nr. 50
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 24 januari 2008
In mijn brief van 10 januari jl. (29 507, nr. 49) heb ik gemeld
dat bij het onderzoek naar beleggingsverzekeringen vertraging is opgetreden.
De vaste commissie voor Financiën is daarover zeer teleurgesteld en heeft
mij gevraagd uw Kamer te informeren over de precieze oorzaak waardoor de vertraging
is ontstaan. Ook wil de commissie weten aan welke partij de vertraging is
te wijten, welke mogelijkheden er zijn om het onderzoek te versnellen, en
of afronding voor half maart mogelijk is. Naar aanleiding daarvan bericht
ik u het volgende.
Ook ik betreur de opgetreden vertraging. Zoals ik in mijn eerdere brief
heb aangegeven heeft het onderzoek betrekking op een complex onderwerp dat
hoge eisen stelt aan de vereiste zorgvuldigheid. Dit heeft met name gevolgen
gehad voor het empirische feitenonderzoek dat tot doel heeft inzicht te geven
in de productkenmerken van een aantal geselecteerde producten. Gebleken is
dat het overleg tussen de onderzoekers en verzekeraars over de opzet van dit
gedeelte relatief veel tijd heeft gekost. Dit overleg was nodig aangezien
de benodigde gegevens worden verzameld via een door de betrokken verzekeraars
per product in te vullen vragenlijst. Daarbij moet rekening worden gehouden
met de grote variëteit in producten, en met het feit dat de werking van
een bepaald product van diverse factoren afhankelijk is: onder andere van
de leeftijd van de verzekerde(n), de wijze van premiebetaling, gemaakte keuzes
ten aanzien van soort en risico van de beleggingen, het rendement van die
beleggingen, etcetera. Zowel ter wille van de kwaliteit van het onderzoek
als met het oog op het draagvlak bij de verzekeraars is het belangrijk dat
over een aantal actuariële zaken overeenstemming bestaat.
De nog te doorlopen fasen van het onderzoek omvatten de responstijd die
verzekeraars nodig hebben voor het invullen van de vragenlijsten, het verwerken
van de ontvangen gegevens en het opstellen van de eindrapportage. Die rapportage
beschrijft de uitkomsten van de verschillende delen van het onderzoek, die
tezamen een verhelderend beeld beogen te geven van de markt in beleggingsverzekeringen
en de op die markt aangeboden producten. Een en ander leidt ertoe
dat het onderzoek, gezien de vereiste zorgvuldigheid en kwaliteit, niet per
half maart gereed kan zijn, zoals de vaste commissie had gevraagd. Wel heb
ik de, door mij gedeelde, wens van de commissie om het onderzoek met spoed
af te ronden, met klem onder de aandacht gebracht van de onderzoekers en het
Verbond van Verzekeraars. IFO heeft hierop aangegeven de opleverdatum van
het onderzoek te kunnen vervroegen van mei naar eind april. IFO heeft ook
aangegeven dat verdere druk op de planning onvermijdelijk ten koste zal gaan
van de kwaliteit van het onderzoek. Ik heb dat te accepteren, maar heb ook
duidelijk gemaakt geen verdere vertraging te dulden.
Het voorgaande betekent dat ik uw Kamer nog om enig geduld moet vragen.
Dit laat onverlet dat ik me blijf inspannen opdat houders van beleggingsverzekeringen
duidelijkheid krijgen over de door hen afgesloten polissen, dat zij goed worden
geïnformeerd en dat klachten op een effectieve manier worden behandeld.
In dat kader merk ik op dat verzekeraars, zoals zij indertijd hebben aangekondigd,
hun polishouders binnenkort zullen informeren over de stand van hun polis
door middel van een van de modellen De Ruiter. De Ombudsman Financiële
Dienstverlening heeft mij laten weten dat hij begin maart zijn oordeel in
het kader van de indertijd afgesproken categoriale benadering kenbaar zal
maken. Ik verwacht u over dat oordeel en de consequenties daarvan in maart
nader te kunnen informeren.
De minister van Financiën,
W. J. Bos