Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Den Haag, 26 oktober 2023
Met deze brief informeer ik uw Kamer over het verlenen van gratie onder voorwaarden
aan de levenslanggestrafte de heer Edwin S. Het is niet gebruikelijk dat ik uw Kamer
informeer over individuele zaken. Het actief in de openbaarheid brengen heeft namelijk
effect op de persoonlijke levenssfeer van betrokkene alsmede op die van slachtoffers
en nabestaanden. Ik ben me echter bewust dat dit een ingrijpend besluit betreft, zeker
voor slachtoffers en nabestaanden, dat zowel maatschappelijk als politiek tot discussie
kan leiden. Om die reden heb ik besloten uw Kamer in dit uitzonderlijke geval te informeren.
Zaaksverloop
Bij arrest van 28 februari 1994 is betrokkene veroordeeld tot een levenslange gevangenisstraf
wegens een gekwalificeerde doodslag, twee pogingen tot gekwalificeerde doodslag, een
woninginbraak en een bedreiging. Betrokkene zit sinds 1 december 1992 in detentie,
derhalve ruim 30 jaar.
Uit de rechtspraak van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens en de Hoge Raad
vloeit voort dat levenslanggestraften recht hebben op een perspectief op vrijlating
en een mogelijkheid tot herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf. In het
kader van re-integratieactiviteiten en op basis van advies van het Adviescollege levenslanggestraften
(ACL) zijn sinds december 2017 geleidelijk (on)begeleide verloven toegekend aan betrokkene.
De herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf vond na 27 jaar detentie plaats
via een ambtshalve gratieprocedure. In die procedure wordt bezien of zich veranderingen
aan de zijde van de levenslanggestrafte hebben voltrokken en vooruitgang is geboekt
de re-integratie. Deze veranderingen en vooruitgang dienen dusdanig te zijn dat verdere
tenuitvoerlegging van de levenslange gevangenisstraf geen enkel met de strafrechtspleging
na te streven doel in redelijkheid meer dient. Dat wil zeggen dat de straf alleen
wordt voortgezet als daarmee nog een strafdoel, zoals vergelding, beveiliging of het
voorkomen van recidive, kan worden bereikt. In de afweging worden ook de belangen
van de slachtoffers en nabestaanden van de betreffende zaak betrokken. Het openbaar
ministerie (OM) en het gerecht dat de straf heeft opgelegd brengen daarbij conform
de Gratiewet advies uit, waarna een beslissing wordt genomen door de Kroon (artikel
122 Grondwet).
In 2019 kwam betrokkene in aanmerking voor ambtshalve gratieverlening. Na doorloping
van het hiervoor ingerichte proces is in 2020 besloten hem geen ambtshalve gratie
te verlenen. De reeds in 2017 gestarte re-integratiefase is hierop verder voortgezet.
Het ACL heeft over de re-integratie van betrokkene meerdere volgadviezen uitgebracht.
Op basis daarvan zijn in de loop der tijd de frequentie en de duur van het verlof
verder uitgebreid en is de beveiliging tijdens het verlof afgeschaald. In 2022 heeft
betrokkene op eigen initiatief een gratieverzoek ingediend. In het kader van de te
nemen beslissing op het gratieverzoek heb ik als gebruikelijk het OM en het hof om
advies gevraagd. Hierop adviseerde het OM eind 2022 om betrokkene geen gratie te verlenen.
Begin 2023 is het re-integratieverlof van betrokkene geëvalueerd. Uit deze evaluatie
volgde dat alle re-integratiedoelen waren behaald. Het hof adviseerde na de evaluatie
van het re-integratieverlof tot gratieverlening onder voorwaarden.
Het advies van het hof weegt zwaar en is leidend bij de besluitvorming. Dit vormde
voor mij aanleiding om het OM te informeren over mijn voornemen om tot voordracht
voor gratieverlening over te gaan. Het OM heeft hierop te kennen gegeven positief
tegenover deze voordracht te staan. Naar aanleiding van de adviezen en de daarin gestelde
voorwaarden, heb ik besloten betrokkene voor te dragen voor gratieverlening onder
voorwaarden aan zijne Majesteit de Koning. Hierop is aan betrokkene op 25 oktober
gratie onder voorwaarden verleend en aansluitend daarop is hij in vrijheid gesteld.
De Minister voor Rechtsbescherming,
F.M. Weerwind