29 452 Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

Nr. 159 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN VEILIGHEID EN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 20 maart 2013

Per brief van 19 maart jl. heeft de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie mij verzocht aan te geven wat de gevolgen zijn van een beslissing van de Rechtbank Middelburg van 14 maart jl. inzake de afwijzing van een verzoek tot verlenging van een tbs-maatregel in verband met strijdigheid met artikel 5 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).

Het Openbaar Ministerie heeft hoger beroep tegen de uitspraak ingesteld. In hoeverre een verlenging van de betreffende tbs-maatregel in strijd is met artikel 5 van het EVRM zal daarom nog moeten blijken uit de uitspraak van Gerechtshof Arnhem. Daarbij merk ik wel op dat de beslissing van 14 maart jl. nauw samenhangt met het geheel van omstandigheden in deze individuele zaak, zoals de duur van tbs-maatregel, verloop van de behandeling, het gepleegde delict en de betreffende persoon. Vanwege het hoger beroep zal ik niet nader inhoudelijk op deze zaak in gaan.

Wel kan ik u melden dat de terbeschikkingstelling van betrokkene van kracht blijft, totdat op het hoger beroep is beslist (artikel 509q, eerste lid, Wetboek van Strafvordering). Indien ook in hoger beroep wordt beslist de tbs-maatregel niet te verlengen, zal de kliniek waar de tbs-gestelde nu verblijft het Openbaar Ministerie verzoeken een vordering in te dienen voor plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis.

Tot slot wijs ik erop dat een rauwelijke contraire beëindiging van de terbeschikkingstelling door de rechter met ingang van 1 juli dit jaar niet meer mogelijk zal zijn. Als gevolg van een wijziging van het Wetboek van Strafvordering vindt beëindiging alleen nog plaats nadat de verpleging van overheidswege gedurende minimaal een jaar voorwaardelijk beëindigd is geweest.

De staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, F. Teeven

Naar boven