29 452
Tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel

nr. 103
BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN JUSTITIE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Den Haag, 25 maart 2009

1. Inleiding

Uw Kamer heeft mij verzocht om een schriftelijke reactie op berichten in de media over een persoon die «15 jaar in de tbs zat zonder «gek» te zijn». Met deze brief voldoe ik aan dit verzoek.

Inmiddels heeft op 20 maart 2009 de rechter in deze zaak, op basis van het advies van het Pieter Baan Centrum (PBC), de tbs beëindigd. De rechter zegt in het vonnis onder meer dat er geen sprake is van een persoonlijk- heidsstoornis en dat deze ook niet aanwezig was ten tijde van het delict. Er is daarom, volgens de rechter, geen basis voor een verlenging van de tbs.

Over de specifieke details van deze individuele zaak kan ik geen oordeel geven1. Wel acht ik het van belang in te gaan op een aantal thema’s dat ook in deze zaak een rol heeft gespeeld. Het betreft de kwaliteit van het psychiatrisch onderzoek van het PBC, de mogelijkheden van heroverweging van de tbs en de mogelijkheid contra-expertise aan te vragen. Tot slot informeer ik u over de wijze waarop bij psychiatrisch onderzoek van personen met een niet Nederlandse achtergrond rekening wordt gehouden met de mogelijke invloed van culturele factoren.

Ook kan ik u reeds melden dat deze zaak mij aanleiding heeft gegeven een evaluatie te laten verrichten door een commissie bestaande uit pro justitia-rapporteurs, behandelaars uit verschillende forensisch psychiatrische centra (fpc), een hoogleraar transculturele psychiatrie en de Landelijke adviescommissie plaatsing (Lap). Eventuele verbeterpunten uit deze evaluatie voor diagnostiek en behandeling zullen worden meegenomen bij de verbetering van de tenuitvoerlegging van de tbs-maatregel.

2. Psychiatrisch onderzoek

Het PBC maakt rapportages over verdachten die hiertoe ter observatie zijn opgenomen. Dit zijn ongeveer 225 rapportages per jaar. De rapportages bestaan uit een psychologisch en psychiatrisch onderzoek, een weergave van de observatie in het PBC, een onderzoek in de omgeving van de verdachte (milieuonderzoek) en informatie uit het strafdossier en/of eerdere psychiatrische rapportages. Het is uiteindelijk aan de rechter om op basis van deze en eventueel eerdere rapportages tot een oordeel te komen.

Op 24 april 2008 heb ik tijdens een spoeddebat met u van gedachten gewisseld over de positie en de kwaliteit van het Pieter Baan Centrum. In dat debat heb ik toegezegd dat de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) een gezamenlijke doorlichting van het PBC zouden verrichten.

Bij brief van 20 januari 2009 (Kamerstukken II, 2008/09, 29 452, nr. 97) heb ik uw Kamer geïnformeerd over de resultaten van deze doorlichting. De IGZ constateerde dat er bij de totstandkoming van rapportages sprake is van een zorgvuldig en professioneel proces. Ook ten aanzien van moeilijk observeerbare verdachten voert het PBC zijn opdracht zo goed mogelijk uit. Er wordt gebruik gemaakt van evidence based methoden en technieken volgens de laatste stand van de wetenschap. Door de continuïteit en de samenhang van diagnostische processen is de kwaliteit van de rapportages toegenomen, aldus de IGZ.

De laatste jaren zijn de inspanningen erop gericht de kwaliteit van het diagnostisch onderzoek te vergroten. Dit heeft onder meer geleid tot het voornemen een Nederlands Register Gerechtelijk Deskundigen in te stellen (NRGD). Het NRGD, dat met ingang van 1 juli 2009 van start gaat, stelt hoge kwaliteitseisen aan pro justitia-rapporteurs.

Ook in 2009 wordt de kwaliteit van rapportages verder versterkt, zoals door het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP) in een plan van aanpak is vastgelegd. Dit is van belang omdat diagnostiek vergaande en ingrijpende consequenties kan hebben.

3. Heroverweging en contra-expertise

De maatregel tbs kan door de rechter worden opgelegd voor een delict waarvoor ten minste een vrijheidsstraf van vier jaar is gesteld. De rechter besluit hiertoe op basis van een advies van een onafhankelijke psychiater en psycholoog. Dit advies betreft de ernst van de mogelijke stoornis, de mate van toerekeningsvatbaarheid en het recidivegevaar. De tbs wordt ten uitvoer gelegd in een fpc. De behandeling in het fpc is erop gericht het recidivegevaar tot een aanvaardbaar niveau terug te brengen. De behandelaars stellen hiervoor een behandelplan op dat wordt geëvalueerd en indien nodig wordt bijgesteld.

Continuering van de tbs gebeurt in een proces van toetsing en heroverweging, waarbij de rechter op basis van zorgvuldige advisering tot een onafhankelijk oordeel komt. Hierbij bestaat de mogelijkheid tot contra-expertise. Dit proces licht ik hieronder nader toe.

De tbs wordt in beginsel voor de duur van twee jaar opgelegd. Daarna kan de rechter de termijn van de tbs telkens met een of twee jaren verlengen. Over de wenselijkheid van een eventuele verlenging hoort hij opnieuw deskundigen uit verschillende gedragskundige disciplines. Op basis hiervan komt de rechter tot een onafhankelijk oordeel. Indien de tbs-gestelde niet heeft meegewerkt aan zijn behandeling, kan het fpc veelal niet anders adviseren dan de tbs te verlengen. Immers, niet kan worden aangetoond dat het recidivegevaar is afgenomen. De rechter kan besluiten de tbs niet te verlengen. Als hij dit besluit neemt tegen het advies van de gedragskundigen in, is sprake van een contraire beëindiging.

Tegen een verlenging van de tbs kan de tbs-gestelde in beroep gaan bij het gerechtshof Arnhem. De oordeelskundigheid van het Hof wordt versterkt door twee onafhankelijke deskundigen, een psychiater en een psycholoog.

Indien een verlenging wordt gevorderd waardoor de tbs-maatregel de duur van een periode van zes jaar of een veelvoud daarvan overschrijdt, dan vraagt de rechter om advies van een onafhankelijke, externe psycholoog en psychiater. Als de tbs-gestelde weigert aan het onderzoek mee te werken dan wordt voor zover mogelijk door beide deskundigen afzonderlijk een rapport opgesteld over de reden van weigering.

Op grond van artikel 509o, lid 5, Wetboek van Strafvordering kan de tbs-gestelde in het kader van een zesjaarsverlenging worden geplaatst in een inrichting voor klinische observatie. Een dergelijke observatie duurt zeven weken. De plaatsing geschiedt op last van de Minister van Justitie.

Naast deze mogelijkheid is tevens observatieplaatsing mogelijk op grond van artikel 13 Beginselenwet Verpleging ter beschikking gestelden. Dit kan op ieder moment gebeuren op verzoek van de tbs-gestelde of op verzoek van het fpc. De tbs-gestelde kan tegen de observatieplaatsing in beroep gaan bij de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming. Daarnaast kan een tbs-gestelde een contra-expertise laten uitvoeren.

4. Interculturalisatie

In haar rapport TBS, vandaag over gisteren en morgen (Kamerstukken II, 2005/06, 30 250, nrs. 4–5) wees de commissie-Visser al op de mogelijke invloed van interculturele factoren op de pro justitia adviezen over de toerekeningsvatbaarheid van verdachten. Volgens de commissie kan er sprake zijn van cultuurgebonden misinterpretaties bij de beoordeling van de relatie tussen geestelijke stoornis en delict.

Ik onderken het belang van interculturalisatie in de forensisch psychiatrische sector. Met de invloed van culturele factoren wordt al rekening gehouden. Zo wordt tegenwoordig bij het psychiatrische onderzoek gebruik gemaakt van transculturele diagnostici en hebben verschillende fpc’s een transcultureel georiënteerde diagnosticus in dienst. Alle fpc’s schakelen tolken in. Momenteel ontwikkelt het NIFP, waarvan het PBC deel uitmaakt, een programma voor de ontwikkeling en instandhouding van culturele competenties van pro justitia rapporteurs. Hierbij wordt interculturalisatie volgens het principe van ’education permanente’ binnen de mainstream van de forensische psychiatrie en psychologie geplaatst. Zo blijft de interculturele deskundigheid niet beperkt tot enkelen, zoals nu nog het geval is. Met het NIFP is afgesproken dat op dit programma door het WODC een plan- en een procesevaluatie zal worden uitgevoerd. In de vijfde voortgangsrapportage zal ik de Tweede Kamer verder informeren over de ontwikkelingen in het interculturalisatieproces.

De staatssecretaris van Justitie,

N. Albayrak


XNoot
1

Voor de uitspraak van de rechter verwijs ik naar www.rechtspraak.nl, LJN-nr. BH 7053.

Naar boven