29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 348 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 18 september 2015

Bij brief van 10 juli 2015 (Kamerstuk 29 477, nr. 344) informeerde ik u over de uitkomsten van het bestuurlijk overleg m.b.t. dure geneesmiddelen. In uw brief d.d. 3 september 2015 verzoekt u me of ik u wil informeren «of er in dit verband wel dan niet sprake zal zijn van nacalculatie».

Over de risicodragendheid van verzekeraars in 2016, waaronder voor dure geneesmiddelen, heb ik u met mijn brief van 1 september 2015 geïnformeerd (Kamerstuk 29 689, nr. 644). Hierin heb ik aangegeven dat er voldoende gegevens zijn om mee te rekenen binnen de risicoverevening en de kosten voldoende normeerbaar zijn. Dat maakt het mogelijk om verzekeraars per 2016 risicodragend te maken voor de add-ons voor oncolytica en verzekeraars zodoende een prikkel voor doelmatige zorginkoop te geven.

Ik heb besloten om een uitzondering op de risicodragendheid te maken voor nieuwe, dure geneesmiddelen die in de, in mijn brief van 9 juli 2015 (Kamerstuk 29 477, nr. 343) aangekondigde, sluis aanvankelijk buiten het basispakket zijn geplaatst en vervolgens alsnog in het verzekerde pakket van de Zvw terechtkomen. Dit betreft dus alleen middelen die intramuraal verstrekt worden. Over deze dure geneesmiddelen (niet per definitie alleen oncolytica) lopen verzekeraars tot het einde van het kalenderjaar volgend op instroom nog geen risico. Daarna zal automatisch sprake zijn van volledige risicodragendheid van verzekeraars voor deze middelen. Hiervoor is geen besluitvorming nodig. Vanaf dat jaar kunnen declaratiegegevens ook worden benut.

De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, E.I. Schippers

Naar boven