29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 192 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 30 juni 2015

Op 31 maart 2015 informeerde ik uw Kamer over een incident in de uitvoering van een verleende verlofmachtiging bij de dr. Henri van der Hoevenkliniek (hierna: Van der Hoevenkliniek).1 De kliniek stond een patiënt overnachtingen bij familieleden toe, hoewel dit niet besloten lag in de machtiging voor eendaags bezoek aan zijn familie. Naar aanleiding van het geconstateerde, nam ik een tweetal maatregelen. Ten eerste heb ik de Inspectie Veiligheid en Justitie (IVenJ) gevraagd onderzoek te verrichten naar de toedracht van dit incident, alsook een steekproef te verrichten onder alle lopende verlofmachtigingen bij de Van der Hoevenkliniek. Ten tweede werd – in afwachting van de uitkomsten – een opnamestop ingesteld. Daarnaast heeft de Raad van bestuur van de Van der Hoevenkliniek de verantwoordelijke geneesheer-directeur van haar taken ontheven.

Met deze brief bied ik u de resultaten aan van het op mijn verzoek uitgevoerde onderzoek bij de Van der Hoevenkliniek2.

Resultaten en aanbevelingen

Het rapport van de IVenJ is tweeledig. Het eerste gedeelte heeft betrekking op het incident, waarbij de volgende vraag centraal stond: Welke factoren vormden voor de Van der Hoevenkliniek de aanleiding om het verlof in de onderhavige casus niet conform verlofmachtiging uit te voeren? Om deze vraag te kunnen beantwoorden heeft de IVenJ interviews afgenomen met de relevante sleutelfunctionarissen. Deel twee van het rapport ziet op de vraag in hoeverre in andere zaken afgeweken is van de verlofmachtigingen. Hiertoe werd dossierstudie verricht in de vorm van een steekproef, getrokken uit de lopende onbegeleide en transmurale verloven. In totaal onderzocht de inspectie 25 dossiers.

Bevindingen uit het casusonderzoek

De IVenJ constateert in haar rapport dat de Van der Hoevenkliniek de door mijn voorganger verleende machtiging tot onbegeleid verlof te ruim en onjuist heeft geïnterpreteerd. In het verlofplan, waarnaar in de machtiging wordt verwezen, behoren overnachtingen expliciet niet tot beoogde vrijheden. Door dit toch toe te staan, is de kliniek buiten haar bevoegdheden getreden.

De IVenJ beschrijft echter ook dat de kliniek in een ingewikkelde positie raakte door enerzijds haar behandel- en resocialisatieopdracht en uitspraken van verschillende rechtscolleges, en anderzijds de afwijzingen van verlofaanvragen door het ministerie.

Voorts concludeert de IVenJ dat er binnen de Van der Hoevenkliniek sprake was van onvoldoende tegenspraak en objectieve procesbewaking. Juist vanwege de complexiteit van deze casus, kwalificeert de IVenJ dit als onzorgvuldig.

Bevindingen m.b.t de overige verlofmachtigingen

De IVenJ constateert dat er – behoudens dit incident – bij de Van der Hoevenkliniek geen onregelmatigheden zijn in de uitvoering van verlof. In alle onderzochte dossiers kon geconstateerd worden dat de verlofuitvoering overeenkomt met de verleende machtiging, dat de verloftrajecten een logische opbouw laten zien en dat een nieuwe verlofaanvraag wordt gedaan zodra de wijziging van het verlofplan daarom vraagt. Risicoanalyse en risicomanagement staan centraal in de verlofaanvragen. Ook geeft de IVenJ aan dat op casusniveau communicatie plaatsvindt tussen de kliniek en de Verlofunit over bestaande verlofmachtigingen. Verder werd in een dossier waargenomen dat de kliniek, conform het beleid, een machtiging liet intrekken na overtreding van verlofafspraken door een patiënt. De IVenJ ziet op basis van haar onderzoek geen aanleiding om de door mijn ambtsvoorganger ingestelde patiëntenstop te handhaven.

Aanbevelingen

De IVenJ besluit haar rapport met drie aanbevelingen. Aan de Van der Hoevenkliniek richt zij de volgende aanbeveling: volg de in de kliniek bestaande afspraken en procedures ten aanzien van de verlofuitvoering en borg aldus, ook in complexe casuïstiek, voldoende tegenspraak. Aan de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) wordt aanbevolen: pas de Verlofregeling TBS en het format voor de verlofaanvragen zodanig aan dat het aantal overnachtingen dat beoogd wordt bij een onbegeleid verlof geëxpliciteerd moet worden. Ten slotte adviseert de IVenJ mij als Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie: betrek de in dit rapport aangehaalde rechterlijke uitspraken, met inbegrip van die van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (het Vinter-arrest3) ten aanzien van de levenslange gevangenisstraf, bij uw verdere besluitvorming in deze zaak. Betrek daarbij tevens de gemaakte afspraken uit 2001, in het bijzonder dat de kliniek geen bewaarfunctie heeft.

Beleidsreactie

De hoofdconclusie van de IVenJ luidt dat sprake is van een incident dat zich beperkt tot voornoemde casus. Het stelt mij gerust dat zich geen verdere misstanden in de verlofpraktijk bij de Van der Hoevenkliniek voordoen. In lijn met de conclusie in het inspectierapport beëindig ik per 1 juli 2015 de opnamestop die sinds medio maart van kracht is. Vanzelfsprekend ondersteun ik de aanbeveling van de IVenJ aan de kliniek om – ook in complexe gevallen – zich te houden aan de geldende verlofprocedures.

De aanbeveling aan DJI over aanpassing van de aanvraagformats voor verlof, neem ik over. Hoewel deze reeds voorschrijven dat de verlofmodaliteit en de grenzen van de machtiging helder beschreven worden en de inspectie constateert dat dit in andere dossiers goed gaat, zal DJI het advies rond het expliciet uitvragen van aantal beoogde overnachtingen verwerken. Het eerstvolgende evaluatiemoment van de verlofprocedure met het Adviescollege Verloftoetsing TBS (AVT) dit najaar wordt hiervoor aangewend.

In reactie op de aanbeveling die de inspectie aan mij richt, meld ik u dat, conform opdracht van de voorzieningenrechter in haar uitspraak in het kort geding van 7 mei 2015, inmiddels een eerste gesprek tussen de patiënt, diens advocaat, de kliniek en mijn ministerie heeft plaatsgevonden over het voorwaardelijk einddoel van zijn resocialisatie. Zoals in de beantwoording van Kamervragen aangegeven4, werkt mijn ministerie de beleidsimplicaties van diverse gerechtelijke uitspraken rondom levenslanggestraften momenteel uit. Ik verwacht u hierover na het zomerreces een brief te kunnen zenden. Het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie5 om aan te geven hoe in algemene zin omgegaan moet worden met verlofaanvragen van levenslanggestraften, neem ik daarin mee.

De Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, K.H.D.M. Dijkhoff


X Noot
1

Kamerstuk 29 452, nr. 190.

X Noot
2

Raadpleegbaar via www.tweedekamer.nl.

X Noot
3

Aanhangsel Handelingen II 2014/15, nr. 1.

X Noot
4

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, Aanhangsel 1.

X Noot
5

Verzoek reactie verlofaanvragen van levenslanggestraften.

Naar boven