29 453 Woningcorporaties

Nr. 314 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 29 mei 2013

Met deze brief breng ik het u het resultaat onder de aandacht van de afhandeling van een klacht van de voormalige Raad van Commissarissen (RvC) van Woningbouwvereniging Laurentius te Breda. De voormalige RvC heeft met de klacht de publiciteit gezocht, onder andere via een interview in het Financieele Dagblad. Daarnaast is de klacht onder de aandacht van uw Kamer gebracht.

De aan mij gerichte klacht van 16 januari 2013 is tweeledig. Het betreft enerzijds de wijze van opereren van de door mijn ambtsvoorganger aangestelde externe toezichthouder (dhr. L. Pouw) bij Laurentius anderzijds de wijze waarop het ministerie Laurentius sinds 2011 behandeld heeft.

Laurentius is begin 2012 in financiële problemen gekomen als gevolg van risicovol opereren van Laurentius en haar bestuurder (mogelijk in combinatie met strafrechtelijke feiten). Naar aanleiding van de problemen bij Laurentius is de corporatie onder verscherpt toezicht geplaatst en is er door de toenmalige minister van BZK een externe toezichthouder aangesteld.

In verband met de klacht is nadere informatie ingewonnen bij verschillende personen en organisaties (waaronder het CFV, het WSW, de ledenraad van Laurentius en de interim--bestuurder) die in de klachtenbrief worden genoemd.

De klachten over het functioneren van de externe toezichthouder en de wijze waarop het ministerie Laurentius sinds 2011 behandeld heeft zijn ongegrond verklaard. Voor een nadere onderbouwing verwijs ik naar de bijlage bij deze brief1.

De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer

Naar boven