29 480
Wijziging van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede van enige andere wetten in verband met de vaststelling van kinderalimentaties (Wet herziening kinderalimentatiestelsel)

nr. 2
VOORSTEL VAN WET

Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz.

Allen, die deze zullen zien of horen lezen, saluut! doen te weten:

Alzo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenselijk is de vaststelling van kinderalimentaties te vereenvoudigen en dat in verband daarmee Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek alsmede enige andere wetten wijziging behoeven;

Zo is het, dat Wij, de Raad van State gehoord, en met gemeen overleg der Staten-Generaal, hebben goedgevonden en verstaan, gelijk Wij goedvinden en verstaan bij deze;

ARTIKEL I

Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 394 wordt na «in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind» toegevoegd: overeenkomstig artikel 404.

B. Artikel 395b, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «de rechter» wordt toegevoegd de zinsnede: of het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

2. Na «de rechterlijke beslissing» wordt ingevoegd: of het besluit van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen.

C. Artikel 400, eerste lid, komt te luiden:

1. Indien een persoon verplicht is levensonderhoud te verstrekken aan twee of meer personen en zijn draagkracht onvoldoende is om dit volledig aan allen te verschaffen, hebben zijn kinderen en stiefkinderen die de leeftijd van een en twintig jaren nog niet hebben bereikt voorrang boven alle andere onderhoudsgerechtigden en hebben zijn echtgenoot, zijn vroegere echtgenoot, zijn geregistreerde partner, zijn vroegere geregistreerde partner, zijn ouders en zijn kinderen en stiefkinderen die de leeftijd van een en twintig jaren hebben bereikt voorrang boven zijn behuwdkinderen en zijn schoonouders.

D. In artikel 401, eerste lid, wordt «Een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud kan» vervangen door: Onverminderd artikel 406ab kan een rechterlijke uitspraak of een overeenkomst betreffende levensonderhoud .

E. Artikel 404 komt te luiden:

Artikel 404

1. Ouders zijn verplicht te voorzien in de kosten van verzorging en opvoeding van hun minderjarige kinderen overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te bepalen maatstaven. De overeenkomstig deze maatstaven bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen kunnen verschillen naar gelang het inkomen van de ouders of de ouder en het aantal kinderen en worden periodiek op een bij algemene maatregel van bestuur te bepalen wijze aangepast.

2. Gelijke verplichting bestaat voor een stiefouder in de situatie als bedoeld in artikel 395 van dit boek.

3. Op verzoek van de onderhoudsgerechtigde of de onderhoudsplichtige of op hun gezamenlijk verzoek wordt de bijdrage op een ander bedrag bepaald, indien toepassing van de bij algemene maatregel van bestuur vastgestelde bedragen gelet op de draagkracht van de tot onderhoud verplichte of de behoefte van het kind naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. Dit verzoek wordt in elk geval ingewilligd indien een ouder of stiefouder door de verstrekking van levensonderhoud aan kinderen of stiefkinderen minder dan 70% van het nettominimumloon overhoudt voor zijn levensonderhoud.

4. Voor de toepassing van dit artikel wordt onder nettominimumloon verstaan het minimumloon per maand, genoemd in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verhoogd met de aanspraak op vakantiebijslag waarop een werknemer op grond van artikel 15 van die wet over dat minimumloon ten minste aanspraak kan maken, na aftrek van de daarvan in te houden loonbelasting, premies volksverzekeringen, premies werknemersverzekeringen en het werknemersaandeel in de ziekenfondspremie.

F. Artikel 406 komt te luiden:

Artikel 406

1. Indien de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige in Nederland woonplaats of gewone verblijfplaats hebben, stelt het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen op aanvraag van een van hen of op hun gezamenlijke aanvraag het bedrag tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vast dat de ouder of stiefouder zal moeten uitkeren. Het besluit van dit Bureau wordt aan de onderhoudsgerechtigde en de onderhoudsplichtige gezonden met bericht van ontvangst en levert een executoriale titel op in de zin van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. De artikelen 243, 402 en 402a zijn van overeenkomstige toepassing.

2. Bij de aanvraag legt de onderhoudsplichtige in ieder geval zijn sociaal-fiscaalnummer, bedoeld in artikel 2, derde lid, onderdeel j, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen over. Indien de aanvraag door de onderhoudsgerechtigde wordt ingediend, legt de onderhoudsplichtige het nummer, genoemd in de vorige zin, op verzoek van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen over. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld omtrent de bij de aanvraag over te leggen gegevens en bescheiden.

3. De inspecteur, onder wie de onderhoudsplichtige krachtens artikel 3, tweede lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen ressorteert voor de heffing van de inkomstenbelasting, verstrekt op verzoek van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen kosteloos een opgave van het verzamelinkomen of het belastbaar loon, bedoeld in artikel 2.18 van de Wet inkomstenbelasting 2001,onderscheidenlijk artikel 9 van de Wet op de loonbelasting 1964, betreffende de onderhoudsplichtige.

4. Terzake van de kosten die zijn verbonden aan de vaststelling van de bijdrage door het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen is een vergoeding verschuldigd, die wordt vastgesteld en verhaald overeenkomstig bij algemene maatregel van bestuur te stellen regels. Het besluit tot vaststelling van de vergoeding levert een executoriale titel op in de zin van het tweede boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

5. Indien het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen bij zijn besluit is uitgegaan van onjuiste of onvolledige gegevens of als dit besluit niet voldoet aan de wettelijke maatstaven kan de onderhoudsgerechtigde of de onderhoudsplichtige binnen zes weken na de verzending van dit besluit de rechter verzoeken het door het Bureau vastgestelde bedrag te wijzigen. Hiervan wordt in het besluit melding gemaakt.

G. Na artikel 406 worden twee artikelen ingevoegd, luidende:

Artikel 406aa

In afwijking van artikel 406 stelt de rechter op verzoek van de onderhoudsgerechtigde of de onderhoudsplichtige of op hun gezamenlijk verzoek het bedrag tot voorziening in de kosten van verzorging en opvoeding van het kind vast, indien bij hem een procedure aanhangig is betreffende de echtscheiding, de scheiding van tafel en bed, de ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed of het over het kind uit te oefenen gezag. Artikel 406, tweede lid en derde lid, is van overeenkomstige toepassing.

Artikel 406ab

1. Een rechterlijke uitspraak of een besluit van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen betreffende levensonderhoud aan een minderjarig kind of stiefkind kan nadien slechts bij rechterlijke beslissing worden gewijzigd in geval nadien sprake is van zo ingrijpende wijziging van omstandigheden dat ongewijzigde handhaving naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.

2. Van ingrijpende wijziging van omstandigheden als bedoeld in het eerste lid, is in elk geval sprake indien een ouder of stiefouder door de verstrekking van levensonderhoud aan kinderen of stiefkinderen minder dan 70% van het nettominimumloon overhoudt voor zijn levensonderhoud.

3. Artikel 404, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.

H. Artikel 408 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt na «artikel 822, eerste lid, onder c, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering» toegevoegd: of in een besluit van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen op grond van artikel 406.

2. In de tweede zin van het vijfde lid wordt «op de veertiende dag na» vervangen door: op de eenentwintigste dag na.

ARTIKEL II

Het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 822, eerste lid, onder c, wordt voor de puntkomma toegevoegd: overeenkomstig de maatstaven bij of krachtens artikel 404 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek bepaald.

B. In artikel 827, eerste lid, onder c, wordt «een bijdrage in» vervangen door: een overeenkomstig de maatstaven bij of krachtens artikel 404 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek te bepalen bijdrage in.

ARTIKEL III

De Wet Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen wordt als volgt gewijzigd:

A. In artikel 2, derde lid, onder a, wordt na «opgedragen taken ter zake van» ingevoegd: vaststelling en.

B. Het derde lid van artikel 15 komt te luiden:

3. Onze Minister verstrekt jaarlijks aan het Bureau een subsidie voor de kosten van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a. Eveneens wordt jaarlijks aan het Bureau een subsidie verstrekt voor de kosten van de uitvoering van de taken, bedoeld in artikel 2, vierde lid.

C. In de titel van hoofdstuk 5 wordt na «Inlichtingen» toegevoegd: , sturing.

D. Na artikel 23 wordt een artikel ingevoegd, luidende:

Artikel 23a

1. Onze minister kan beleidsregels vaststellen met betrekking tot de uitoefening van de taak, bedoeld in artikel 2, derde lid, onder a.

2. De beleidsregels worden in de Staatscourant bekend gemaakt.

ARTIKEL IV

Onderdeel A Ministerie van Justitie van de bijlage bij de Algemene wet bestuursrecht wordt als volgt gewijzigd:

1. Na «Artikel 7, eerste en tweede lid,» wordt geschrapt: en.

2. Na «Titel 14» wordt toegevoegd: en artikel 406, eerste lid,.

ARTIKEL V

Het voor het tijdstip van het in werking treden van deze wet geldende recht blijft van toepassing in een geding betreffende de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van een kind dat op dat tijdstip voor de rechter aanhangig is.

ARTIKEL VI

Deze wet treedt in werking op een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip.

ARTIKEL VII

Deze wet wordt aangehaald als: Wet herziening kinderalimentatiestelsel.

Lasten en bevelen dat deze in het Staatsblad zal worden geplaatst en dat alle ministeries, autoriteiten, colleges en ambtenaren wie zulks aangaat, aan de nauwkeurige uitvoering de hand zullen houden.

Gegeven

De Minister van Justitie,

Naar boven