Kamerstuk
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29498 nr. 7 |
Zoals vergunningen, bouwplannen en lokale regelgeving.
Adressen en contactpersonen van overheidsorganisaties.
U bent hier:
Datum publicatie | Organisatie | Vergaderjaar | Dossier- en ondernummer | Datum ontvangst |
---|---|---|---|---|
Tweede Kamer der Staten-Generaal | 2003-2004 | 29498 nr. 7 |
Ontvangen 25 mei 2004
De regering heeft met belangstelling kennisgenomen van de inbreng van de leden van de verschillende fracties op het wetsvoorstel wijziging systematiek herbeoordelingen. De leden van de fracties van CDA, VVD en D66 kunnen instemmen met het wetsvoorstel en onderschrijven het doel ervan, terwijl de leden van de meeste andere fracties weliswaar het voordeel van herbeoordelingen zien maar nog aarzelingen hebben.
De regering constateert met genoegen dat breed de mening wordt gedeeld dat het goed is te kijken naar de arbeidsgeschiktheid van mensen in plaats van naar de arbeidsongeschiktheid. Leden van alle fracties stellen aanvullende vragen die hierbij beantwoord worden.
De leden van de CDA-fractie menen dat het wetsvoorstel voldoet aan de eisen van activering, binnen de gestelde randvoorwaarden van solidariteit, met het oog op een duurzaam, betaalbaar en houdbaar stelsel van sociale zekerheid. Door een meer systematische herbeoordeling dan thans het geval is worden nieuwe kansen op de arbeidsmarkt gekoppeld aan reïntegratie-activiteiten en de mogelijkheid tot plaatsing in een arbeidsorganisatie. Een definitief oordeel is echter pas mogelijk na het beoordelen van het tijdpad, de invulling van de cohorten en het nieuwe Schattingsbesluit. Deze leden vragen hoe de regering deze samenhang ziet.
Ook de leden van de PvdA-fractie die met gemengde gevoelens kennis hebben genomen van het wetsvoorstel, vragen naar de relatie met het Schattingsbesluit. Zij benadrukken het belang van een gelijktijdige behandeling van uitvoeringstechnische en inhoudelijke wijzigingen.
De regering onderschrijft dat er samenhang is tussen dit wetsvoorstel en de voorgestelde wijziging van het Schattingsbesluit. De regering spreekt de hoop uit dat de Kamer snel zal reageren op het concept van het Schattingsbesluit dat de Kamer op 29 april is toegezonden. Het UWV en het IWI hebben gereageerd op de voorgestelde wijzigingen; de aanpassingen naar aanleiding hiervan zijn verwerkt in het concept. De Raad van State heeft nog niet gereageerd op het concept van de wijziging van het Schattingsbesluit omdat deze adviesprocedure direct na afloop van de voorhangprocedure zal plaatsvinden.
De leden van de CDA-fractie verbinden aan de herbeoordelingsoperatie de voorwaarde dat er een adequaat en doelgericht reïntegratietraject aan wordt gekoppeld. Ook de leden van de D66-fractie vragen hiernaar.
Het UWV zal reïntegratievisies uitvoeren om te bepalen welke arbeidsongeschikten van wie de uitkering wordt verlaagd, hulp nodig hebben bij reïntegratie. Bij deze reïntegratievisie wordt gekeken of iemand al aan een traject bezig is of er recent één heeft afgerond. Ook beoordeelt het UWV of de betreffende personen zelfstandig werk hebben hervat of op korte termijn zullen hervatten. Voor personen die hulp nodig hebben beoordeelt het UWV welke vorm van reïntegratie het meest geschikt is om de arbeidsmarktpositie te verbeteren.
De gemiddelde trajectprijs die het UWV overeenkomt met reïntegratiebedrijven, die worden geselecteerd op basis van onder meer de in het verleden behaalde resultaten, bedraagt ongeveer € 6 000. Dit is de bruto-trajectprijs. Reïntegratietrajecten worden deels op basis van inspanning en deels op basis van resultaat gefinancierd. Dit betekent dat bij aanvang een deel van het traject wordt betaald en het ander deel bij goed resultaat. Aangezien niet alle trajecten tot een duurzame plaatsing leiden, zal het UWV niet voor alle trajecten de volledige trajectprijs verschuldigd zijn. Daarmee rekening houdend bedraagt de gemiddeld uit te betalen trajectprijs naar verwachting circa € 4 000. Dit betreft de gemiddelde netto trajectprijs.
In totaliteit zijn er voor de WAO, WAZ en Wajong tezamen circa 84 000 reïntegratietrajecten beschikbaar in de periode tot en met 2007. Het beschikbare budget bedraagt circa € 336 mln. De eerder genoemde € 288 mln. had uitsluitend betrekking op WAO-ers.
De leden van de PvdA-fractie vragen wat nu de concrete doelstelling van het wetsvoorstel is, arbeidsgehandicapten aan het werk helpen of lagere financiële lasten.
De regering wil dit graag uiteenzetten. De herbeoordelingsoperatie past in de filosofie van de regering dat mensen met arbeidsbeperkingen aangesproken moeten worden op wat zij nog kunnen in plaats van op wat zij niet meer kunnen. De focus is gesteld op arbeidsgeschiktheid in plaats van arbeidsongeschiktheid. Aan de situatie dat mensen nu nodeloos aan de kant staan omdat zij met een steuntje in de rug wel degelijk zouden kunnen werken of meer kunnen werken, wordt een einde gemaakt door de herbeoordelingen. Het is immers vaak zo dat mensen pas geactiveerd worden als zij door derden expliciet op hun mogelijkheden gewezen worden. Het voorstel leidt ook tot lagere financiële lasten zoals afgesproken in het Hoofdlijnenakkoord.
De regering gaat op een aantal aspecten monitoren. Wat betreft de uitvoering als zodanig wordt gemonitord of de operatie kwalitatief goed verloopt en of geen achterstanden ontstaan. Qua resultaten wordt gemonitord wat de gevolgen zijn voor de mate van arbeidsongeschiktheid van betrokkenen, welke reïntegratieactiviteiten ontplooid worden en wat de resultaten daarvan zijn (dit laatste op de langere termijn). Ook zal bezien worden in hoeveel gevallen sprake is van recht op een werkloosheidsuitkering indien de mate van arbeidsongeschiktheid afneemt. Afgezien van de financiële doelstellingen zijn er op dit punt geen streefcijfers, het streven is er op gericht de nieuwe wetgeving op een goede manier uit te voeren en hen die daarvoor in aanmerking komen te reïntegreren. Arbeidsongeschikten die hun uitkering geheel of gedeeltelijk verliezen, zullen voldoende ondersteuning bij reïntegratie krijgen. Hierbij kan het gehele reïntegratie-instrumentarium ingezet worden, waarvan een belangrijk onderdeel reïntegratietrajecten zijn. Niet iedereen zal natuurlijk een traject nodig hebben, bijvoorbeeld omdat zij zelfstandig werk hervatten of meer gaan werken, al een traject volgen of recent een traject hebben afgerond. Behalve trajecten kunnen werkplekaanpassingen plaatsvinden en is er ter ondersteuning van de werkgever de no-riskpolis. Dit ook in antwoord op vragen van de VVD- en GroenLinks-fracties.
De leden van de VVD-fractie hebben met belangstelling kennisgenomen van dit wetsvoorstel. Zij onderschrijven het achterliggende doel van de wet. In dat verband vragen zij hoe dit wetsvoorstel zich verhoudt tot het eventueel niet standhouden van het Najaarsakkoord omdat geen overeenstemming wordt bereikt over maatregelen in het kader van vut en prepensioen. Komen de kabinetsplannen uit het Hoofdlijnenakkoord dan weer op tafel?
De uitkomsten van het voorjaarsoverleg zijn niet van invloed op dit wetsvoorstel.
De leden van de VVD-fractie vragen naar de verschillen en overeenkomsten tussen de manier waarop de herbeoordelingsoperatie in het kader van de wet TBA heeft plaatsgevonden en de wijze waarop deze nu gaat plaatsvinden.
Het meest in het oog springende verschil is dat de herbeoordelingsoperatie in het kader van de wet TBA veel langer heeft geduurd. De reden hiervoor was onder andere dat nog weinig ervaring was opgedaan met de nieuwe manier van keuren. Met de wijze van keuren die thans gehanteerd wordt, is al veel ervaring opgedaan en die verandert met deze herbeoordelingsoperatie in essentie niet. Een ander verschil is dat de cohortindeling bij de wet TBA veel gedetailleerder was. Om uitvoeringstechnische redenen is daar nu van afgezien zodat de operatie vlotter en efficienter kan verlopen.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering kan ingaan op de wijze waarop zij het geld bestemt voor reïntegratie zo efficiënt mogelijk in gaat zetten.
De leden van de D66-fractie vragen of er op basis van praktijkervaring iets gezegd kan worden over de effectiviteit van reïntegratietrajecten.
De regering streeft ernaar om de reïntegratie zo efficiënt en effectief mogelijk gestalte te geven. Marktwerking is een middel om dit te bereiken. Met elkaar concurrerende reïntegratiebedrijven hebben de juiste prikkels om te streven naar de beste prijs – kwaliteit verhouding. Daartoe is met de Wet Structuur uitvoering werk en inkomen (SUWI) geregeld dat reïntegratietrajecten door private partijen worden uitgevoerd. Middels een aanbestedingsprocedure contracteert het UWV op een transparante wijze die reïntegratiebedrijven die de beste offerte aanbieden. De regering is van mening dat hiermee de randvoorwaarden zijn gecreëerd om een efficiënte en effectieve reïntegratie te bewerkstelligen.
In de eerste kwartaalrapportage van 2004 presenteert het UWV de volgende resultaten van reïntegratietrajecten die in 2001 zijn ingekocht (deze trajecten zijn inmiddels allemaal beëindigd en lenen zich derhalve goed voor een resultaatsmeting).
Reïntegratietrajecten WAO | Contractjaar 2001 |
---|---|
Bruto instroom | 58 458 |
Niet gestarte trajecten | 9 713 |
Netto instroom | 48 745 |
Beëindigd zonder plaatsing | 28 771 |
Plaatsing | 18 992 |
Plaatsingspercentage | 39% |
Normpercentage | 30% |
Verschil | + 9% |
Bron: UWV, 1e kwartaalrapportage 2004
De Wet SUWI is op 1 januari 2002 in werking getreden. De reïntegratiemarkt is derhalve nog in ontwikkeling. Jaarlijks worden de gevolgen van de aanbestedingsprocedure geëvalueerd. Tweejaarlijks wordt de werking van de reïntegratiemarkt geëvalueerd. Zonodig volgen hieruit aanpassingen ten behoeve van het kabinetsbeleid inzake de reïntegratiemarkt. Deze beleidscyclus heeft tot doel de reïntegratiemarkt op de voet te volgen en indien mogelijk de effectiviteit te verhogen. De regering streeft ernaar dat reïntegratietrajecten ten opzichte van 2003 in 2007 moeten leiden tot 25% meer uitstroom naar regulier werk.
De leden van de VVD-fractie merken op dat er geen evaluatiebepaling in de wet is opgenomen.
De reden hiervoor is dat een formele evaluatiebepaling alleen gebruikelijk is als het gaat om omvangrijke wetgevingsoperaties. In dit geval is sprake van een relatief kleine wetswijziging, omdat slechts het moment van herbeoordeling en het Schattingsbesluit gewijzigd worden. Dit neemt niet weg dat de regering voornemens is de herbeoordelingsoperatie te evalueren, door de procedure en de resultaten nauwgezet te monitoren zoals hiervoor al uiteengezet is.
De leden van de SP-fractie hebben met verontrusting kennisgenomen van dit wetsvoorstel en het nieuwe Schattingsbesluit. Zij informeren naar de relatie tussen het uitgangspunt enerzijds dat mensen worden opgeroepen op basis van leeftijd en anderzijds op basis van kans op reïntegratie.
Ook de leden van de fracties van PvdA en VVD informeren hiernaar.
De ervaring leert dat de meeste kans op verlaging van het arbeidsongeschiktheidspercentage en op reïntegratie bestaat bij personen die jong zijn en kort een uitkering genieten. Andere relevante factoren zijn afstand tot de arbeidsmarkt, opleiding en het aantal jaren dat iemand uit het arbeidsproces is. Daarnaast zijn er uiteraard persoonlijke omstandigheden die een rol spelen. De regering heeft bezien welke criteria passend zouden zijn om een indeling in cohorten te maken. Uitgangspunten voor de cohortenindeling zijn duidelijkheid voor de cliënt en de meest kansrijken eerst. Aan het eerste uitgangspunt is voldaan door de keuze voor twee cohorten. Voor het tweede uitgangspunt zou behalve leeftijd uitkeringsduur uiteraard een mogelijkheid zijn. Om verschillende redenen is uiteindelijk gekozen voor alleen het criterium leeftijd. Belangrijkste overweging hierbij was de eenvoud van de regeling en van de uitvoering. Het is bij een operatie als deze van essentieel belang dat het voor allen, om te beginnen natuurlijk betrokkenen zelf maar ook voor het UWV als uitvoeringsinstantie, duidelijk is wie wanneer aan de beurt komt. Door nu leeftijd te combineren met uitkeringsduur, of bijvoorbeeld een systeem te creëren waarbij eerst van alle te herbeoordelen arbeidsongeschikten de kans op een wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage zou worden bepaald, zou een complex systeem gecreëerd worden wat moeilijk uitvoerbaar zou zijn. Omdat de cohorten landelijk vastgesteld moeten worden, zou het risico van achterstanden op regionaal niveau niet denkbeeldig zijn. In dit geval hebben alles afwegende de punten van de duidelijkheid en de uitvoerbaarheid zwaarder gewogen.
De leden van de SP-fractie vragen of ook de verzekeringsgeneeskundige herbeoordeling plaatsvindt volgens het nieuwe Schattingsbesluit.
Dit is inderdaad het geval. Voor meer informatie over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling zij verwezen naar de antwoorden op vragen van de leden van de PvdA- en GroenLinks-fractie in paragraaf 3.
De leden van de GroenLinks-fractie staan niet negatief tegenover een herbeoordelingsoperatie van het zittend bestand en menen dat deze goed kan worden uitgevoerd door de vrijvallende capaciteit in 2005. Zij hebben echter bezwaar tegen de aanpassingen van het Schattingsbesluit en wensen hier in een later stadium op terug te komen. Zij vragen of de regering kan aangeven waarom oude gevallen niet onder het nieuwe stelsel vallen maar wel herbeoordeeld worden tegen nieuwe criteria, en waarom meer arbeidsongeschikten hun uitkering verliezen tengevolge van deze herbeoordelingsoperatie dan oorspronkelijk verwacht werd met de maatregel uit het Hoofdlijnenakkoord.
De regering is van mening dat het niet juist zou zijn de bestaande arbeidsongeschikten onder het nieuwe stelsel te brengen, omdat dit uitgaat van een nieuwe verdeling van verantwoordelijkheden en reïntegratie-inspanningen vanaf de eerste ziektedag. Bij bestaande arbeidsongeschikten is de eerste ziektedag uiteraard al achter de rug. Dat neemt niet weg dat ook binnen de huidige WAO (en de WAZ en de Wajong) het wenselijk is dat er regels zijn die meer passen in het huidige tijdsgewricht waarin meer aandacht is voor wat mensen nog wel kunnen in plaats van voor wat zij niet meer kunnen. Het aangepaste Schattingsbesluit is daar een uiting van. Naar verwachting worden ca. 110 000 arbeidsongeschikten geconfronteerd met een lagere of beëindiging van hun arbeidsongeschiktheidsuitkering.
Deze leden refereren aan de door hen ingediende motie 28 333 nr. 28, omdat zij van mening zijn dat het essentieel is eerst de kansen van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te vergroten, waarbij werkgevers de essentiële schakel zijn.
Bij de herbeoordelingsoperatie gaat het er om dat de kansen om te kunnen werken opnieuw worden vastgesteld, en dat mensen vervolgens worden gestimuleerd hun mogelijkheden ook daadwerkelijk te gebruiken. Door niet te herbeoordelen wordt het ook niet duidelijk of iemand misschien niet meer mogelijkheden heeft dan hij zelf dacht. Het is juist dat om in loondienst te kunnen gaan werken, er een werkgever moet zijn met een vacature die de ex-arbeidsongeschikte in dienst neemt. De regering heeft hier echter alle vertrouwen in. De gezamenlijke werkgeversorganisaties zijn gevraagd met de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de mogelijkheden te verkennen om de inschakeling van gedeeltelijk arbeidsgeschikten te stimuleren. Zoals al eerder mondeling aangegeven zullen de verschillende sporen die in de motie worden genoemd parallel en niet volgtijdelijk worden gevolgd.
De leden van de D66-fractie ondersteunen steunen in grote lijnen het wetsvoorstel omdat zij het een goede zaak vinden dat wordt gekeken of arbeidsongeschikten inmiddels weer volledig of gedeeltelijk kunnen werken.
De leden van de fractie van de ChristenUnie hebben moeite met een herbeoordeling op basis van strengere criteria omdat personen die hun uitkering geheel of gedeeltelijk verliezen niet altijd aan het werk kunnen komen en zich ook niet kunnen bijverzekeren.
Deze leden verzoeken de regering inzicht te bieden in de mate, waarin arbeidsongeschikten die sinds de inwerkingtreding van de Wet TBA (1993) geheel of gedeeltelijk zijn goedgekeurd erin zijn geslaagd betaald werk te vinden.
Hierover is slechts weinig informatie bekend. Het onderzoek «Bemiddeling van herbeoordeelden» uit juni 1996 van het toenmalige Ctsv geeft wel inzichten. In dit onderzoek wordt inzicht gegeven in de bemiddeling van circa 850 arbeidsgeschikte herbeoordeelden van jongere arbeidsongeschikten. Uit het onderzoek blijkt dat voor 46% van de steekproef een bemiddelingstraject heeft plaatsgevonden. Van hen werkte na een jaar 48%. Van degenen die niet bemiddeld zijn, bijvoorbeeld omdat ze al werk hadden, op eigen kracht werk konden vinden of geen belangstelling voor betaald werk meer had, werkte een jaar later 62%.
Deze leden informeren of de voorbereiding van de wetsvoorstellen met betrekking tot het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel op schema ligt.
De regering hoopt het parlement in de tweede helft van dit jaar de wetsvoorstellen te kunnen presenteren.
De leden van de CDA-fractie stellen vragen over de delegatiebepaling ter uitvoering van dit wetsvoorstel. Ook de leden van de GroenLinks-fractie vragen hiernaar. De leden van de ChristenUnie informeren naar de volgorde en het tijdpad van de herbeoordelingsoperatie.
Het betreft hier een algemene maatregel van bestuur die regelt wanneer welke arbeidsongeschikten worden opgeroepen voor een herbeoordeling. Het doel van deze amvb is enerzijds dat de arbeidsongeschikten weten wanneer zij ongeveer aan de beurt zullen komen, en anderzijds dat het UWV de werkzaamheden goed kan plannen. Deze amvb zal binnenkort naar het UWV en het IWI gezonden worden voor een uitvoeringstoets. Het is het voornemen om de arbeidsongeschikten die worden herbeoordeeld in twee groepen te verdelen, waarbij de «scharnierleeftijd» ongeveer bij de 48 jaar zal liggen. De eerste groep zal worden opgeroepen in de eerste anderhalf jaar van de operatie, de tweede groep in het laatste jaar. Beide cohorten zullen in de tijd gezien elkaar enigszins overlappen. De omvang van de cohorten, de scheidslijn in leeftijd en de duur van de herbeoordelingen per cohort worden vastgesteld in samenspraak met het UWV. Op die manier wordt bereikt dat de regeling goed uitvoerbaar is door het UWV. Uiteraard is de minister te allen tijde verantwoordelijk voor de herbeoordelingsoperatie en de uitvoering daarvan, en is het mogelijk dat de minister indien noodzakelijk tussentijds de uitvoering kan bijsturen.
De leden van de SP-fractie vragen waarom de regering een leeftijdscriterium hanteert bij het uitzonderen van bepaalde groepen waarvan de achterstand tot de arbeidsmarkt te groot is.
Op dit punt wordt in paragraaf 5 ingegaan.
De leden van de fractie van GroenLinks merken op dat het UWV het nieuwe stelsel als een mogelijk obstakel ziet voor het realiseren van de herbeoordelingsoperatie en vragen om een reactie.
Dit is door het UWV opgemerkt in het kader van de uitvoeringstoets op dit wetsvoorstel. De achtergrond hiervan is dat het UWV aanvankelijk meende pas in 2008 klaar te kunnen zijn met de herbeoordelingsoperatie. In dat geval zou er een grotere overlap zijn met het nieuwe stelsel. Nu de herbeoordelingsoperatie slechts 2,5 jaar duurt, is er minder overlap en worden er geen problemen verwacht.
De leden van de ChristenUnie informeren naar de voorlichting van bestaande arbeidsongeschikten over de herbeoordelingsoperatie.
De voorlichting van bestaande arbeidsongeschikten is primair een verantwoordelijkheid van het UWV, omdat deze uitvoeringsinstantie de contacten met bestaande uitkeringsgerechtigden verzorgt. Het UWV zal bestaande arbeidsongeschikten via een mailing op de hoogte brengen, en verder via de gebruikelijke kanalen.
Op de website van het ministerie van SZW zal natuurlijk ook aandacht besteed worden aan de herbeoordelingsoperatie.
3. Vervallen wettelijke herbeoordelingen
De leden van de CDA-fractie vragen welke gevolgen de herbeoordeling voor Wajongers en WAZ-ers heeft voor elk van deze categorieën en hoe zich dit verhoudt tot de reïntegratieaanpak en het budget? Kan worden aangegeven om hoeveel Wajongers en WAZ-ers het naar verwachting zal gaan?
Op de aanvangdatum zullen er circa 20 000 personen met een WAZ-uitkering en 75 000 personen met een Wajong-uitkering zijn, die onder de voorwaarde van de herbeoordelingsoperatie met het gewijzigd schattingsbesluit vallen. Het percentage personen in deze groep dat te maken krijgt met een verlaging van de uitkering zal naar verwachting aanzienlijk lager zijn dan bij de WAO. Verwacht wordt dat het aantal WAZ en Wajong gerechtigden dat met een verlaging van de uitkering te maken krijgt als gevolg van de aanscherping van het Schattingsbesluit tussen de 5 000 en 10 000 zal liggen. In totaliteit zijn er voor de WAO, WAZ en Wajong tezamen circa 84 000 reïntegratietrajecten beschikbaar in de periode tot en met 2007. In de nota van toelichting is een verdeling aangegeven van 72 000 voor WAO en 12 000 voor de WAZ en Wajong. Gezien bovenstaande effecten is dit voor de WAZ en Wajong aan de hoge kant. Deze trajecten zijn echter niet geoormerkt en kunnen ook ingezet worden om, op verzoek van de uitkeringsgerechtigde of op initiatief van het UWV, arbeidsmarktkansen van overige WAO-, WAZ- en Wajong-gerechtigden te verbeteren.
De leden van de PvdA-fractie vragen voor hoeveel jaar de arbeidsongeschiktheidsuitkeringen worden toegekend nu de wettelijke herbeoordelingen vervallen.
De herziene uitkeringen worden na inwerkingtreding van dit wetsvoorstel voor onbepaalde tijd verstrekt. Wel zal het UWV periodiek bezien welke personen voor een herbeoordeling in aanmerking komen. Indien er een kans is op wijziging van het arbeidsongeschiktheidspercentage zal betrokkene worden opgeroepen en vindt een claimbeoordeling plaats. Voor de uitvoering betekent dit een aanzienlijke vereenvoudiging en een zinvoller inzetten van de capaciteit van de professionals en van de beschikbare middelen.
De leden van de PvdA-fractie stellen enkele vragen over de voorgenomen wijzigingen van het Schattingsbesluit. De eerste vraag heeft betrekking op de wijziging van de verzekeringsgeneeskundige beoordeling. Ook de fractie van GroenLinks heeft hiernaar gevraagd.
Het verschil tussen de huidige tekst van artikel 2 van het Schattingsbesluit en de nieuwe tekst is dat duidelijker wordt gemaakt dat psychische zelfredzaamheid alleen vastgesteld kan worden indien het niet-zelfredzaam zijn wordt veroorzaakt door een psychische ziekte. De reden hiervoor is dat het voorkwam dat niet-zelfredzaamheid op psychische gronden werd vastgesteld zonder dat sprake was van een psychische ziekte. Mogelijke onbedoelde onduidelijkheid op dit punt is door de wijziging opgeheven. Iemand die in het verleden volledig arbeidsongeschikt werd geacht op psychische gronden en waarvan de verzekeringsarts nu van mening is dat er geen sprake is van psychische ziekte maar bijvoorbeeld alleen van concentratieproblemen (gecombineerd met een andere ziekte), zal anders dan in het verleden beoordeeld worden door de arbeidsdeskundige. De uitkomst van het arbeidskundig onderzoek kan zijn dat er geen geschikte functies gevonden kunnen worden, waardoor betrokkene alsnog volledig arbeidsongeschikt blijft, maar nu op arbeidskundige gronden. Indien de arbeidsdeskundige wel geschikte functies kan vinden, hangt het van het loonverlies af wat de mate van arbeidsongeschiktheid wordt. Er kunnen geen voorbeelden van functies gegeven worden waar deze mensen nu wel geschikt voor zouden zijn, omdat dit allerlei soorten banen kunnen zijn en bij de eerdere beoordeling nu juist niet gezocht is naar passende functies.
De tweede vraag van de leden van de PvdA-fractie in dit verband heeft betrekking op de arbeidskundige wijzigingen ten aanzien van de bekwaamheden en het arbeidspatroon. De regering wil graag benadrukken dat het niet zo is dat bekwaamheden geen rol meer zouden spelen of dat mensen gedwongen te worden nachtdiensten te draaien of voltijd te gaan werken.
Wat betreft de deeltijders gaat het er om dat zij nu (globaal gesproken) geschat worden op deeltijdbanen, waarvan er in overeenstemming met het voorkomen van deeltijdbanen op de arbeidsmarkt minder in het computersysteem CBBS zijn opgenomen. Dit heeft tot gevolg dat er minder banen beschikbaar zijn voor de schatting, wat weer tot gevolg kan hebben dat de mate van arbeidsongeschiktheid hoger wordt. De reden voor hun arbeidsongeschiktheid is dan gelegen in het ontbreken van voldoende deeltijdbanen in het systeem. Worden zij nu geschat op een voltijdbaan (of een baan met een grotere omvang dan zij hadden) waarvoor zij met hun mogelijkheden en beperkingen wel geschikt zijn en waarvoor zij geen medische beperkingen hebben, dan wordt hun mate van arbeidsongeschiktheid net als nu berekend door een uurloonvergelijking van hun oude loon met het theoretische nieuwe loon. Door de uurloonvergelijking wordt de mate van arbeidsongeschiktheid op een zuivere manier berekend. Vervolgens wordt de uitkering berekend naar het aantal uren dat iemand voorheen werkte en verzekerd was. Er is dus geen sprake van dat mensen voltijd zouden moeten gaan werken; hun uitkering wordt gebaseerd op hun verdienmogelijkheden per uur.
Wat betreft de bekwaamheden is het zo dat bij de theoretische schatting banen gezocht worden waarvoor iemand de bekwaamheden heeft. Iemand wordt bijvoorbeeld niet geschat op een functie met een opleidingsniveau dat hij niet heeft. Wat nieuw is is dat sommige bekwaamheden fictief worden aangenomen omdat het hier bekwaamheden betreft die algemeen gebruikelijk zijn en die een ieder heeft of binnen redelijke termijn kan verwerven. Genoemd worden in het concept-Schattingsbesluit de bekwaamheden mondelinge beheersing van de Nederlandse taal op eenvoudig niveau en eenvoudig, ondersteunend computergebruik. Het is ook niet zo als deze leden vrezen, dat mensen volcontinu zouden moeten gaan werken. Het is wel zo dat mensen die vroeger alleen overdag werkten, ook geschat kunnen worden op geschikte banen waarvoor ook 's avonds of in het weekend gewerkt wordt. Iemand waarvoor een aantal overigens geschikte functies niet gebruikt konden worden alleen omdat hij onvoldoende Nederlands sprak en verstond, en waarvoor deze functies nu wel gebruikt kunnen worden bij de schatting, zal in plaats van geheel arbeidsongeschikt nu gedeeltelijk of geheel arbeidsgeschikt worden bevonden.
De leden van de SP-fractie vragen of het juist is dat de herbeoordelingen plaatsvinden met het nieuwe Schattingsbesluit en niet tegen het nieuwe arbeidsongeschiktheidscriterium.
Dit is inderdaad juist. De arbeidsongeschikten die worden herbeoordeeld vallen geheel onder de regels van de bestaande arbeidsongeschiktheidswetten.
Deze leden vragen meer informatie over de verzekeringsgeneeskundige beoordeling ten tijde van de herbeoordelingsoperatie.
Deze vindt plaats zoals deze leden al menen volgens het aangepaste Schattingsbesluit. Behalve de regels ten aanzien van de volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden zal ook de procedure die hierbij gehanteerd wordt, worden aangepast. Er zal geëxperimenteerd worden (eerst op regionaal niveau) met het instellen van een centrale commissie die het uiteindelijke oordeel geeft over het aanwezig zijn van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden. Ook zal bezien worden in welke gevallen inschakeling van een psychiater bij psychische niet zelfredzaamheid zinvol is.
In aanvulling op wat hierboven is opgemerkt in antwoord op een vraag van leden van de PvdA-fractie kan nog opgemerkt worden dat er geen aanscherping wordt voorgesteld op het punt dat iemand alleen volledig arbeidsongeschikt kan worden beoordeeld ten gevolge van psychische niet-zelfredzaamheid als hij op alle drie relevante terreinen niet functioneert (namelijk in de zelfverzorging, in het samenlevingsverband en in de sociale contacten buiten het gezin). Dit is thans ook het geval. De wijziging die wel wordt voorgesteld (namelijk dat er in dit geval sprake dient te zijn van een psychische ziekte) zal er inderdaad toe leiden dat vaker een arbeidskundige beoordeling nodig is. Hoe vaak dit het geval zal zijn, is echter niet te voorspellen. Verzekeringsartsen zijn evenwel zeer wel in staat dit te beoordelen. Het UWV zal uiteraard in de voorbereiding op de uitvoering van het nieuwe Schattingsbesluit het personeel bijscholen. Daarnaast is zoals hiervoor vermeld voorzien in een commissie die het uiteindelijke oordeel geeft. Hierdoor wordt meer uniformiteit en kwaliteit bewerkstelligd.
In het algemeen kan geen uitspraak gedaan worden over de casus die deze leden voorleggen (een borderline patiënte met kinderen). Hier spelen allerlei individuele aspecten een rol zoals de voorgeschiedenis, de prognose en de duur van de ziekte. Of iemand kinderen heeft is voor de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling overigens niet relevant.
De verzekeringsarts vult bij de verzekeringsgeneeskundige beoordeling de zogenaamde Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) in (tenzij sprake is van geen benutbare mogelijkheden). In deze FML is ook aandacht voor de psychische belastbaarheid. De arbeidsdeskundige kan vervolgens de belastbaarheid van betrokkene vergelijken met de eisen op dit gebied die in een bepaalde functie vereist zijn.
Deze leden vragen ook naar argumenten waarom de arbeidsdeskundige regels in het huidige Schattingsbesluit leiden tot een te lage schatting van de resterende verdiencapaciteit.
De redenen hiervoor zijn dat het thans voorkomt dat bepaalde functies niet kunnen worden meegenomen bij de schatting, alleen omdat zij niet corresponderen met het arbeidspatroon dat betrokkene had voordat hij ziek werd. Gedacht kan worden aan de omvang van de oude baan en de tijden waarop gewerkt werd. Daarnaast acht de regering het ongewenst dat het gegeven dat iemand een bepaalde bekwaamheid niet heeft terwijl het ontbreken daarvan het normale functioneren in arbeid voor zijn ziekte niet in de weg stond, leidt tot een hogere mate van arbeidsongeschiktheid. Het moet dan wel gaan om algemeen gebruikelijke bekwaamheden die binnen zes maanden verworven kunnen worden, en niet om gevallen dat iemand die bekwaamheden juist door zijn ziekte niet kan verwerven (bijvoorbeeld ten gevolge van een verstandelijke handicap).
Deze leden refereren in dit verband aan de stelling van de Stichting van de Arbeid dat met een ander arbeidsplaatsencriterium geen reële duiding mogelijk is van hetgeen iemand doorgaans kan verdienen, en vragen het commentaar van de regering hierop.
De regering heeft oog gehad voor de motivering van de SER, die in zijn advies van 20 februari 2004 pleitte voor het handhaven van de huidige situatie van in totaal 30 arbeidsplaatsen voor drie functies. Om die reden heeft de regering zijn oorspronkelijke standpunt om uit te gaan van één arbeidsplaats per functie verlaten.
De regering meent op deze wijze zowel recht te doen aan de motivering van de SER als aan het uitgangspunt dat met een aanscherping op dit punt meer dan nu het geval is de mogelijkheden tot het verrichten van arbeid bij de schatting worden betrokken. Met drie arbeidsplaatsen per functie is sprake van een reële schatting, omdat de wijze waarop het CBBS gevuld is met banen garandeert dat deze een goede afspiegeling zijn van de arbeidsmarkt.
De leden van de fractie van GroenLinks zijn het eens met de regering dat vaker en meer flexibel herkeuren een goede zaak is, evenals het feit dat de vrijvallende capaciteit bij het UWV goed gebruikt wordt. Zij vragen naar de besparingen indien de herbeoordelingsoperatie met het huidige Schattingsbesluit zou plaatsvinden.
Gebruikmaken van de vrijvallende capaciteit in 2005 voor herbeoordelingen met het huidige Schattingsbesluit zal netto circa € 35 mln. besparen in 2007. De netto besparing in 2005 en 2006 is lager, omdat de weglek aanvankelijk hoger is en in de tijd afneemt. Doordat de wijzigingen in het Schattingsbesluit leiden tot een duidelijker onderscheid tussen arbeidsongeschiktheid en werkloosheid, worden de besparingen vooral door deze wijzigingen gerealiseerd Deze leden vragen naar een reactie van de regering op het SER-advies over de overige vier wijzigingen in het arbeidskundig deel van het Schattingsbesluit (afgezien van de maximering van het maatmanloon en het arbeidsplaatsencriterium).
Het betreft hier de punten schatten van deeltijders op functies met een hogere urenomvang; schatten op functies ongeacht het arbeidspatroon; het fictief aannemen van algemeen gebruikelijke en makkelijk te verwerven bekwaamheden en het schatten op feitelijke arbeid ook als die niet meer verricht wordt. De SER is van mening dat deze vier aanpassingen in lijn zijn met de raadsvoorstellen uit zijn advies van 2002. De regering heeft dus vastgehouden aan deze punten.
Wat betreft het onderdeel «algemeen gebruikelijke en makkelijk te verwerven bekwaamheden» vragen deze leden of de betreffende personen ook een traject aangeboden krijgen om deze bekwaamheden te verwerven. In beginsel is dit mogelijk, maar het zal niet in alle gevallen ook gebeuren, omdat de betreffende persoon bijvoorbeeld al in een ander reïntegratietraject zit. Het is niet zo dat eerst een traject wordt aangeboden en daarna pas het nieuwe arbeidsongeschiktheidspercentage bepaald wordt met eventueel een andere uitkeringshoogte. De bekwaamheid wordt fictief aangenomen, en het is aan betrokkene om vervolgens kansen te grijpen om de bekwaamheid te verwerven. Bovendien moet bedacht worden dat het hier om een theoretische schatting gaat. Misschien vindt betrokkene wel een baan waarbij de betreffende bekwaamheid geen rol speelt.
De leden van de D66-fractie vragen ook naar de relatie tussen de herbeoordelingsoperatie en het afschaffen van de wettelijke herbeoordelingen.
Het is juist, zoals deze leden menen, dat na aanvaarding van dit wetsvoorstel arbeidsongeschikten niet meer iedere vijf jaar worden opgeroepen voor een herbeoordeling. Dat betekent echter niet dat zij niet meer herbeoordeeld zouden kunnen worden. Het is altijd mogelijk dat een arbeidsongeschikte wordt opgeroepen voor een herbeoordeling, en dit zal zeker ook gebeuren als er aanleiding is te denken dat er een verandering is opgetreden. Op dit punt kunnen deze leden dus gerustgesteld worden.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen wat het voor het WAO-volume zou betekenen als het huidige herbeoordelingsbeleid gehandhaafd zou worden.
In 2003 zijn bijna 70 000 arbeidsongeschikten met een uitkeringsverlaging geconfronteerd na een herbeoordeling. Als een aantal herbeoordelingen gelijk aan het aantal herbeoordelingen in de herbeoordelingsoperatie zou worden uitgevoerd onder volstrekt gelijke omstandigheden en qua kenmerken gelijk aan de herbeoordelingen in 2003 dan zouden bijna 90 000 personen met een uitkeringsverlaging geconfronteerd worden. De kenmerken en omstandigheden zijn echter anders. Zo zal de groep in de herbeoordelingsoperatie bestaan uit een groep die gemiddeld langer in de WAO zit dan de groep die in 2003 herbeoordeeld is. Het extra aantal personen is daarom nauwelijks in te schatten. De groep van 110 000 personen, waarvan als gevolg van het nieuwe Schattingsbesluit de uitkering daalt, is een samenstelling van personen die met het huidig Schattingsbesluit hun uitkering zouden behouden en personen die met het huidig Schattingsbesluit ook al met een uitkeringsverlaging geconfronteerd zouden worden. Voorzover er personen zijn die met het huidig Schattingsbesluit geconfronteerd zouden worden met een uitkeringsverlaging, maar met het nieuwe Schattingsbesluit geen verdere verlaging zouden krijgen, zou het aantal van 110 000 personen hoger kunnen worden.
4. Cohortsgewijze herbeoordelingen
De leden van de CDA-fractie vragen naar meer informatie over de relatie tussen de cohort herbeoordelingen en de professionele herbeoordelingen. Een herbeoordeling, of het nu een cohortherbeoordeling of een professionele herbeoordeling is, geschiedt volgens de regels van het Schattingsbesluit en verloopt in beginsel hetzelfde als een einde wachttijdbeoordeling. In grote lijnen is de procedure als volgt. De verzekeringsarts beoordeelt of sprake is van ziekte of gebrek en beziet wat de resterende mogelijkheden van betrokkene zijn, ondanks zijn ziekte. De arbeidsdeskundige beziet vervolgens welke beroepen iemand met zijn mogelijkheden kan vervullen en wat hij daarmee kan verdienen. Door een vergelijking tussen het oorspronkelijke uurloon en het uurloon wat nog mogelijk is (de resterende verdiencapaciteit) wordt de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld. Een uitzondering op deze lijn wordt gevormd door de situatie dat de verzekeringsarts van mening is dat er geen sprake is van benutbare mogelijkheden. Hij kan dan zonder inschakeling van de arbeidsdeskundige besluiten tot volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden.
De geschetste lijn kan afhankelijk van de situatie nader worden ingevuld door een bepaalde claimbeoordeling meer aandacht te geven. Dit kan bijvoorbeeld door iemand te laten beoordelen door twee verzekeringsartsen of door het oordeel van een verzekeringsarts of arbeidsdeskundige door een stafdeskundige te laten bekijken. Het UWV wordt gevraagd hiervoor nadere modellen te ontwikkelen. Deze zijn onder andere afhankelijk van de uitkomst van de pilot waarbij jonge vrouwen met psychische klachten extra zorgvuldig beoordeeld zijn. De evaluatie van deze pilot en de conclusies daaruit zal ik u na ontvangst er van in juni doen toekomen. Anders dan de gang van zaken bij de wettelijke herbeoordelingen tot nu toe, waar op basis van de methode kansrijke herbeoordelingen een deel van de arbeidsongeschikten via een schriftelijke methode werd beoordeeld en een ander deel daadwerkelijk werd opgeroepen, zal een ieder daadwerkelijk worden opgeroepen. Hierbij zal alleen uitzondering gemaakt worden voor evidente gevallen, bijvoorbeeld arbeidsongeschikten die al geruime tijd zijn opgenomen in een inrichting zoals bepaalde verstandelijk gehandicapten.
Deze leden vragen ook naar de gang van zaken bij de herbeoordeling op eigen verzoek.
In antwoord hierop zij gesteld dat dit bijvoorbeeld het geval kan zijn bij het te hulp roepen van de Reïntegratietelefoon. In dat geval gaat het om mensen die graag aan de slag willen en de hulp van het UWV inroepen. Overigens zal in die gevallen niet begonnen worden met een herbeoordeling, maar met reïntegratie-activiteiten. Een herbeoordeling vindt dan pas plaats als afsluiting. Een andere situatie waarop deze leden doelen, is dat een arbeidsongeschikte meent meer arbeidsongeschikt te zijn en daarom om een herbeoordeling vraagt. Zulke verzoeken zullen altijd gehonoreerd worden en betrokkene zal opgeroepen worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de voorlichting van bestaande uitkeringsgerechtigden.
Alle arbeidsongeschikten die thans een arbeidsongeschiktheidsuitkering hebben, zullen via een mailing op de hoogte gebracht worden van de herbeoordelingsoperatie.
De leden van de fracties van CDA, VVD, SP en GroenLinks stellen enkele vragen over de vormgeving en de samenstelling van de cohorten. Daarop is hiervoor al ingegaan in paragraaf 2. Ook wordt gevraagd of een indeling aan de hand van leeftijd en arbeidsongeschiktheidsklasse niet meer geschikt zou zijn.
Dit is echter niet mogelijk omdat de mate van arbeidsongeschiktheid pas bekend is na de beoordeling. De mate van arbeidsongeschiktheid kan immers wijzigen door de herbeoordeling.
Bij de cohortsgewijze herbeoordeling wordt inderdaad begonnen met de jongste leeftijdsgroepen. Er is geen directe relatie tussen de mate van arbeidsongeschiktheid en de reïntegratiekansen, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid behalve door de resterende verdiencapaciteit wordt bepaald door het loon dat iemand verdiende voor hij ziek werd. Iedereen die niet volledig arbeidsongeschikt is, kan in zijn oorspronkelijke aantal werkuren of eventueel in minder uren, arbeid verrichten. Afgezien van de groep volledig arbeidsongeschikten is er geen verschil in arbeidsparticipatie tussen arbeidsongeschikten in de verschillende arbeidsongeschiktheidsklassen. Zoals hiervoor al vermeld zijn reïntegratieperspectieven niet alleen afhankelijk van de gezondheidstoestand en medische beperkingen, maar ook van bijvoorbeeld de resterende mogelijkheden, afstand tot de arbeidsmarkt, opleiding en de economische situatie.
De leden van de SP-fractie vragen wat de Minister gaat doen om de werkgevers te bewegen om arbeidsongeschikten werk te bieden. Wat zijn de uitkomsten van de gesprekken die de Minister met werkgevers voert?
Op 19 mei 2004 heeft de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de verschillende werkgeversorganisaties over de reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten na de herbeoordelingsoperatie. Onderwerpen van dat gesprek waren de inzet van werkgevers voor de reïntegratie van gedeeltelijk arbeidsgeschikten.
Afgesproken is om knelpunten en belemmeringen en de noodzaak tot intensivering van de voorlichting over de verschillende reïntegratie-instrumenten die de overheid inzet, in kaart te brengen. De Kamer zal hierover voor 1 juli 2004 nader geïnformeerd worden.
De leden van de fracties van CDA, VVD en D66 vragen naar de begin- en einddatum van de herbeoordelingsoperatie.
De gehele operatie zal beginnen op 1 oktober aanstaande en tweeëneenhalf jaar duren. Over deze termijn is uitvoerig overleg geweest met het UWV, om te voorkomen dat er een niet-realistische planning zou worden gemaakt. Aanvankelijk gaf het UWV in de uitvoeringstoets aan dat de gehele herbeoordelingsoperatie langer zou duren, zoals deze leden terecht memoreren. Nadien is echter aanvullend overleg geweest, onder andere naar aanleiding van de besluitvorming over de nadere invulling van dit wetsvoorstel. In het kabinetsstandpunt naar aanleiding van het SER-advies over het nieuwe arbeidsongeschiktheidsstelsel van 12 maart is gemeld dat de herbeoordelingsoperatie geen betrekking heeft op arbeidsongeschikten ouder dan 55 jaar (geboren voor of op 1 juli 1949). Dit nieuwe feit heeft het UWV uiteraard niet mee kunnen nemen in zijn uitvoeringstoets. In de uitvoeringstoets op de voorgestelde wijziging van het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten geeft het UWV aan dat uitvoering van de operatie binnen tweeëneenhalf jaar mogelijk is.
In 2005 zal het UWV ook een deel van de capaciteit inzetten om de uitvoering van het nieuwe stelsel voor te bereiken. Hiermee is bij de planning van dit wetsvoorstel rekening gehouden; dit in antwoord op een vraag van de fractie van de VVD.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen naar de termijn waarop en de voorwaarden waaronder een arbeidsongeschikte die is uitgezonderd van de herbeoordelingsoperatie maar die toch herbeoordeeld wil worden, vervolgens herbeoordeeld wordt.
Een herbeoordeling op eigen verzoek zal altijd zo snel mogelijk plaatsvinden. Een en ander hangt wel af van de inhoud van het verzoek. Soms vragen mensen om een herbeoordeling, terwijl zij eigenlijk ondersteuning bij reïntegratie wensen. In zo'n geval worden eerst de mogelijkheden van iemand onderzocht en wordt zo mogelijk een reïntegratietraject gestart, en wordt pas daarna daadwerkelijk herbeoordeeld. Het UWV heeft hiervoor capaciteit gereserveerd. Wordt zo iemand herbeoordeeld, dan gebeurt dat met het huidige Schattingsbesluit.
5. Uitzondering voor bepaalde groepen
De leden van de PvdA-fractie vragen wat het belangrijkste argument is om de genoemde groepen (ouder dan 55 jaar en de oude overgangsgevallen) niet te betrekken bij de herbeoordelingsoperatie. Ook de leden van de VVD-fractie vragen naar de motivatie waarom arbeidsongeschikten die bij eerdere stelselwijzigingen zijn ontzien, nu weer worden uitgezonderd van de herbeoordelingsoperatie.
Primair worden deze groepen uitgezonderd omdat een herbeoordeling van hen niet zinvol zou zijn omdat de kans dat zij weer arbeidsgeschikt zijn en aan de slag komen, gering is. Dit wordt bij de leeftijdsgroep «ouder dan 55 jaar» veroorzaakt door hun leeftijd in combinatie met (meestal) een langere uitkeringsduur. Daardoor is er bij hen sprake van een grote afstand tot de arbeidsmarkt; dit ook in antwoord op een vraag van de leden van de SP-fractie. Ditzelfde argument geldt ook voor de personen die onder eerder overgangsrecht vielen, omdat de meeste van hen ook ouder zijn. Een bijkomend argument voor deze groep is dat er bij de vormgeving van eerder overgangsrecht (in 1987 en 1993) voor hen bewust regels zijn gecreëerd om hen in een gunstiger positie te brengen. De regering acht het onjuist op dit moment deze regels te wijzigen.
Tot slot vragen de leden van de SP-fractie of de groepen die uitgezonderd zijn van de cohortsgewijze herbeoordelingen, nog wel beoordeeld kunnen worden. Dit kan inderdaad het geval zijn, maar dit zal dan gebeuren met het huidige Schattingsbesluit en niet met het nieuwe. Ook voor deze groep zijn reïntegratietrajecten beschikbaar.
Wat betreft de uitzondering die is gemaakt voor bepaalde groepen, vragen de leden van de D66-fractie waarom bij de wijzigingen in de arbeidsongeschiktheidswetten in 1987 en 1993 een uitzondering is gemaakt voor deze groepen. De reden toen was in grote lijnen dezelfde als de reden die de regering nu heeft: mensen die al langere tijd een uitkering hebben, en grote afstand hebben tot de arbeidsmarkt, en die bovendien boven een zekere leeftijd zijn, hebben minder kansen op de arbeidsmarkt, en het ligt daarom minder voor de hand hen te confronteren met een lagere uitkering waarop zij zich niet hebben kunnen voorbereiden. Nu het gaat om personen die nog langer een uitkering hebben en veelal niet geparticipeerd hebben op de arbeidsmarkt, gelden deze argumenten eens te meer.
De leden van de D66-fractie zouden graag een nadere onderbouwing zien van de uitgezonderde groepen. Ook de leden van de VVD vragen naar de te realiseren besparing als de uitgezonderde groep wel zou worden meegenomen in de herbeoordelingsoperatie.
De groep die wordt vrijgesteld van de herbeoordelingsoperatie met het aangescherpt Schattingsbesluit heeft een omvang van ruim 400 000 arbeidsongeschikten. De regering verwacht dat de additionele besparing van het niet uitsluiten van deze groep marginaal zal zijn. Daar zijn meerdere redenen voor. Ten eerste betreft dit de oudste groep arbeidsongeschikten. Een groot deel van de uitgezonderde groep zal al uitgestroomd zijn, voordat zij aan de beurt zouden zijn. Voor het grootste deel van de uitgezonderde groep is het WW-recht zo lang dat zij tot de pensioenleeftijd in de uitkering kunnen blijven. Bovendien kan voor de arbeidsongeschikten met een vervolguitkering de uitkeringshoogte in de WW hoger zijn dan hun WAO-uitkering. Wanneer deze groep van ruim 400 000 personen die nu onder de uitzondering valt, ook in de herbeoordelingsoperatie meegenomen zou worden dan zou dit een fors capaciteitsbeslag bij het UWV betekenen.
De leden van de CDA-fractie vragen of er voldoende capaciteit is binnen het UWV om de herbeoordelingsoperatie op een goede manier aan te pakken en tot goede resultaten te komen.
Binnen het UWV bestaat voldoende capaciteit om de herbeoordelingsoperatie op een verantwoorde wijze en in de afgesproken termijn tot een goed einde te brengen.
De leden van de PvdA-fractie vragen hoeveel werkloze arbeidsgehandicapten er door de herbeoordeling uit de statistieken verdwijnen doordat zij vanwege partner- en of middelentoets niet langer recht op een uitkering hebben?
Het grootste deel van de personen die in de herbeoordelingsoperatie een lagere uitkering krijgen dan voorheen zal de uitkering niet verliezen. De arbeidsongeschikten die hun arbeidsongeschiktheidsuitkering wel verliezen, zullen als zij tenminste niet gaan werken voor het grootste deel recht hebben op een WW-uitkering. Een deel van de personen die een gedeeltelijke WAO-uitkering hebben en deze geheel verliezen, zullen hun WW-rechten opgebruikt hebben. Van hen zal een deel niet langer recht op een uitkering hebben als gevolg van de partner- en/of middelentoets die een rol speelt bij de bepaling van het recht op bijstand. Dit aantal ligt qua ordegrootte op circa 10 000 personen.
Deze leden vragen of er redenerend vanuit het Hoofdlijnenakkoord een lange termijn overzicht kan worden verstrekt waarin de verschillende voorstellen op het gebied van de WAO en reïntegratie met de daarbij behorende uitgaven en besparingen in lasten en volume worden gepresenteerd, met daarnaast een raming van de oorspronkelijke plannen en een raming bij ongewijzigd beleid.
Deze leden en de leden van de fracties van de VVD en de ChristenUnie vragen of aangegeven kan worden waar de besparing van € 380 mln. in 2007 is opgenomen in de begroting 2004.
De besparing van € 380 mln. in 2007 is opgenomen in tabel 12.2 op pagina 293 in de begroting 2004. De € 380 mln. is een samenstelling van de ombuiging (t.) herkeuringen WAO van € 140 mln. in 2007 bij het Hoofdlijnenakkoord en van de ombuiging (ff.) aanscherping Schattingsbesluit WAO van € 240 mln. in 2007 bij de ombuigingen aanvullend pakket.
In de hierboven genoemde tabel zijn alle financiële besparingen vanaf het Strategisch Akkoord op de arbeidsongeschiktheidsregelingen en reïntegratie opgenomen. In totaal betreft het in 2007 een financiële besparing van € 1,3 miljard op de arbeidsongeschiktheidsregelingen ten opzichte van ongewijzigd beleid. Dit zijn netto-financiële besparingen. De volumeeffecten kunnen niet rechtstreeks van de nettobesparingen worden afgeleid. De volume-effecten worden tezamen met de brutobesparingen en weglekeffecten in de afzonderlijke toelichtingen bij de wetsvoorstellen en regelingen gepresenteerd. Op de REA-middelen rust in 2007 een taakstelling van € 225 mln. vanuit het Hoofdlijnenakkoord. Van de ombuiging op het reïntegratiebudget van € 850 mln. in 2007 bij het Strategisch Akkoord was eerder al € 84 mln. taakstellend op de REA-middelen ingeboekt.
De leden van de PvdA-, VVD- en GroenLinks-fractie vragen naar een vergelijking in volume en financieel beslag tussen het aantal eenmalige herbeoordelingen enerzijds en het aantal te vervallen einde wachttijd beoordelingen en WAZ-beoordelingen anderzijds.
Voor een vergelijking van het aantal beoordelingen wordt uitgegaan van het aantal beoordelingen in 2003 als basis. UWV heeft in 2003 in totaal circa 530 000 beoordelingen uitgevoerd. Voor de einde wachttijd beoordelingen betrof het circa 100 000 voor de WAO, circa 5 000 voor de WAZ en circa 10 000 voor de Wajong. Voor de herbeoordelingen ging het om circa 350 000 voor de WAO, 25 000 voor de WAZ en 40 000 voor de Wajong. Bij de herbeoordelingen ging het om circa 100 000 1e jaars, 140 000 5e jaars en 175 000 professionele herbeoordelingen.
Vanaf de inwerkingtreding van het onderhavige wetsvoorstel zullen de wettelijke herbeoordelingen vervallen. In 2005 zal tevens het grootste deel van de einde wachttijd beoordelingen WAO vervallen als gevolg van de verlengde loondoorbetalingsperiode. Vanaf de tweede helft van 2005 zullen als gevolg van de afschaffing van de WAZ de beoordelingen WAZ vervallen.
De bij het UWV vrijvallende capaciteit zal benut worden voor het uitvoeren van de herbeoordelingsoperatie. Financieel heeft dit derhalve geen gevolgen. In de herbeoordelingsoperatie zullen ruim 500 000 arbeidsongeschikten worden herbeoordeeld. Naast de herbeoordelingsoperatie zal er ruimte zijn om professionele herbeoordelingen uit te voeren. De operatie zal met de beschikbare capaciteit en onder deze voorwaarden kort na 2006 afgerond zijn. Dit betekent een doorlooptijd van circa tweeënhalf jaar.
De leden van de VVD-fractie vragen of de regering ook de besparing in uitkeringsjaren kan aangeven.
De besparing op de arbeidsongeschiktheidsregelingen van de herbeoordelingsoperatie met het gewijzigd Schattingsbesluit bedraagt circa € 540 mln. in 2007. Dit komt overeen met bijna 40 000 herleide uitkeringsjaren.
De leden van de SP-fractie stellen vragen over de weglek naar WW en bijstand, in relatie tot de volgorde van de beoordelingen.
Het dalend weglekpercentage is verklaarbaar uit de volgende redenen. De weglek neemt in de tijd af, omdat er enerzijds sprake zal zijn van werkhervatting en anderzijds omdat de WW in duur beperkt is. Bovendien is de WW-duur van jongeren, die het eerst worden herbeoordeeld korter dan die van ouderen. Zo zullen de WW-uitkeringen van in 2004 en 2005 herkeurde uitkeringsgerechtigden daarom in 2007 voor een groot deel beëindigd zijn vanwege het bereiken van de maximale uitkeringsduur of vanwege werkhervatting. De weglek van deze groep is in 2007 dus afgenomen. Daartegenover staat de gerealiseerde besparing op de WAO. Het weglekpercentage neemt derhalve in de tijd af. Overigens hoeft kansrijk niet te betekenen dat de kans op toekenning van een WW-uitkering lager is. Kansrijk kan ook betekenen dat de werkhervattingskans na toekenning groter is.
Deze leden informeren ook naar de relatie tussen een achteruitgang in arbeidsongeschiktheidsklassen en uiteindelijke inkomen.
De in de vraagstelling genoemde percentages betreffen de vermindering van de WAO-uitkering. Dit wil niet zeggen dat het inkomen er in gelijke mate op achteruit zal gaan. Dit zal slechts het geval zijn als er geen sprake zal zijn van inkomsten bij werkhervatting of geen recht ontstaat op een WW-uitkering of bijstandsuitkering. Als het iemand niet lukt direct lukt werk te hervatten, zal er in de meeste gevallen echter recht op een WW-uitkering ontstaan, zodat het inkomen er niet op achteruit zal gaan. Het kan zelfs zo zijn dat het inkomen stijgt, wanneer iemand in de WAO in de vervolguitkering zit en de uitkering op basis van het vervolgdagloon wordt bepaald. Momenteel wordt de WW-uitkering in dat geval weer op basis van het oorspronkelijke dagloon bepaald.
De leden van de fractie van GroenLinks vragen naar meer informatie over de financiële consequenties van de verschillende wijzigingen in het Schattingsbesluit.
Vanwege de complexe samenhang tussen de verschillende onderdelen van het Schattingsbesluit kan de financiële besparing niet worden opgesplitst naar de verschillende onderdelen. In de Nota van Toelichting bij de wijziging van het Schattingsbesluit is er voor gekozen om de partiële effecten van de verschillende onderdelen te presenteren om op deze wijze meer inzicht te geven in de besparingen.
De leden van de fractie van de ChristenUnie missen een onderbouwing van de verwachte besparing van € 380 mln. in 2007.
Deze onderbouwing is inmiddels gegeven in de toelichting bij de wijziging van het Schattingsbesluit.
De leden van de CDA-, de VVD- en de D66-fractie vragen hoe het mogelijk is dat het UWV tot een andere einddatum van de operatie kwam dan de Minister. Op dit punt is al ingegaan in paragraaf 4.
De leden van de PvdA-fractie vragen of de regering, naar analogie van de tabel in de uitvoeringstoets van het UWV, cijfers kan geven over de aantallen herbeoordelingen per jaar, het aantal reïntegratievisies en het aantal trajecten.
De tabel uit de uitvoeringstoets van het UWV heeft vooral als doel aan te geven op welke wijze het UWV uitvoering zal geven aan de reïntegratie activiteiten tijdens de herbeoordelingsoperatie. Na deze uitvoeringstoets is een aantal uitgangspunten van de herbeoordelingsoperatie gewijzigd. De huidige uitgangspunten van de regering zijn de volgende.
– Het totaal aantal herbeoordelingen in de herbeoordelingsoperatie bedraagt ruim 500 000. Uitgaand van aanvangsdatum 1 juli 2004 worden in het tweede half jaar 2004 circa 77 000 beoordelingen uitgevoerd, circa 284 000 in 2005 en circa 142 000 in 2006. Bij de aanvangsdatum van 1 oktober zullen hierin uiteraard verschuivingen optreden.
– Het aantal reïntegratievisies dat het UWV zal uitvoeren in de herbeoordelingsoperatie is gelijk aan het aantal arbeidsongeschikten dat met een uitkeringsverlaging geconfronteerd wordt. Dit aantal bedraagt circa 110 000 personen.
– Het aantal personen waarvoor bij de reïntegratievisie blijkt dat zij hulp nodig hebben bij reïntegratie door middel van een reïntegratietraject bedraagt circa 84 000.
De reïntegratievisies en toekenning van reïntegratietrajecten betreft maatwerk door het UWV, waardoor er van wordt afgezien hiervan een nadere invulling in de tijd voor te schrijven.
De regering heeft de bovengenoemde totalen ook opgenomen in de Nota van Toelichting bij de regeling ter wijziging van het Schattingsbesluit. Uit de uitvoeringstoets van het UWV bij deze regeling blijkt dat het UWV geen commentaar heeft bij deze inzichten van de regering. Deze uitvoeringtoets ontvangt u ook binnenkort.
De leden van de PvdA-fractie en de GroenLinks-fractie vragen wanneer het UWV het concept-Schattingsbesluit heeft ontvangen, en wat het oordeel van het IWI is.
Het UWV heeft de concept-wijziging van het Schattingsbesluit ontvangen op 8 april 2004 en heeft er op 26 april en 10 mei 2004 over geadviseerd. Het UWV is van mening de herbeoordelingsoperatie met het aangepaste Schattingsbesluit uit te kunnen voeren zes maanden na bekendmaking ervan. Het UWV meent op deze gronden dat de herbeoordelingsoperatie vanaf oktober 2004 zou kunnen beginnen. Het UWV maakt hierbij het voorbehoud dat er geen tegenvallers op het ICT-terrein ontstaan. De regering heeft er alle vertrouwen in dat het UWV de benodigde voorbereidingen tijdig heeft afgerond, omdat het UWV op verzoek van de regering al in april jl. is begonnen met de voorbereiding van de herbeoordelingsoperatie.
Het IWI is van mening dat de toezichtbaarheid van het nieuwe Schattingsbesluit geen problemen oplevert. Het IWI heeft enkele redactionele suggesties gedaan in dit verband ter verbetering van de vormgeving van het besluit, die zijn overgenomen. Overigens zullen de adviezen van het UWV en het IWI en de reactie daarop binnenkort aan de Kamer gestuurd worden.
De leden van de PvdA-fractie vragen naar de duur van de uitkering en mogelijke herbeoordelingen na de herbeoordelingsoperatie.
De uitkering wordt in de toekomst door het vervallen van de wettelijke herbeoordelingen anders dan nu het geval is in beginsel toegekend voor onbepaalde tijd. Wel zal het UWV monitoren in welke gevallen een herbeoordeling nodig is. Dat zal na het afschaffen van de wettelijke herbeoordelingen niet meer op vaste momenten gebeuren, maar op een moment dat voorzien wordt bij een eerdere beoordeling (bijvoorbeeld om herstel op een bepaald moment verwacht wordt) of een moment dat blijkt uit bijvoorbeeld een vragenlijst in combinatie met het dossier. Op deze manier zal efficiency in de uitvoering gecombineerd worden met een zorgvuldige en correcte wetstoepassing.
De leden van de fractie van de ChristenUnie vragen of de beoogde datum van inwerkingtreding haalbaar is.
Zoals in paragraaf 4 vermeld, is de regering van mening dat de eerst mogelijke invoeringsdatum van dit wetsvoorstel 1 oktober is. De regering streeft er dan ook naar de herbeoordelingsoperatie op dat moment van start te kunnen laten gaan. Voorwaarde daarvoor is uiteraard dat op die datum dit wetsvoorstel tot wet is verheven en in werking is getreden en dat de aanpassing van het Schattingsbesluit eveneens in werking is getreden. Het UWV is in staat vanaf 1 oktober te starten met de herbeoordelingen.
Kopieer de link naar uw clipboard
https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29498-7.html
De hier aangeboden pdf-bestanden van het Staatsblad, Staatscourant, Tractatenblad, provinciaal blad, gemeenteblad, waterschapsblad en blad gemeenschappelijke regeling vormen de formele bekendmakingen in de zin van de Bekendmakingswet en de Rijkswet goedkeuring en bekendmaking verdragen voor zover ze na 1 juli 2009 zijn uitgegeven. Voor pdf-publicaties van vóór deze datum geldt dat alleen de in papieren vorm uitgegeven bladen formele status hebben; de hier aangeboden elektronische versies daarvan worden bij wijze van service aangeboden.