29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 900 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 juni 2024

Met deze brief informeer ik uw Kamer dat het geneesmiddel olaparib (merknaam: Lynparza) voor de vroege behandeling van patiënten met een bepaalde type borstkanker die tevens een BRCA1/2 mutatie hebben in hun DNA voorlopig in de sluis blijft staan en daarmee uitgezonderd blijft van het basispakket. Ik begrijp dat dit bericht uiterst teleurstellend is voor patiënten die hun hoop op dit middel hebben gevestigd. In deze brief licht ik toe waarom olaparib voor de betreffende indicatie in de sluis blijft staan.

Op 13 februari 2024 heeft Zorginstituut Nederland (hierna: het Zorginstituut) mij geadviseerd over de opname van olaparib in het basispakket voor de adjuvante behandeling van volwassen patiënten met kiembaan-BRCA1/2-mutaties die HER2- negatieve, hoog-risico borstkanker in een vroeg stadium hebben1.

Het Zorginstituut concludeert dat olaparib voor één subgroep, namelijk HER2-negatieve patiënten niet voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk, maar voor de triple negatieve subgroep wel. Ook concludeert het Zorginstituut dat olaparib voor deze laatste subgroep een gelijke waarde heeft met capecitabine. Dit op basis van de behandelrichtlijn van de beroepsgroep. Het Zorginstituut adviseert om olaparib op te nemen in het basispakket voor de betreffende subgroep van patiënten, mits de nettoprijs na succesvolle prijsonderhandelingen niet hoger is dan de nettoprijs van capecitabine.

De prijs van capecitabine is veel lager dan van olaparib. Om een gelijke nettoprijs te behalen, zou ik met de leverancier van olaparib een zeer hoge prijskorting van 97–99,7% op de lijstprijs van olaparib excl. btw. moeten onderhandelen. Uit een verkennend gesprek met de leverancier van olaparib is mij echter duidelijk geworden dat de leverancier niet bereid is tot zo’n hoge korting, omdat deze zich niet kan vinden in het advies van het Zorginstituut.

De leverancier is van mening dat de behandelrichtlijn waarop de beoordeling van het Zorginstituut is gebaseerd niet meer actueel is. De leverancier stelt voornemens te zijn om opnieuw een vergoedingsdossier in te dienen bij het Zorginstituut, wanneer de richtlijn is aangepast. Het Zorginstituut geeft op zijn beurt aan bereid te zijn tot een herbeoordeling, als de richtlijnen door de beroepsgroep worden aangepast. Ik heb echter van het Zorginstituut begrepen dat navraag bij de beroepsgroep en leverancier geen uitsluitsel heeft opgeleverd of, en zo ja, wanneer de richtlijn zal worden aangepast. Ik kan daarom niet anders concluderen dan dat het nu niet opportuun is om een onderhandeling te starten. Dit betekent dat het op dit moment niet mogelijk is om olaparib in het basispakket op te nemen. Dit spijt mij zeer. Mocht deze situatie veranderen en er ontstaat wel ruimte voor een onderhandeling, dan ben ik daartoe graag bereid.

De Minister voor Medische Zorg, P.A. Dijkstra

Naar boven