29 453
Woningcorporaties

nr. 97
BRIEF VAN DE MINISTERS VAN VOLKSHUISVESTING, RUIMTELIJKE ORDENING EN MILIEUBEHEER EN VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 2 februari 2009

Bij dezen informeer ik u over de stand van zaken bij woningcorporatie Rochdale. Het opstellen van deze brief heeft plaatsgevonden onder medeverantwoordelijkheid van mijn collega minister Cramer conform de toegezegde lijn (ten aanzien van het onderzoek bij Rochdale) zoals ik die eerder in uw Kamer tijdens de begrotingsbehandeling heb uitgesproken. Die lijn houdt in dat zij medeverantwoordelijk is voor alle brieven, besluiten en beschikkingen inzake Rochdale.

Op 29 januari jl. heeft de Raad van Commissarissen (RvC) van Rochdale mij vertrouwelijk een afschrift verstrekt van het eerste deelrapport in het kader van het forensisch onderzoek dat door Deloitte Forensic & Dispute Services bij Rochdale wordt uitgevoerd. Dit eerste deel richt zich met name op het handelen van de (voormalige) bestuursvoorzitter van Rochdale, dhr. Möllenkamp. Op 30 januari jl. heeft Deloitte het rapport ten departemente toegelicht.

De onderzoeksopdracht aan Deloitte is verstrekt door de bestuurder a.i. van Rochdale. De inhoud van deze opdracht is tevens afgestemd met WWI. In overleg met WWI is een monitoringcommissie ingesteld, bestaande uit drie onafhankelijke deskundigen:

• de heer prof. dr. G. D. Minderman (hoogleraar Public Governance en Public law);

• de heer drs. G. L. Aquina (o.a. oud voorzitter Raad van Bestuur Nederlands Christelijk Instituut voor de Volkshuisvesting, NCIV);

• de heer mr. R. Craemer (voormalig hoofdofficier van het Functioneel Parket).

Deze commissie begeleidt het onderzoek om zo de onafhankelijkheid van het onderzoek te borgen.

Mede op basis van dit rapport heeft op 30 januari jl. de RvC van Rochdale besloten het dienstverband met dhr. Möllenkamp met onmiddellijke ingang te beëindigen. Gezien het gepresenteerde feitenmateriaal sta ik volledig achter de beslissing die de RvC heeft genomen.

Gezien de ernst en de urgentie van de situatie vindt reeds heden (2 februari 2009) ambtelijk overleg plaats met de RvC van Rochdale over de thans ontstane situatie. Later deze week zal ik persoonlijk met de RvC overleggen over de ontstane situatie en hoe nu verder. Voorafgaand aan dat gesprek zal ik mij laten informeren door de monitoringcommissie.

Het forensisch onderzoek bij Rochdale is nog niet afgerond. Het tweede deelrapport gaat in op een aantal (grote) vastgoedtransacties die bij Rochdale hebben plaatsgevonden. Daarnaast loopt er nog een onderzoek door Vlug BV naar het functioneren van de RvC van Rochdale. Zoals ik u op 16 december jl. – in antwoord op kamervragen van de leden Van der Burg en Jansen – heb geschreven, wordt ook dat onderzoek begeleid door de monitoringcommissie.

De constateringen van Deloitte zijn dermate ernstig, dat thans wordt onderzocht of er voldoende gronden zijn voor een strafrechtelijk (voor)onderzoek. Over lopende strafrechtelijke onderzoeken doe ik geen mededelingen.

Gezien de mogelijke financiële schade die Rochdale heeft geleden en het feit dat er onvoldoende sprake lijkt te zijn van goede procedures en een betrouwbare uitvoering binnen Rochdale, neem ik – na mijn gesprek met de RvC van Rochdale deze week – een besluit tot eventuele maatregelen mijnerzijds. De ernst van de situatie vraagt immers om een zorgvuldige procedure.

Op korte termijn zal ik uw Kamer informeren over de gesprekken die deze week zullen plaatsvinden, de conclusies die ik heb getrokken naar aanleiding van die gesprekken en de stappen die ik zal ondernemen in relatie tot Rochdale.

De minister van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer,

J. M. Cramer

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan

Naar boven