29 502 Toekomstige ontwikkeling van de Nederlandse postsector

Nr. 113 BRIEF VAN DE MINISTER VAN ECONOMISCHE ZAKEN

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 21 februari 2014

Bij brief van 21 februari 2014 heeft KPN B.V. mij medegedeeld de verplichting tot het verzorgen en aanbieden van de telefoongids en de abonnee-informatiedienst niet langer te zullen nakomen op grond van een aantal redenen. KPN kan deze verplichting op grond van artikel 20.1 van de Telecommunicatiewet opzeggen, waarna de verplichting een jaar na opzegging komt te vervallen.

Ik zal de komende tijd onderzoek laten doen op welke manier in de toekomst aan de universeledienstverplichtigen kan worden voldaan. Daarbij zal worden bekeken in hoeverre er nog behoefte bestaat aan de gedrukte en elektronische telefoongids en de abonnee-informatiedienst, wat de alternatieven zijn op de markt en wat de verwachtingen zijn ten aanzien van het gebruik van de diensten voor de komende jaren. In het onderzoek zal daarbij speciaal aandacht worden besteed aan de positie van meer kwetsbare groepen, zoals ouderen, en het gebruik van de diensten in de rurale gebieden.

KPN B.V. geeft aan dat de markt voor informatieverstrekking over contactgegevens voor telefoondiensten ingrijpend is gewijzigd. De snelle groei van informatieverstrekking over contactgegevens via internettoepassingen, de opkomst van alternatieve communicatiemethoden zoals e-mail, WhatsApp (waarbij andere identificatiegegevens dan het telefoonnummer worden gebruikt) en de ontwikkeling dat veel eindgebruikers hun (mobiele) telefoonnummers niet langer via gidsen of informatiediensten kenbaar willen maken, hebben geleid tot een snel afnemend belang van zowel gidsen als informatiediensten. Het gebruik van de diensten is afgenomen en de verwachting is dat deze trend in de toekomst alleen maar sterker doorzet, aldus KPN B.V. In het onderzoek zal ik de redenen die KPN B.V. aanvoert, meewegen.

Rond de zomer zal ik uw Kamer op de hoogte stellen van de resultaten van het onderzoek en welke conclusies ik daaraan verbind.

De Minister van Economische Zaken, H.G.J. Kamp

Naar boven