Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 11 november 2021
Graag informeer ik uw Kamer via deze brief dat de strafzaak naar de vermeende fraude
die in november 2018 bij Vestia aan het licht kwam op 15 november start. De Autoriteit
woningcorporaties, die door Vestia op de hoogte wordt gehouden over deze kwestie,
heeft mij dit desgevraagd gemeld.
In de strafzaak staat de vermeende fraude door enkele medewerkers van Vestia centraal.
Ik vind het van groot belang dat indien fraude aan de orde is in de corporatiesector,
corporaties hierin hun volle verantwoordelijkheid nemen. Vestia doet dit door zich
in te spannen voor het aanpakken van de vermeende fraude.
In de beantwoording van eerdere schriftelijke vragen (Aanhangsel Handelingen II 2019/20,
nr. 4106, Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 1142 en Aanhangsel Handelingen II 2018/19, nr. 942) van uw Kamer over de vermeende fraude bij Vestia heb ik toegezegd uw Kamer op hoofdlijnen
te informeren over de uitkomsten van het strafrechtelijk onderzoek door de Fiscale
Inlichtingen- en Opsporingsdienst en het Openbaar Ministerie en het forensisch onderzoek
in opdracht van Vestia zelf, nadat dit is afgerond. Bij dezen voldoe ik aan de toezegging
aan uw Kamer. Uitkomst van het strafrechtelijk onderzoek is dat de officier van justitie
heeft besloten dat de zaak voor de rechter komt. Het is daarmee nu aan de rechter
om over deze zaak te oordelen en een uitspraak te doen over deze kwestie, waardoor
ik niet kan ingaan op verdere details van de zaak. Het forensisch onderzoek over deze
zaak, dat in opdracht van Vestia zelf is uitgevoerd, staat daar los van. Dit incident
lijkt te gaan over twee voormalig medewerkers, die in samenspanning met diverse bedrijven
en personen voor ruim € 2 miljoen hebben gefraudeerd op een wijze die voor Vestia
en haar toezichthouders niet zichtbaar was. De medewerkers zijn zodra dit mogelijk
was ontslagen.
Vestia heeft haar interne beheersing verder verbeterd om de kans op fraude verder
zo veel als mogelijk te voorkomen in de toekomst.
De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, K.H. Ollongren