van belangrijke variabelen zoals bijvoorbeeld de beleggingsrendementen, de looptijd van de polissen en de hoogte van de premies meegenomen worden. De AFM zal geen generiek kwantitatief model opleveren. Ten derde kan een overzicht worden gegeven van omstreeks vijftig daadwerkelijke producten die gezamenlijk een indicatie geven van de variëteit die in de markt beschikbaar is. Dit overzicht kan overigens niet aan iedere Nederlander inzicht bieden in het verwachte resultaat van zijn of haar eigen product en het kan gegeven een korte termijn van oplevering ook niet statistisch representatief zijn.

De AFM is goed geëquipeerd voor een dergelijk onderzoek vanwege de aanwezige markt- en onderzoekskennis. De randvoorwaarden waaraan moet worden voldaan zijn onder meer dat voor een snelle uitvoering van het onderzoek gericht kennis zal moeten worden ingehuurd voor de verzameling en bewerking van data. Voor deze inhuur zijn inmiddels bijna definitieve afspraken gemaakt. Verzekeraars stellen zich daarover constructief op maar achten het wenselijk om vooraf zo concreet mogelijke afspraken te maken met alle direct bij het onderzoek betrokken partijen, te weten de AFM, ministerie van Financiën, de verzekeraars en de externe partij. Dat moet nog plaatsvinden. Ook is het wenselijk dat AFM in ieder geval gebruik kan maken van het materiaal dat al beschikbaar is gesteld voor het IFO-onderzoek. Ten slotte moet duidelijk zijn dat de AFM het onderzoek uitvoert buiten het bereik van haar wettelijke toezichtbevoegdheden.

AFM heeft als indicatie gegeven dat zij verwacht dat het rapport in oktober kan worden geleverd. Na oktober kan eventueel een vervolgonderzoek plaatsvinden waarbij de selectie kan worden uitgebreid. Dat zou in december klaar kunnen zijn. Dit is nadrukkelijk een indicatie, omdat op dit moment nog niet met zekerheid kan worden gezegd dat aan alle randvoorwaarden kan worden voldaan. Zodra de AFM een due dilligence heeft kunnen doen op het reeds beschikbare materiaal, kan een scherpere inschatting gegeven worden. Dit zal uiterlijk in juli gedaan zijn.

Geschillenbeslechting

Op 4 juni heeft de Ombudsman Financiële Dienstverlening een brief gestuurd aan de verzekeringsmaatschappijen om zicht te krijgen op de concrete opvolging van zijn Aanbeveling van 3 maart 2008. Hij vraagt verzekeraars daarin duidelijkheid te geven over of en door wie er uitvoering wordt gegeven aan de Aanbeveling en ontvangt graag concrete informatie van verzekeraars om duidelijkheid richting polishouders te kunnen geven. Ik vind dit een zeer nuttige stap die kan bijdragen aan het inzicht voor consumenten in het beoordelen van hun eigen situatie.

Ik spreek regelmatig met claimstichtingen en verzekeringsmaatschappijen en ik bespeur dat er bij alle partijen bereidheid bestaat om er uit te komen zonder daarvoor naar de rechter te gaan. Het stadium van concrete onderhandelingen lijkt echter nog niet aangebroken. Ik blijf echter onverminderd alert op de ontwikkelingen, zeker ook waar het een rol voor mij of een bemiddelaar/verkenner met zich mee zou brengen.

De minister van Financiën,

W. J. Bos


XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage, alleen voor de leden, gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven