29 507
Regels voor de financiële dienstverlening (Wet financiële dienstverlening)

nr. 56
VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 14 mei 2008

De vaste commissie voor Financiën1 heeft op 26 maart 2008 overleg gevoerd met minister Bos van Financiën over:

– het feitenonderzoek naar de beleggingsverzekeringen (IFO-onderzoek) (29 507, nrs. 48 t/m 50);

– het stenografisch verslag van de behandeling van de mondelinge vragen van de heer Weekers (VVD) in het vragenuur van 18 maart 2008;

– de brief van de minister van Financiën van 25 maart 2008 over het onderzoek beleggingsverzekeringen (29 507, nr. 54).

Van dit overleg brengt de commissie bijgaand beknopt verslag uit.

Vragen en opmerkingen uit de commissie

De heer Weekers (VVD) vindt dat de minister tijdens het vragenuur van 18 maart 2008 geen zekerheid heeft geboden over de vraag of het feitenonderzoek naar beleggingsproducten zal worden uitgevoerd conform de doelstellingen van de Kamer: transparantie over de markt van beleggingsverzekeringen en transparantie over de kenmerken van de verschillende beleggingsproducten. Daarnaast wilde de Kamer dat het onderzoek duidelijk zou maken of sommige consumenten in aanmerking zouden komen voor compensatie voor de geleden schade.

De brief van de minister (29 507, nr. 54) stelt ten dele gerust. De minister erkent erin dat het feitenonderzoek de verzekeraars en de producten zal benoemen. Wel blijven er grote zorgen bestaan over de representativiteit van het onderzoek, doordat slechts 50 producten worden onderzocht. Het is goed dat de minister de mogelijkheid openhoudt om een aanvullende opdracht te geven aan de onderzoekers, mocht het feitenonderzoek niet representatief genoeg zijn. De minister noemt een lijst van alle beleggingsproducten die in de afgelopen jaren zijn gepresenteerd als optie voor zo’n aanvulling. Klopt het dat deze lijst verschilt van de lijst van het Kifid? Consumenten moeten in staat worden gesteld om hun beleggingsproduct te herleiden uit de lijst. Daarom moet deze lijst producten linken aan de productgroepen uit het onderzoek.

De afgelopen weken is gebleken dat consumentenorganisaties niet uit de voeten kunnen met de aanbevelingen van de ombudsman. Het feitenonderzoek is het moment om een doorbraak te forceren. De minister moet zich persoonlijk engageren met het dossier. Hij moet gesprekken voeren met betrokken partijen, zodat het dossier niet ontaardt in chaos en verstopte rechtsgangen. De minister hoeft geen onderdeel van het geschil te worden. De overheid heeft ook geen financiële rol in deze kwestie. Het gezag dat de minister moet laten gelden moet gaan over de procedures, niet over de inhoud.

Mevrouw Blanksma-van den Heuvel (CDA) constateert dat de maatschappelijke onrust onder 6,5 miljoen polishouders aanhoudt. De Kamer en het kabinet hebben de verantwoordelijkheid op zich genomen om door middel van een feitenonderzoek de consument duidelijkheid te verschaffen over de beleggingsproducten. De individuele consument moet aan de hand van het feitenonderzoek en een lijst met producten kunnen bepalen of hij een probleem heeft. Het debat tijdens het vragenuur heeft meer helderheid gebracht en de brief van minister (29 507, nr. 54) stelt gerust. Biedt het aantal van 50 producten echter wel een representatief overzicht?

In zijn brief stelt de minister dat hij de aanbevelingen van de ombudsman omarmt. Wil de minister de uitkomsten van het feitenonderzoek koppelen aan de aanbevelingen van de ombudsman? Neemt de minister de regierol om aan consumenten helderheid te verschaffen? Het feitenonderzoek is bij de aanbesteding aan IFO gegund. Dit is een jonge organisatie die veel beroep moet doen op specialisten. Is de minister ervan overtuigd dat deze organisatie eind april het onderzoek conform de verwachtingen van de Kamer kan afronden?

De heer Cramer (ChristenUnie) is van mening dat de woekerpolisaffaire zich al te lang voortsleept. De eerste belangrijke stappen om uit de impasse te komen zijn nu gezet. Het door de Kamer gevraagde en door de minister aangekondigde feitenonderzoek moet duidelijk maken wie in aanmerking komt voor een schadevergoeding voor de beleggingsproducten die hij heeft aangeschaft. Na het vragenuur van 18 maart 2008 en de brief van de minister (29 507, nr. 54) is het niet meer zo zeker dat het feitenonderzoek hierover duidelijkheid zal verschaffen.

Vorige week stelde de minister dat de onderzoekers de onderzoeksopdracht van de Kamer precies zouden uitvoeren. In zijn brief stelt de minister echter dat hij overweegt om na de uitkomst van het feitenonderzoek een vervolgonderzoek te laten verrichten. Is hij plotseling van mening veranderd? Erkent hij impliciet dat hij verwachtingen heeft gewekt rondom het feitenonderzoek die hij niet kan waarmaken? Door een eventueel vervolgonderzoek zitten polishouders nog langer in onzekerheid. Had de duidelijkheid over de ingewikkelde producten niet in één keer verschaft kunnen worden?

Verwacht de minister dat de verzekeraars meewerken en hun producten spontaan aanmelden voor het vervolgonderzoek? Zij hebben ook geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om op de website gegevens aan te melden.

Zowel de verzekeraar als de consument dragen verantwoordelijkheid. Een product moet zo transparant mogelijk zijn en de consument moet zich erin willen verdiepen. Gelden de nieuwe informatieregels alleen voor beleggingsverzekeringen of is de minister van plan om ze breder op te leggen?

Mevrouw Vos (PvdA) is al een tijd teleurgesteld in de verzekeraars en hun slechte producten. Ook de antwoorden van de minister tijdens het vragenuur stelden teleur. Door zijn brief heeft de minister echter veel van de teleurstelling weggenomen, vooral omdat hij meldt dat de gegevens in het feitenonderzoek niet worden geanonimiseerd.

Het onderzoek zou in de vorm van een drietrapsraket worden uitgevoerd. De bemiddelingspoging van Wabeke zou tegelijk met het IFO-onderzoek plaatsvinden. Daarna zou per product worden bekeken wat een redelijke compensatie zou zijn. Het IFO-onderzoek is vertraagd. Komt dit mede door de weigerachtige opstelling van de verzekeraars?

Het IFO-onderzoek moet duidelijkheid bieden. De gegevens zijn beschikbaar. Iedere verzekeraar weet welke producten hij aanbiedt. Dit staat ook vermeld op de website van het Kifid. 6,5 miljoen polishouders krijgen nu de overzichten van commissie-De Ruiter. Deze overzichten stemmen droevig, omdat ze duidelijk maken dat soms 20% tot 40% van de betaalde premie is ingehouden Heeft de minister een plan, ook als er onduidelijkheid blijft na het IFO-onderzoek, om mogelijke chaos te beteugelen? De minister stelt in zijn brief nadrukkelijk dat hij de vraag over de eventuele compensatie voor gedupeerden zal koppelen aan de Wabeke-norm. Dit was niet de afspraak. Het heeft geen zin om de onderzoeksopzet te veranderen. Hierdoor duurt het onderzoek nog langer. Wel bestaat de kans dat de vier productcategorieën de lading niet dekken.

De heer Vendrik (GroenLinks) is in verwarring geraakt door de antwoorden van de minister van Financiën tijdens het vragenuur. Hierdoor leek het of de herleidbaarheid van de producten niet geborgd is. Uit de brief blijkt dat dit wel het geval is. Consumenten kunnen straks dus aan de hand van het feitenonderzoek bekijken of hun product correspondeert met een van de standaard producten uit het onderzoek, zodat zij kunnen beoordelen hoe goed of slecht de beleggingsverzekering is.

De presentatie van het onderzoek is uitgesteld tot eind april. Zij moet niet nog verder worden uitgesteld. Welk inzicht zullen consumenten precies krijgen door het onderzoek? Vorig jaar is reeds betoogd dat dit onderzoek mensen het gevoel moet geven of de kosten van hun beleggingspolis reëel zijn of niet. In het onderzoek moet dus ook een uitspraak worden gedaan over wat normaal en logisch is ten aanzien van beleggingsproducten. In de brief van de minister staat alleen dat duidelijkheid zal worden verschaft over de afzonderlijke polissen en over een eventuele aanspraak op compensatie, overeenkomstig de aanbevelingen van ombudsman Wabeke. In zijn aanbevelingen staat toch ook een uitspraak over wat normale kosten voor beleggingsverzekeringen zijn? De procedure gaat langer duren naarmate er geen oordeel wordt uitgesproken.

Het is van belang dat mensen een goed beeld kunnen krijgen van wat een normale premie is voor een overlijdensrisico, als zij dit bij de verzekering hebben gekozen. Het onderzoek moet ook een scherp beeld geven van het aantal mensen dat tegen hun wil het overlijdensrisico bij hun beleggingsproduct hebben afgedekt.

De heer Irrgang (SP) beschouwt de brief van de minister als een tegemoetkoming aan de wensen van de Kamer. De namen en rugnummers van verzekeraars zullen worden genoemd. Is de bijlage met deze gegevens openbaar? De representativiteit van het onderzoek is van groot belang. Is deze met een opsomming van 50 producten gewaarborgd? De minister komt de Kamer tegemoet, maar als hij echt de regie neemt, is een debat eigenlijk overbodig. Hij moet vanaf dit moment een krachtige regie gaan voeren. Het is van belang dat er een normatief oordeel in het onderzoek komt. Gaat dit gebeuren?

Antwoord van de minister

De minister merkt met genoegen op dat de brief een deel van de verwarring heeft weggenomen, maar betreurt het dat zijn toezegging over een eventueel aanvullend onderzoek wordt uitgelegd als twijfel aan de inzet en aan de kwaliteit van het onderzoek. Met deze toezegging bedoelt de minister niets anders dan dat, als geconcludeerd wordt dat het feitenonderzoek onvoldoende transparantie biedt, er mogelijkheden zijn om deze alsnog te bereiken en dat de minister bereid is om het gesprek met de Kamer hierover aan te gaan.

Tijdens het vragenuur is er verwarring ontstaan. De minister verbaasde zich over onrust in de Kamer ondanks de heldere afspraken. De Kamer op haar beurt vroeg zich af of het onderzoek zou leveren wat afgesproken was. Er is de afgelopen weken goed contact geweest met onderzoekers en met consumentenorganisaties om vast te stellen wat hun verwachtingen zijn en of het feitenonderzoek hieraan kan tegemoetkomen. De overtuiging blijft bestaan dat de onderzoeksmethode consumenten echt verder helpt. Het bureau IFO heeft de voor deze materie noodzakelijke actuariële kennis. IFO was overigens het enige bureau dat overbleef na de aanbestedingsprocedure.

In het onderzoek worden beleggingsproducten zodanig getypeerd dat consumenten kunnen herkennen of hun product daaronder valt. Zij kunnen dus zien hoe het zit met de kosten en het overlijdensrisico en de wijze waarop de kosten in rekening zijn gebracht. Dit overzicht wordt gepresenteerd in een bijlage, die openbaar wordt.

Doordat de medewerking van de verzekeraars nodig is voor het onderzoek, is dit onderzoek niet altijd gemakkelijk geweest. De verzekeraars waren beducht om naast het traject met de ombudsman en de individuele trajecten bij de rechter nog een traject op te starten, zonder dat bekend was of en, zo ja, hoe deze trajecten zouden kunnen interfereren.

Het rapport zelf bevat geen normstelling. Dit is verklaarbaar vanuit de historie van het onderzoek. Ombudsman Wabeke heeft een normstelling gegeven. Ook hebben rechters in individuele zaken een normstelling gegeven. Een van de voorwaarden van verzekeraars voor deelname aan het onderzoek was dat er niet nog een normstelling zou komen van onderzoekers die in gerechtelijke of andere procedures niet de bevoegdheid of status hebben om een norm te stellen. De voorwaarde was dat de onderzoekers zich zouden beperken tot feitelijke gegevens. Een normstelling is ook niet noodzakelijk. Als straks de producten en hun kosten herkenbaar zijn, kunnen consumenten hierbij de normstelling van Wabeke optellen en zodoende zelf concluderen of zij tot de gedupeerden behoren en inventariseren welke mogelijkheden er voor hen openstaan.

De minister heeft nog geen conceptvorm van het rapport gezien. Het rapport zal neerkomen op een representatieve steekproef van 50 typen producten. De selectie is zodanig dat alle typen en alle grote aanbieders daarin vertegenwoordigd zijn. De producten worden in vier categorieën opgedeeld. Van de vijftig producten zullen twintig te maken hebben met hypotheken, achttien met lijfrente en pensioen, tien met spaarverzekeringen en twee met de categorie «overige». Daarmee wordt een spreiding bereikt over het spectrum van polissen waarover onrust bestaat.

Het rapport doet dus in algemene zin verslag van wat men aantreft op basis van de productkenmerken. In de bijlage staan dan de specificaties van 50 producten en hun aanbieders. Daarin worden de drie hoofdpunten waarover bij de consument onzekerheid en vrees bestaat transparant gemaakt: de kosten, de overlijdensrisicopremie en de manier waarop de kosten in rekening zijn gebracht.

Pas als het rapport bekend is, is de minister bereid om te kijken of ook de gegevens uit een uitgebreidere lijst, bijvoorbeeld uit de lijst die op de website van Kifid staat, vallen te herleiden tot de vier categorieën in het rapport.

Het onderzoek koppelt zelf niets, dus ook niet de aanbevelingen van Wabeke. Het onderzoek moet de informatie opleveren op basis waarvan de consument en de Kamer zelf kunnen koppelen. Het kabinet en de Kamer kunnen bepalen of het onderzoek voldoende informatie levert om te koppelen.

De minister verstaat zijn regierol zodanig dat hij mensen met elkaar in gesprek houdt, dat alle relevante informatie boven tafel komt en dat de consumenten iets hebben aan deze informatie. De minister kan niet op de stoel van de rechter of de verzekeraar gaan zitten. De overheid bepaalt niet welk risico of rendement voor consumenten geschikt of acceptabel is. De overheid dient te bewaken dat consumenten alle informatie krijgen, waarop zij hun keuze weloverwogen kunnen maken.

Na alle vertraging moeten de onderzoekers niet nu reeds worden belast met additionele opdrachten. Eerst moet het onderzoek volgens afspraak worden afgemaakt. Daarna kan worden bepaald of de Kifid-lijst eraan gekoppeld wordt, of dat er additioneel onderzoek plaatsvindt. De minister zal zo snel mogelijk een grotere lijst koppelen aan de categorale indeling van het rapport, onder de strikte voorwaarde dat dit niet leidt tot vertraging en dat de onderzoekers daarmee niet extra worden belast.

Het bestuderen van de polisinformatie die door de verzekeraars is verstrekt, is niet alles zeggend over datgene waarover de consument de facto geïnformeerd is. Ook de rol van tussenpersonen is hierbij relevant. Daarover kan het feitenonderzoek echter geen informatie bieden.

De voorzitter van de vaste commissie voor Financiën,

Blok

De griffier van de vaste commissie voor Financiën,

Berck


XNoot
1

Samenstelling:

Leden: Van der Vlies (SGP), Vendrik (GroenLinks), Blok (VVD), voorzitter, Ten Hoopen (CDA), ondervoorzitter, Weekers (VVD), Gerkens (SP), Van Haersma Buma (CDA), De Nerée tot Babberich (CDA), Haverkamp (CDA), Dezentjé Hamming-Bluemink (VVD), Omtzigt (CDA), Koşer Kaya (D66), Irrgang (SP), Luijben (SP), Kalma (PvdA), Blanksma-van den Heuvel (CDA), Cramer (ChristenUnie), Van der Burg (VVD), Tony van Dijck (PVV), Spekman (PvdA), Heerts (PvdA), Gesthuizen (SP), Ouwehand (PvdD), Tang (PvdA) en Vos (PvdA).

Plv. leden: Van der Staaij (SGP), Halsema (GroenLinks), Remkes (VVD), Jonker (CDA), Aptroot (VVD), Van Gerven (SP), Jan de Vries (CDA), Van Hijum (CDA), Mastwijk (CDA), De Krom (VVD), De Pater-van der Meer (CDA), Pechtold (D66), Kant (SP), Ulenbelt (SP), Van der Veen (PvdA), Smilde (CDA), Anker (ChristenUnie), Nicolaï (VVD), De Roon (PVV), Van Dam (PvdA), Smeets (PvdA), Karabulut (SP), Thieme (PvdD), Heijnen (PvdA) en Roefs (PvdA).

Naar boven