29 502 Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector

Nr. 178 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN ECONOMISCHE ZAKEN EN KLIMAAT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 augustus 2020

Op 1 juli jl. heb ik u geïnformeerd dat de rechtbank Rotterdam mijn besluit van 27 september 2019 op grond van artikel 47 van de Mededingingswet (Mw), waarmee een vergunning was verleend voor het tot stand brengen van de concentratie van PostNL met Sandd, heeft vernietigd1, 2. In deze brief heb ik aangekondigd dat ik de Kamer zo spoedig mogelijk zou informeren over de vervolgstappen die ik naar aanleiding van de uitspraak zet. Ik heb mij de afgelopen periode beraden over de vraag of en zo ja, hoe ik uitvoering aan deze uitspraak zou geven, en wil uw Kamer daar graag over informeren. Ook heb ik reeds enkele acties naar aanleiding van de uitspraak in gang gezet.

Allereerst heb ik op 21 juli jl. pro forma hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Rotterdam bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb). Ik kan mij namelijk niet vinden in het oordeel van de rechtbank. De gronden voor het hoger beroep worden op dit moment door mij nader uitgewerkt. Het CBb is voornemens begin september a.s. een «regiebijeenkomst» te plannen. Dat geeft de gelegenheid om met alle partijen het verloop van de procedure en de termijnen te bespreken.

Omdat het hoger beroep de uitspraak van de rechtbank niet schorst, zal ik parallel hieraan een nieuw besluit op grond van artikel 47 Mw nemen. Immers, nu mijn oorspronkelijke besluit door de rechtbank Rotterdam is vernietigd, ben ik verplicht opnieuw een beslissing te nemen op de artikel 47-aanvraag van PostNL. Naar verwachting zal de nieuwe besluitvorming voor het einde van dit jaar plaatsvinden. Het nieuwe besluit loopt in principe mee in de hoger beroepsprocedure bij het CBb. Het CBb zal in dat geval in de uitspraak op het hoger beroep dus ook direct een oordeel kunnen vellen over het nieuwe besluit.

Naar aanleiding van de uitspraak zal aanvullend (extern) onderzoek worden verricht. Ook heb ik de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op 7 augustus jl. verzocht om de huidige toegangsvoorwaarden met een langere reactietermijn onder postvervoerbedrijven te consulteren. Ik heb de ACM daarbij verzocht om te bezien of deze langere consultatie aanleiding geeft om het advies van 23 september 2019 te herzien, omdat de consultatie inzichten oplevert waar de ACM bij het eerdere advies geen rekening mee heeft kunnen houden. Mijn uitgangspunten voor dit vervolgadvies zijn ongewijzigd, wat betekent dat het doel van de toegangsvoorwaarden is dat postvervoerbedrijven hun restpost kunnen laten bezorgen via het netwerk van het geconcentreerde PostNL en Sandd. Ik heb de ACM gevraagd deze rapportage uiterlijk 6 november 2020 aan mij te verstrekken.

Tot slot heb ik in mijn brief van 27 september 2019 over het artikel 47-besluit PostNL-Sandd aangekondigd te bezien of via het huidige kostentoerekeningssysteem van de Universele Postdienst (UPD) voldoende wordt geborgd dat de efficiëntievoordelen van de concentratie ook ten goede komen aan de UPD-gebruiker3. In dat kader heb ik toegezegd de kostentoerekeningssystematiek zoals vastgelegd in de lagere regelgeving nader te zullen laten toetsen. Het externe onderzoek dat ik hiernaar heb laten uitvoeren is inmiddels afgerond en ik ben op dit moment bezig met het opstellen van een beleidsreactie. Ik zal uw Kamer hierover in het najaar informeren.

De Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat, M.C.G. Keijzer


X Noot
1

ECLI:NL:RBROT:2020:5122

X Noot
2

Kamerstuk 29 502, nr. 177

X Noot
3

Kamerstuk 29 502, nr. 173

Naar boven