nr. 38
BRIEF VAN DE MINISTER VAN FINANCIËN
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 6 december 2006
De vaste commissie voor Financiën heeft mij per brief van 1 december
(06-FIN-B-38) om een reactie gevraagd op de publicatie in het Financiële
Dagblad van 30 november 2006 waaruit blijkt dat gemiddeld 40%
van de inleg in beleggingshypotheken niet wordt belegd, maar opgaat aan kosten
en verzekeringen. De gevraagde reactie treft u bijgaand aan.
Evenals de vaste commissie voor Financiën heb ik kennis genomen van
het bericht in het Financiële Dagblad van 30 november 2006 waaruit
blijkt dat gemiddeld 40% van de betaalde premie van een beleggingshypotheek
niet wordt belegd. Volgens het in dat bericht genoemde, nog niet gepubliceerde,
onderzoek van het Centrum voor Verzekeringstatistiek wordt van iedere euro
premie ongeveer 20 cent ingehouden als premie voor overlijdensrisicoverzekeringen.
Acht cent is bestemd voor advies, dat bestaat uit afsluitprovisie en doorlopende
provisie voor de tussenpersoon. Ongeveer twaalf cent van elke euro premie
dient ter dekking van de kosten van verzekeraars en beleggingsfondsen. Deze
kosten bestaan uit administratiekosten en kosten van het beleggingsfonds.
Het is goed dat met dit onderzoek nu concrete cijfers op tafel liggen
over de wijze waarop de betaalde premie wordt besteed. Aan deze vorm van transparantie
lijkt het tot nu toe te hebben ontbroken ondanks de maatregelen die de afgelopen
jaren in dat kader zijn genomen. In dat opzicht is het een stap in de goede
richting. Bovenstaande cijfers geven natuurlijk slechts een globaal beeld
en zeggen niets over afzonderlijke producten. Wat het laatste betreft zijn
inmiddels verschillende initiatieven tot ontwikkeling gekomen om onderzoek
te doen naar de exacte kosten en premies die verzekeraars in rekening brengen
en hebben gebracht bij beleggingsverzekeringen. Desondanks blijkt uit de verraste
reacties op deze publicatie dat de consument zich niet volledig bewust is
van de aard van de producten die hij koopt of in het verleden heeft gekocht.
Een beleggingshypotheek bestaat namelijk uit een combinatie van een lening,
een beleggingscomponent en een overlijdensrisicoverzekering. Het is van belang dat de verzekeringnemer weet wat hij koopt en welk deel van
de premie niet wordt belegd.
Om de consument bewuster te maken van de aard van de producten zijn er
de afgelopen jaren veel initiatieven genomen. De informatieverschaffing is
verbeterd door de invoering van de Wet op de financiële dienstverlening.
Bovendien heeft de komst van de financiële bijsluiter – zeker de
meest recente versie die per 1 oktober jl. van kracht is geworden –
ervoor gezorgd dat het mogelijk is om producten met elkaar te vergelijken.
Dit leidt tot een betere transparantie en hierdoor worden ook de kosten meer
inzichtelijk. Pas als hij over de juiste gegevens beschikt kan de consument
bepalen of hij deze samengestelde producten al dan niet wil afnemen, en of
deze passen bij zijn omstandigheden en voorkeuren.
Ik heb u reeds op de hoogte gebracht van de bevindingen van de Autoriteit
Financiële Markten ten aanzien van de markt voor beleggingsverzekeringsproducten.
Verzekeraars zijn er zelf ook van doordrongen dat de consument moet weten
wat zij koopt. Door het instellen van de Commissie De Ruiter en met deze publicatie
wordt getracht meer openheid van zaken te bieden. Transparantie is ten slotte
in het belang van alle betrokken partijen. Dat geldt niet alleen voor nieuw
afgesloten polissen maar ook voor bestaande polissen. In dat kader heb ik
conform de toezegging aan uw Tweede Kamer tijdens het vragenuur op 24 oktober
jl. de Commissie De Ruiter verzocht om aandacht te besteden aan de informatieverstrekking
aan bestaande gevallen. De Commissie De Ruiter heeft aangegeven nog voor kerst
met haar eindrapport te komen. Dat moment is een goed startpunt om de balans
op te maken en te beslissen op welke punten aanvullende stappen nodig zijn.
De Minister van Financiën,
G. Zalm