Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 14 oktober 2014
De algemene commissie voor Wonen en Rijksdienst heeft mij bij brief van 1 oktober
2014 verzocht om een schriftelijke reactie inzake de berichtgeving over het stimuleren
en wegnemen van (financiële-) barrières bij het oprichten van nieuwe kleinschalige
woningcorporaties aan de Kamer te zenden. Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.
De aanleiding van het bericht in het NOS journaal van 27 september jl. over het initiatief
voor de oprichting van een wooncoöperatie in de gemeente Waalwijk was het van start
gaan van het koplopersprogramma wooncoöperaties van Platform31. Het gaat hierbij om
het oprichten van kleinschalige wooncoöperaties en niet om woningcorporaties (toegelaten
instellingen).
Op 17 december 2013 deed ik tijdens het debat over de hervormingsmaatregelen op de
woningmarkt in de Eerste Kamer de toezegging eind 2014 te komen met «een uitwerking
van de wooncoöperatie, een vorm van zelforganisatie van kopers en huurders gericht
op gezamenlijke doelen, als nieuwe vorm van een toegelaten instelling met een wettelijke
basis al dan niet binnen de structuur van de huidige sociale huursector». Ik wil graag
ruimte geven op de woningmarkt aan initiatieven van huurders en kopers om op hun eigen
manier het wonen te organiseren. In het buitenland komen coöperatieve vormen van wonen
vaak voor, maar in Nederland beschikt men over het algemeen over ofwel een eigen woning
ofwel men huurt bij een verhuurder, lagere inkomens meestal bij een woningcorporatie.
Daarom heb ik – op basis van het gedachtegoed van senator Duivesteijn – een wetsvoorstel
uitgewerkt. Over de inhoud hiervan heb ik de sector geconsulteerd. Uw Kamer heeft
op 23 juni jl. een afschrift van deze consultatiebrief ontvangen. Mede op basis van
de uitkomsten van de consultatie, waaruit een hoge mate van instemming met de uitwerking
van de wooncoöperatie bleek, heb ik op 2 september jl. een wetsvoorstel naar Uw Kamer
gestuurd (Kamerstuk 33 966, nr. 7). Hierin heb ik een wettelijke definitie voorgesteld van een wooncoöperatie – naast
die van een woningcorporatie/ toegelaten instelling – waarin mensen met lagere inkomens
(de doelgroep) hun woning kunnen kopen en daarna gezamenlijk het onderhoud en beheer
kunnen vormgeven. Daarbij zijn enkele zaken geregeld die bewoners kunnen faciliteren,
zoals voldoende tijd om een coöperatie op te richten bij verkoop van woningen door
de toegelaten instelling, een bijdrage aan het opstellen van een coöperatieplan en
voorzieningen zodat de aangekochte woning de komende jaren onderhouden kan worden.
Deze maatregelen zijn gericht op de lagere inkomens.
Ik heb in de toelichting op het wetsvoorstel daarnaast aangegeven dat het kabinet
ook kansen ziet voor de wooncoöperatie voor middeninkomens in de collectieve organisatievorm,
waarbij de wooncoöperatie eigenaar wordt van de woningen en deze verhuurt of gebruiksrechten
uitgeeft. Om die reden is het koplopersprogramma Wooncoöperaties van Platform31 dat
vorige week van start is gegaan voor een deel gericht op deze vormen van wooncoöperaties.
Het onderwerp in het NOS journaal van zaterdag 27 september jl. ging vooral over deze
initiatieven. Het signaal was dat vooral ook de financiering een probleem vormt omdat
banken en beleggers terughoudend zijn. In het genoemde koplopersprogamma wordt aandacht
besteed aan de financiering van de diverse deelnemende projecten en mogelijke problemen
en oplossingen daarbij.
Het Ministerie van BZK houdt nauw contact met Platform31. Mochten de ervaringen van
het koplopersprogramma daartoe aanleiding geven, dan bezie ik of er ook voor deze
groep aanleiding is om tot nadere maatregelen te komen. Vooralsnog constateer ik dat
er al veel mogelijk is en het uitwisselen van ervaringen en kennis tot resultaat leidt.
Ik zie de wooncoöperatie, in welke vorm dan ook, als een zinvolle toevoeging op de
woningmarkt voor alle inkomens.
De Minister voor Wonen en Rijksdienst,
S.A. Blok