29 453
Woningcorporaties

nr. 126
BRIEF VAN DE MINISTER VOOR WONEN, WIJKEN EN INTEGRATIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 22 juli 2009

Inleiding

In deze brief ga ik nader in op de nog openstaande punten naar aanleiding van het Algemeen Overleg dat ik met uw Kamer heb gevoerd op 1 juli 2009 over Rochdale, SGBB en Woonbron.

Woonbron

Conform mijn toezegging heb ik als bijlage1 toegevoegd het plan van de externe toezichthouder bij Woonbron (dhr. Zwarts) dat betrekking heeft op de ontvlechting, de afbouw, de financiering en de verkoop van ss Rotterdam. Hier zal nog nader advies over worden ingewonnen bij het CFV en het WSW.

Bij Woonbron is navraag gedaan of er asbestverklaringen moeten worden getekend door personen bij Woonbron waarbij zij afzien van claims.

Woonbron geeft aan dat werknemers voorafgaand aan de tewerkstelling aan boord geen verklaring hebben moeten tekenen dat zij afzien van claims. De betrokken werkgevers (contractanten) ontvangen een gebruikersprotocol waarin duidelijk is weergegeven op welke locaties asbesthoudende materialen of restanten zijn achtergebleven en duidelijke instructies zijn opgenomen wat wel en niet mag. Dit protocol voldoet aan de criteria zoals genoemd in NEN 2991. Aan boord zijn alleen nog asbesthoudende materialen aanwezig die duurzaam zijn afgeschermd. Zonder bewerking van deze afschermingen is het risico op blootstelling aan asbest verwaarloosbaar klein.

De medewerkers van deze contractanten worden in opdracht van De Rederij (een 100%-dochter van Woonbron) door het ingenieursbureau, voorafgaand aan de uitvoering van werkzaamheden, aan boord geïnstrueerd. Na het krijgen van de instructie wordt een korte test afgenomen om te verifiëren of de betreffende medewerker de verstrekte informatie ook heeft begrepen. De instructie is evenals de test in meerdere talen beschikbaar. De werknemer tekent vervolgens een verklaring dat hij de instructie heeft ontvangen en zich zal houden aan de geldende voorwaarden aan boord van het schip.

Voor wat betreft de vraag welke claims er lopen van leveranciers tegen Woonbron: na ontbinding van de overeenkomst met Imtech is er door laatste een claim (van € 7,5 miljoen) ingediend tegen Rederij De Rotterdam BV. Deze claim maakt onderdeel uit van de arbitragezaak die tussen beide partijen loopt en waarbij door Rederij De Rotterdam BV eveneens een claim (van € 26,4 miljoen) is ingediend.

Voor wat betreft de eventuele verlenging van het contract van de heer Zwarts: ik zal hem verzoeken langer aan te blijven, indien blijkt dat dit wenselijk is voor een goede afronding van zijn opdracht.

Rochdale

Uw kamer heeft gevraagd om verstrekking van het herstelplan van Rochdale. Ik heb toegezegd om u een gekuiste versie te verstrekken. Bij nader inzien acht ik het zinvoller om u de integrale versie van dit plan toe te sturen, zodat u optimaal wordt geïnformeerd. Vanwege het bedrijfsbelang van Rochdale doe ik u het plan vertrouwelijk toekomen.1 Het herstelplan wordt periodiek getoetst door de twee externe toezichthouders bij Rochdale, alwaar het fungeert als intern werkexemplaar.

In het Algemeen Overleg zijn nadere vragen gesteld over de betrokkenheid van de voormalige Raad van Commissarissen (RvC) van Rochdale bij de (uiteindelijke) afhandeling van het onderzoek naar aanleiding van de klokkenluider die zich destijds bij het Centraal Fonds voor de Volkshuisvesting (CFV) heeft gemeld.

Zoals eerder aangegeven heeft het ministerie geen contact gehad met (vertegenwoordigers van) de voormalige RvC over de onderzoekspunten. De communicatie vond plaats met het bestuur van Rochdale. Het ministerie vond de betrokkenheid van de toenmalige RvC wel degelijk van belang en heeft er ook actief naar geïnformeerd. De vergaderstukken van de RvC uit de onderzoeksperiode zijn opgevraagd. Rochdale gaf aan dat die stukken onvindbaar waren als gevolg van een verhuizing. In dezelfde brief waarin dit wordt medegedeeld schrijft de toenmalige voorzitter van de Raad van Bestuur (RvB) dat de inhoud van de brief is afgestemd met de toenmalige voorzitter van de RvC en dat hij zich verenigt met zijn verklaring ter zake het informeren van de RvC. Onder c.c. wordt de naam van de toenmalige voorzitter vermeld.

De voormalige RvC heeft mij laten weten hiervan nooit in kennis te zijn gesteld. Navraag bij Rochdale heeft nog een aanbiedingsbriefje opgeleverd waarmee de bovenbedoelde brief aan de toenmalige voorzitter van de RvC is verstrekt. De brief is destijds niet aangetekend verzonden en ik kan derhalve niet met zekerheid stellen dat de toenmalige RvC ook daadwerkelijk is geïnformeerd. De toenmalige voorzitter van de RvC kan zich (de ontvangst van) de brief niet herinneren.

Met de wijsheid van nu ware het beter geweest dat destijds contact was opgenomen met de RvC zelf. Voor mij is van belang dat er lessen worden getrokken uit het dossier Rochdale. De afgelopen tijd is bij de behandeling van enkele toezichtdossiers het intern toezicht direct betrokken en die lijn zal ook in de toekomst worden gehanteerd. Reeds nu kan ik vaststellen dat deze handelswijze de effectiviteit ten goede komt. Met die constatering hoop ik dat verdere uitdieping van de historie van Rochdale op dit punt achterwege kan blijven.

Tenslotte is gevraagd of de minister destijds is geïnformeerd over (het stopzetten van) het onderzoek naar Rochdale. Schriftelijk is dat in ieder geval niet gebeurd en – voor zover dat redelijkerwijs nog valt na te gaan – ook anderszins lijkt dat niet het geval te zijn geweest. Ook hier zou ik het willen laten bij het trekken van een les: dit soort beslissingen lopen voortaan via de minister.

SGBB

Uw Kamer heeft gevraagd om geïnformeerd te worden over de eventuele uitkomsten van het FIOD-onderzoek bij SGBB. Ik kan daar helaas niet aan voldoen, omdat het buiten mijn competentie valt. Ik weet alleen dat het onderzoek nog loopt.

Verder is mij gevraagd om na te gaan hoe het mogelijk is dat de projectenportefeuille van SGBB verder is toegenomen, ondanks waarschuwingen van het CFV begin 2007.

In januari 2007 heeft het CFV op verzoek van SGBB een doorrekening gemaakt van het destijds beoogde nieuwbouwbeleid. Men ging uit van de nieuwbouw en aankoop van circa 1600 eenheden. Hiertegenover stond de verkoop van 800 woningen. Op basis van deze planning kwam het CFV tot de conclusie dat met uitvoering van dit beleid de corporatie de zogenaamde A-status zou verliezen. Dit is op 7 februari 2007 schriftelijk gemeld aan SGBB. De corporatie is toen opgeroepen de ambities en financiële mogelijkheden beter op elkaar af te stemmen, dan wel te bezien welke aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Mede naar aanleiding van dit signaal heeft de corporatie gepoogd te fuseren met een grotere en financieel sterke corporatie, alsmede te bezien of een groter aandeel van de huurwoningen omgezet zou kunnen worden in de koopsector.

Na intensief overleg tussen SGBB en de beoogde fusiepartner is geconcludeerd dat een fusie niet haalbaar was. Een en ander heeft voor de SGBB echter geen reden gevormd de nieuwbouwambities bij te stellen.

Op basis van de jaarcijfers over 2006 meldt het CFV op 12 september 2007 schriftelijk aan de corporatie dat het gecorrigeerd weerstandsvermogen in één of meerdere jaren lager is dan het minimaal noodzakelijk weerstandsvermogen en dat in verband daarmee het CFV de financiële positie van SGBB nader zal beoordelen.

Op 19 december 2007 wordt schriftelijk aan SGBB medegedeeld dat uit onderzoek is gebleken dat het weerstandsvermogen van SGBB in de komende jaren mede als gevolg van de verwachte investeringen op het gebied van nieuwbouw en woningverbetering fors zal afnemen en dat opmerkelijk genoeg de nieuwbouw nagenoeg geheel in de dure huursector gerealiseerd gaat worden met hoge gemiddelde investeringsgebonden verliezen.

Voor het instellen van een vervolgonderzoek is op dat moment overigens nog geen reden, omdat het gecorrigeerd weerstandsvermogen in het verslagjaar en in de prognoseperiode boven het minimaal noodzakelijk niveau ligt.

Naar mijn mening is SGBB regelmatig en indringend gewezen op de situatie waarin de corporatie terecht zou komen bij ongewijzigd beleid. Men is echter gewoon doorgegaan met het verder uitbouwen van de projectenportefeuille, ondanks dat de verkopen steeds verder achter gingen lopen bij de prognoses. Het CFV kwam hier medio 2008 achter bij de reguliere financiële beoordeling op basis van de verantwoordingsgegevens over het verslagjaar 2007 en de prognosegegevens 2008 tot en met 2012. Mijn conclusie is dat het financieel toezicht in deze casus goed heeft gefunctioneerd en dat het toenmalige bestuur van SGBB alle waarschuwingen in de wind heeft geslagen. Tegelijkertijd stel ik vast dat de toenmalige Raad van Toezicht niet in staat is geweest om dat tij te doen keren.

Interventieteam

Er is gevraagd wanneer gerapporteerd gaat worden over de resultaten van de risicoanalyse, het onderzoek nevenfuncties en de doorlichting van de sector. In de tweede helft van dit jaar zal gerapporteerd worden over de resultaten van de risicoanalyse en het onderzoek nevenfuncties. In de eerste helft van 2010 zijn naar verwachting de resultaten van de doorlichting van de sector bekend.

Ik vertrouw erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd.

De minister voor Wonen, Wijken en Integratie,

E. E. van der Laan


XNoot
1

Ter inzage gelegd bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

XNoot
1

Ter vertrouwelijke inzage gelegd, alleen voor de leden, bij het Centraal Informatiepunt Tweede Kamer.

Naar boven