29 453 Woningcorporaties

Nr. 306 BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN EN RIJKSDIENST

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 3 april 2013

In aanvulling op mijn brief van 22 februari 2013 over de toename in het aantal huisuitzettingen1, ga ik onderstaand nog in op gezinnen en kinderen in de opvang.

Ik merk overigens op dat maatschappelijke opvanginstellingen, en ook jeugdzorg, niet onder mijn verantwoordelijkheid vallen, maar onder die van de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport. Ik beperk mij in deze brief dan ook tot de relatie die zou kunnen bestaan met het wonen en het uitzettingsbeleid van corporaties. Ik baseer me daarbij voornamelijk op informatie die ik van de staatssecretaris heb ontvangen.

Allereerst merk ik op dat ik met de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, van mening ben dat kinderen niet in de opvang thuishoren. In sommige gevallen is dat echter onvermijdelijk, bijvoorbeeld als er sprake is van huiselijk geweld. Veiligheid staat dan voorop. De staatssecretaris beziet welke maatregelen hij kan nemen om kinderen in de opvang zoveel mogelijk te voorkomen.

Huiselijk geweld is de meest voorkomende oorzaak waardoor er een groot aantal kinderen bij instellingen (vrouwenopvang) van de Federatie Opvang verblijven. Slechts in een beperkt aantal gevallen is er een relatie met een huisuitzetting. Veel gemeenten voeren een beleid om gezinnen extra te begeleiden en waar mogelijk van aparte opvang te voorzien. Tevens beoogt de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport via een onderzoek meer inzicht te verkrijgen in de problematiek van dakloze gezinnen.

Er zijn geen cijfers die aangeven dat door huisuitzettingen het aantal dakloze gezinnen toeneemt. Uit de cijfers die tot nu toe beschikbaar zijn, blijkt ook niet dat het aantal kinderen in de opvang toeneemt. In 2011 is er een afname ten opzichte van 2010. Cijfers met betrekking tot kinderen in de opvang over 2012 zijn nog niet bekend. Dat neemt niet weg dat elke huisuitzetting die leidt tot een dakloos gezin, er één teveel is. Ik herhaal daarom mijn toezegging van mijn brief van 22 februari 2013, dat ik waar mogelijk in mijn overleggen met betrokken partijen het belang van het voorkómen van huisuitzettingen zal onderstrepen. Zoals ook door de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport is gemeld bij het algemeen overleg over maatschappelijke opvang en zwerfjongeren van 20 maart jl. zullen wij samen bezien op welke wijze wij, in overleg met woningcorporaties, particuliere verhuurders en hypotheekverstrekkers, voortgang kunnen boeken in de preventie van huisuitzettingen.

De minister voor Wonen en Rijksdienst, S.A. Blok


X Noot
1

Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 29 453, nr. 293

Naar boven