nr. 59
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 4 juni 2008
Ter voorbereiding op het Algemeen Overleg van 4 juni 2008 over het
IFO onderzoek naar beleggingsverzekeringen heeft de Kamercommissie. Financiën
gevraagd om een schriftelijke reactie op het persbericht dat IFO afgelopen
maandagavond heeft doen uitgaan. Naar aanleiding van dit verzoek bericht ik
U als volgt.
Vorige week heb ik aan het IFO een brief gestuurd om mijn grote ongenoegen
te uiten over de voortgang van het onderzoek en gesteld dat ik uiterlijk 13 juni
een goed rapport opgeleverd wilde zien (Kamerstuk 29 507, nr. 58).
Hierover heb ik afgelopen donderdag met de Kamercommissie van gedachten gewisseld
waaruit overeenstemming bleek over de vereiste spoed, en bij uitblijven van
een IFO rapportage op 13 juni het verlangen naar een «plan B».
Twintig minuten voor de aanvang van het Algemeen overleg, toen zowel ikzelf,
als mijn medewerkers het departement al verlaten hadden, bleek IFO een brief
gestuurd te hebben met een reactie op mijn brief. Verwachtbaar toonde IFO
zich in deze brief ongelukkig met mijn brief en gaf het IFO aan dat de omstandigheden
het hen onmogelijk hadden gemaakt op tijd hun rapportage te leveren. Minder
verwachtbaar was de zin in de brief: «Gezien de in dit schrijven geschetste
omstandigheden en onze ervaringen tot heden kunnen wij geen uitspraak doen
over het moment van gereedkomen van ons rapport». De brief van IFO treft
u in een bijlage van deze brief aan1. Ik meen
dat IFO daarmee een volstrekt onbevredigende reactie geeft op de in mijn brief
gestelde deadline. Gelet op het feit dat deze brief van IFO geschreven is
vooraf aan het AO van afgelopen donderdag hebben wij contact opgenomen met
IFO om het resultaat van het AO te bespreken en alsnog helderheid te krijgen
over de bereidheid van IFO om op 13 juni te rapporteren. Daarbij is maximale
ondersteuning vanuit het departement toegezegd om mee te schrijven aan de
rapportage. IFO zou daarop gisterochtend reageren, na intern overleg. In plaats
daarvan brengt het IFO op maandagavond het persbericht uit, waar de kamercommissie
een toelichting op vraagt. Dit persbericht is maandagavond laat
aan het departement verzonden met het voorstel van IFO om«na het zomerreces»
te rapporteren.1
Naar aanleiding van het persbericht ontving ik gisteren ook een brief
van het Verbond van Verzekeraars, waarin zij aangeven steeds naar vermogen
aan het onderzoek te hebben meegewerkt. Ook hiervan treft u in een bijlage
een afschrift aan.1
Nu het persbericht van IFO:
Het IFO stelt dat het departement steeds a tempo en in detail is geïnformeerd
over de voortgang. Ter illustratie een overzicht van het afgelopen najaar.
Telefonisch had IFO laten weten dat het contact met de verzekeraars moeizamer
verliep dan gehoopt. Andere onderdelen van het onderzoek, zoals de marktverkenning
en de modelontwikkeling, verliepen echter voorspoedig. Het departement voelde
zich compleet verrast toen IFO, op het moment dat de opleveringsdatum naderbij
kwam, meldde dat zij het feitenonderzoek nog niet hadden kunnen beginnen en
hun opdracht graag terug wilden geven. In een door het departement bijeengeroepen
overleg bleken de problemen tussen verzekeraars en de onderzoekers goed oplosbaar,
zodat het IFO het feitenonderzoek toch kon aanvangen. Het departement werd
echter half mei opnieuw ernstig verrast toen bleek dat de marktverkenning
nog steeds niet door IFO was opgeleverd en er bovendien geen model was ontwikkeld,
maar slechts een reconstructie van een zestal producten.
In januari jl. is een nieuw tijdschema opgesteld dat afliep op eind april
jl., met daarbij een beklemtoning onzerzijds dat verdere vertraging dient
te worden voorkomen. Hiervan heb ik u op 10 januari in kennis gesteld.
IFO meldde ons op 23 april jl. dat deze datum onhaalbaar was (na een
eerdere indicatie dat er vertragingen in de dataverzameling waren opgetreden),
hetgeen ik op 25 april wederom aan u heb gemeld. Op 22 mei jl. stond
de laatste vergadering van de klankbordgroep gepland om het concept eindrapport
te bespreken. Over het karakter van deze klankbordgroepvergadering kon geen
misverstand bestaan. Het IFO had hiervoor ook op 19 mei een tekst aangeleverd
waar ook een titelblad bij hoorde met daarop de vermelding Rapport, eerste
concept ten behoeve van de klankbordgroep, en tevens de vermelding dat verwachte
einddatum 30 mei is.
Het IFO geeft aan dat de gewekte verwachtingen niet bewaarheid konden
worden. Het doel van het rapport was dat de marktverkenning, de gedetailleerde
productbeschrijving, de modelbeschrijving, de verdere analyse en een bijlage
met kengetallen voor «maatmensen» voor een vijftigtal bij name
genoemde producten de Nederlandse consument inzicht zou geven in het karakter
van de eigen polis. Het IFO heeft echter tot op heden op alle onderdelen van
het rapport nog niets bruikbaars opgeleverd.
IFO geeft aan het onderzoek nog steeds te willen afronden, maar kan of
wil daarvoor geen datum noemen. Daarmee komt IFO blijkbaar terug op eerdere
indicaties dat zij binnen drie weken na aanlevering van de cijfers tot een
afronding kan komen en de vermelding op 19 mei jl. dat afronding verwacht
werd op 30 mei. IFO was op 3 juni voor het departement onbereikbaar
en heeft naar ons weten ook geen contact gezocht met het departement.
Gelet op het bovenstaande moet ik constateren dat er een vertrouwensbreuk
is onstaan tussen mijzelf en IFO. Ik heb u reeds aangegeven uiterlijk 14 juni
te zullen meedelen hoe ik zal optreden in de dan voorliggende situatie.
De minister van Financiën,
W. J. Bos