29 477 Geneesmiddelenbeleid

Nr. 139 BRIEF VAN DE MINISTER VAN VOLKSGEZONDHEID, WELZIJN EN SPORT

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 6 december 2010

Afgelopen zaterdag stond een artikel in Trouw, waarin wordt gesuggereerd dat ik apothekers geld biedt in ruil voor rust. Maandagochtend verscheen een volgend artikel in Trouw, waarin werd gesteld dat ambtenaren van mijn ministerie proberen te vermijden dat «de kwestie rond de apothekerstarieven op de agenda van de Tweede Kamer komt». Ik wil graag op deze artikelen ingaan.

Medio 2009 heeft uw Kamer mijn ambtsvoorganger meerdere malen verzocht in overleg te treden met apothekers en zorgverzekeraars om rust te herstellen in deze markt. Dat is belangrijk, want de energie van partijen moet gericht zijn op de toekomst, waarin zij moeten onderhandelen over de diensten die de zorgverzekeraar bij de apotheek inkoopt voor zijn verzekerden, en vanaf 1 januari 2012 ook over de vergoeding die de apotheker voor die diensten ontvangt.

Dergelijk overleg vindt vaak plaats. VWS spreekt bilateraal met de verzekeraars en met de apothekers over de farmaceutische zorg in de toekomst. De bewuste artikelen in Trouw gaan in op een recent overleg met een van de grote zorgverzekeraars en wat daar zou zijn besproken.

In dat overleg is onder meer aan de orde gekomen dat de discussie die partijen telkens voor de rechter uitvechten, zich niet moet verplaatsen naar uw Kamer. Er is gezegd dat moet worden voorkomen dat over de band van de Tweede Kamer opnieuw een debat wordt uitgelokt over de wel of niet resterende marges bij apothekers (zie de bijlage voor de notitie die tijdens dat overleg is besproken).1

Dat laatste is van belang, omdat het hier zeker niet gaat over het vermijden van debat over het apothekerstarief met uw Kamer, in tegendeel, maar over het voorkomen dat de Tweede Kamer het toneel wordt van het dispuut tussen zorgverzekeraars en apothekers over het werk van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) en de onenigheid van partijen met de NZa over haar tariefbeslissingen. Ik zal dat toelichten.

In het Nederlandse systeem hebben we met elkaar afgesproken dat de NZa tarieven vaststelt. Als betrokken partijen het daar niet mee eens zijn kunnen ze naar de rechter stappen. Dat is de koninklijke weg en die is in het verleden ook meermaals bewandeld.

De bevoegdheid om het apothekerstarief vast te stellen ligt dus bij de NZa. Uw Kamer heeft in het recente verleden regelmatig het kabinet verzocht het apothekerstarief op een bepaalde hoogte vast te stellen (zowel lager als hoger dan het besluit van de NZa). Het antwoord is steevast: ik ga daar niet over, u gaat daar niet over, de NZa gaat over het tarief. Dat is ook het enige juiste antwoord.

De NZa heeft de afgelopen jaren, op basis van omvangrijke onderzoeken naar inkoopvoordelen en praktijkkosten, het apothekerstarief vastgesteld. Over het algemeen vinden zorgverzekeraars het tarief van de NZa te hoog, apothekers vinden het doorgaans te laag. Elk jaar zijn er ook discussies tussen partijen en de NZa over wel of niet bestaande resterende marges bij apothekers en hoe hoog die zouden zijn. Grofweg vinden zorgverzekeraars dat de NZa te ruimhartig is, en vinden apothekers dat de NZa te streng is. De NZa weegt alle beschikbare cijfers en opmerkingen en neemt op basis daarvan een beslissing over de hoogte van het apothekerstarief. Dat lag tot nu toe steeds tussen de extremen die partijen zelf berekenden.

Deze tariefbeslissingen van de NZa zijn meermaals aangevochten en de rechter heeft de NZa tot nu toe steeds in het gelijk gesteld. Ik heb dus geen enkele reden om aan te nemen dat de NZa voor 2011 niet een juiste beslissing zal nemen. De beslissing over het tarief 2011 voor apotheekhoudenden verwacht ik op 15 december 2010.

Los van het feit dat ik begrijp dat de tariefbeslissingen van de NZa grote impact hebben op partijen, vraag ik mij oprecht af of het niet beter zou zijn, wanneer partijen elkaar ruimte zouden gunnen en niet kost-wat-kost hun eigen waarheid over de juiste hoogte van het tarief en alle onderliggende cijfers en aannames tot het uiterste bevechten. Alleen als partijen elkaar ruimte gunnen, zal er rust ontstaan. Ik probeer in mijn overleggen partijen daarvan te overtuigen. Ze hebben elkaar nodig om goede zorg aan de patiënt te leveren. Dat lukt niet als ze elkaar openlijk de tent uitvechten. In het overleg, waarnaar Trouw verwijst, heeft VWS dit ook proberen toe te lichten.

Vanzelfsprekend ben ik altijd bereid om het debat met uw Kamer aan te gaan over elk aspect van het geneesmiddelenbeleid.

De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,

E. I. Schippers


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt van de Tweede Kamer der Staten-Generaal.

Naar boven