29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 524 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR MEDISCHE ZORG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 oktober 2018

Hierbij reageer ik op het in uw Commissiebrief gedane verzoek van het Lid Van Gerven. Over het genoemde bericht het bericht «Apotheker negeert arts bij keuze voor medicijn» (Volkskrant, 9 oktober 2018), heb ik gelijktijdig ook Kamervragen ontvangen, van de leden Van Gerven (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 435) en Ploumen (Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 436).

Deze Kamervragen heb ik inmiddels beantwoord.

De kern van de vragen is erin gelegen wanneer nu sprake is van «medische noodzaak», en wie dat bepaalt (arts, apotheker, zorgverzekeraar of patiënt).

Ik heb geconstateerd dat hierover thans geen overeenstemming is onder zorgverleners. Dit kan leiden tot onwenselijke situaties, bijvoorbeeld aan de balie van de apotheek.

Ik heb voorts aangegeven dat, als die overeenstemming er niet is, en het ook niet duidelijk is hoe in die situaties te handelen, ik het niet verstandig vind om de enkele vermelding «medisch noodzaak» op een recept als het ware blindelings te volgen. Dit past niet bij zorgprofessionals.

Om te komen tot duidelijkheid hierover, en ook tot afspraken tussen zorgverleners hoe te handelen in praktijk, organiseer ik op 31 oktober een bestuurlijk overleg met alle betrokken veldpartijen.

Mijn streven is erop gericht zo snel als mogelijk bedoelde duidelijkheid te krijgen.

De Minister voor Medische Zorg, B.J. Bruins

Naar boven