nr. 84
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE
Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 28 oktober 2008
Bij deze informeer ik u over de situatie die recentelijk is ontstaan bij
de corporatie Rochdale. Op 24 oktober 2008 heeft de Raad van Commissarissen
(RvC) van Rochdale de voorzitter van de Raad van Bestuur (RvB) van Rochdale
met onmiddellijke ingang geschorst. Aansluitend heeft de RvC opdracht gegeven
om eventuele misstanden met betrekking tot het gedrag van de voorzitter van
de RvB grondig te onderzoeken. Recente publicaties in een landelijk ochtendblad
hebben mede de aanleiding gevormd voor deze stappen. Bij Rochdale is overigens
sprake van een meerhoofdig bestuur, de schorsing leidt derhalve niet tot het
wegvallen van de bestuursfunctie.
Ten aanzien van Rochdale staan nog kamervragen open met betrekking tot
de bouw van seniorenwoningen in Spanje. Het gaat om de kamervragen van dhr.
Van Bochove d.d. 19 augustus 2008. Op 24 september 2008 heb ik u
gemeld u nog niet volledig te kunnen informeren omdat nog niet over alle benodigde
informatie werd beschikt. Het wachten was met name nog op de samenwerkingsovereenkomst
tussen Rochdale en Momentum Development BV. Op 23 oktober 2008 heb ik
de getekende samenwerkingsovereenkomst ontvangen. Op basis van de overeenkomst
kan gesteld worden dat Rochdale in dit kader geen activiteiten gaat ondernemen
die buiten het kader van het Besluit beheer Sociale huursector vallen of anderszins
niet zijn toegestaan. Toch heb ik ervoor gekozen om de kamervragen nog niet
te beantwoorden. Mede op basis van de krantenpublicaties is twijfel ontstaan
over de relatie tussen Rochdale en de partij met wie de corporatie samen gaat
werken. Dit aspect zal nader worden uitgezocht in het onderzoek dat de RvC
van Rochdale in gaat stellen en ik acht het verstandig om de resultaten van
dat onderzoek af te wachten, alvorens de kamervragen van dhr. Van Bochove
te beantwoorden.
Op 27 oktober jl. heeft op mijn departement ambtelijk overleg plaatsgevonden
met de voltallige RvC van deze corporatie. De RvC heeft toegelicht welke stappen
zij heeft gezet en welke redenen aan deze stappen ten grondslag
hebben gelegen. De RvC zal opdracht geven tot een onafhankelijk forensisch
onderzoek dat betrekking heeft op een aantal grote projecten/transacties waaronder
de beoogde verkoop van het complex Nellestein. Het onderzoek zal binnen 6
weken worden afgerond en zal ook betrekking hebben op de aspecten die aandacht
in de pers hebben gekregen, zoals bijvoorbeeld de Maserati en de Spaanse villa.
Het onderzoek zal worden begeleid door een onafhankelijke monitoringcommissie.
Ik constateer dat de RvC haar verantwoordelijkheid neemt. Afgesproken
is dat de RvC mij op de hoogte zal stellen van de resultaten van het onderzoek.
Tussentijds zal ik over de voortgang worden geïnformeerd. Mede op mijn
verzoek zullen de volgende vragen worden meegenomen in de onderzoeksopdracht:
Onder welke voorwaarden was de voorzitter van de RvB voornemens het complex
Nellestein te verkopen? Passen die voorwaarden binnen de bestaande regelgeving?
Bestaat er een relatie tussen de Spaanse villa en het beoogde seniorenwoningenproject
aldaar? Zo ja, wat is die relatie?
Is er sprake van persoonlijke verrijking ten koste van de corporatie in
enige vorm of is anderszins de integriteit in het geding?
Komen de kosten die gepaard gaan met de Maserati voor rekening van Rochdale?
Welke richtlijnen bestaan er binnen Rochdale ten aanzien van dienstauto’s
en verhoudt de werkelijkheid zich daarmee?
In het verlengde van de laatste vraag is -aan de hand van het jaarverslag
van Rochdale over 2007 – geconstateerd dat Rochdale eind 2007 een ander
complex genaamd Hogevecht daadwerkelijk heeft verkocht (zonder mijn toestemming).
Op 24 september 2008 is Rochdale medegedeeld om deze verkoop op korte
termijn bij mij te melden conform de bestaande procedure. Rochdale heeft toegezegd
dat deze verkoop op korte termijn gemeld zou worden, zodat toetsing door mij
alsnog plaats kon vinden. Tot op heden heeft deze melding nog niet plaatsgevonden.
De verkoop van dit complex zal onderdeel uitmaken van het bovengenoemde forensische
onderzoek.
Voor de volledigheid informeer ik u bij deze ook over een een andere (langlopende)
onrechtmatigheid die aan de orde is bij Rochdale en die nog niet is afgerond.
Op basis van het jaarverslag van Rochdale over 2001 is op 29 november
2002 aan Rochdale medegedeeld dat de onrechtmatige nevenactiviteit van het
voeren van een eigen makelaardij beëindigd diende te worden. Die beëindiging
heeft stapsgewijs plaatsgevonden. Op 21 augustus 2006 heeft mijn ambtsvoorganger
mevr. Dekker met leden van de RvC afgesproken dat ook de laatste 20%
van de aandelen van «Capelle Makelaars BV» afgestoten zou worden.
Rochdale heef medegedeeld dat op zeer korte termijn deze aandelen daadwerkelijk
zullen worden afgestoten. Het aspect van de makelaardij zal ook worden meegenomen
in het forensisch onderzoek.
Parallel aan het onderzoek dat in opdracht van de RvC van Rochdale plaats
zal vinden, zal ik zelf ook na laten gaan of er aanleiding is tot nader onderzoek
door de VROM-IOD.
Ik hoop u hiermee voor het moment voldoende te hebben geïnformeerd.
De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,
C. P. Vogelaar