29 448
Wijziging van de Flora- en faunawet in verband met de verruiming van de mogelijkheden tot beheer en schadebestrijding van beschermde inheemse diersoorten

nr. 7
NOTA VAN WIJZIGING

Ontvangen 19 mei 2005

Het voorstel van wet wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel I, onderdeel D, komt te luiden:

D

Artikel 54, tweede lid, komt te luiden:

2. De verzekering van de houder van een jachtakte als bedoeld in artikel 38, eerste lid, onderdeel a, dient eveneens de burgerrechtelijke aansprakelijkheid, bedoeld in het eerste lid, te dekken van ieder die in zijn gezelschap met een geweer jaagt en beschikt over een jachtakte als bedoeld in artikel 45.

B

Artikel I, onderdeel G, komt te luiden:

G

Artikel 65 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid, onderdelen a en b, vervallen de woorden «veelvuldig belangrijke».

2. In het tweede en vijfde lid wordt «ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren» vervangen door: ter voorkoming van:

a. belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of

b. schade aan de fauna.

3. Het achtste lid vervalt.

4. Het negende en tiende lid worden vernummerd tot achtste en negende lid.

C

Artikel I, onderdeel I, komt te luiden:

I

Artikel 68 wordt als volgt gewijzigd:

1. In het eerste lid wordt «van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 18 en 72, vijfde lid» vervangen door: van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 9 tot en met 18, 53, eerste lid, onderdelen c en d, 72, vijfde lid, en 74.

2. Onder vernummering van het tweede tot en met vijfde lid tot derde tot en met zesde lid wordt een nieuw tweede lid ingevoegd, luidende:

2. Gedeputeerde staten kunnen bij verlening van een ontheffing als bedoeld in het eerste lid niet afwijken van het bepaalde bij of krachtens artikel 72, vijfde lid, voor het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken.

3. In het nieuwe vijfde lid wordt «het tweede lid» vervangen door: het derde lid.

4. Het nieuwe zesde lid komt te luiden:

6. Gedeputeerde staten doen tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van besluiten als bedoeld in het eerste en vijfde lid mededeling van deze besluiten in één of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze. Van besluiten als bedoeld in het eerste juncto derde lid wordt tevens tegelijkertijd met of zo spoedig mogelijk na de bekendmaking van deze besluiten mededeling gedaan in de Staatscourant. Een afschrift van deze besluiten sturen zij aan Onze Minister.

D

In artikel I wordt na onderdeel I een nieuw onderdeel ingevoegd, luidende:

Ia

In artikel 75 wordt, onder vernummering van het vierde tot en met zesde lid tot vijfde tot en met zevende lid, een nieuw vierde lid ingevoegd, luidende:

4. Onze Minister kan bij verlening van een ontheffing als bedoeld in het derde lid niet afwijken van het bepaalde bij of krachtens artikel 72, vijfde lid, voor het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken.

E

Artikel I, onderdeel K, komt te luiden:

K

In artikel 103 wordt «75, eerste en vierde lid, onderdeel c» vervangen door: 75, eerste en zesde lid, onderdeel c.

F

Artikel II komt te luiden:

ARTIKEL II

De Wet wapens en munitie wordt als volgt gewijzigd:

A

Artikel 27, tweede lid, onderdeel b, komt te luiden:

b. op grond van artikel 26, tweede lid, voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens voorhanden mogen hebben, voor wat betreft het terrein waar zij tot de jacht en beheer en schadebestrijding gerechtigd zijn.

B

In de artikelen 32, eerste lid, en 42, tweede lid, wordt «voor de jacht bestemde wapens» vervangen door: voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens.

G

Na artikel II wordt de volgende artikelen ingevoegd, luidende:

ARTIKEL IIA

In artikel 1a, onder 1°, van de Wet op de economische delicten wordt in de zinsnede met betrekking tot de Destructiewet «de artikelen 4 en 5, eerste en tweede lid» vervangen door: de artikelen 4, 5, eerste en tweede lid, en artikel 23.

ARTIKEL IIB

Aan het slot van artikel 23, tweede lid, van de Destructiewet wordt de volgende zinsnede toegevoegd: , die zo nodig van de algemene maatregel van bestuur, bedoeld in het eerste lid, afwijken.

Toelichting

Onderhavige nota van wijziging voorziet in een aanpassing van artikel I, onderdelen D, G en I, en artikel II van het wetsvoorstel. Daarnaast wordt van de mogelijkheid gebruik gemaakt om de Wet op de economische delicten en de Destructiewet aan te passen.

A

Uit praktisch oogpunt is het gewenst dat houders van een zogenaamde logeerakte op grond van artikel 45 van de Flora- en faunawet (hierna: de wet), die verleend wordt voor zes dagen, niet zelfstandig een verzekering behoeven af te sluiten, maar dat zij meeverzekerd zijn op de polis van de jachtaktehouder in wiens gezelschap zij met een geweer jagen. De huidige verzekeringspraktijk is ook op deze wijze ingericht.

Met het oog hierop kan artikel 54, tweede lid, van de wet niet vervallen, zoals bepaald is in het wetsvoorstel dat is aangeboden aan de Tweede Kamer, en is een voorziening in wettelijke zin alsnog noodzakelijk.

De huidige tekst van artikel 54, tweede lid, is hiertoe onvoldoende, omdat deze tekst niet tot uitdrukking brengt dat de verzekering eveneens de aansprakelijkheid dient te dekken van logeeraktehouders. Met de voorgestelde tekst van artikel 54, tweede lid, van de wet wordt dit aangepast.

B

Met de voorgestelde wijziging wordt artikel 65 van de wet meer in overeenstemming gebracht met de artikelen 67 en 68 van de wet.

Artikel I, onderdeel G, van het wetsvoorstel, zoals dit is ingediend bij de Tweede Kamer, voorziet in de mogelijkheid om beschermde inheemse diersoorten op de landelijke en provinciale vrijstellingslijst te plaatsen vanwege «belangrijke schade» aan de fauna. De artikelen 67 en 68, op grond waarvan gedeputeerde staten mogelijkheden hebben om een aanwijzing te doen of een ontheffing te verlenen in het kader van beheer en schadebestrijding, spreken echter over «schade» aan de fauna. Uit het oogpunt van uniformiteit wordt met onderhavige nota van wijziging voorgesteld het faunabelang in artikel 65 van de wet op vergelijkbare wijze te formuleren als in de artikelen 67 en 68 van de wet.

De voorgestelde formulering sluit voorts beter aan op artikel 16 van de Habitatrichtlijn1 en artikel 9 van de Vogelrichtlijn2, waarin evenmin de eis wordt gesteld dat sprake dient te zijn van«belangrijke» schade aan de fauna voor het toestaan van afwijkingen van de verbodsbepalingen uit de richtlijnen.

C, D en E

Met de onderdelen C en D van deze nota wordt in lijn met artikel I, onderdeel H, tweede lid, van het wetsvoorstel een voorziening getroffen om te voorkomen dat op grond van de artikelen 68, eerste lid, en 75, derde lid, afgeweken kan worden van artikel 72, vijfde lid, voor het toestaan van middelen die onnodig lijden van dieren veroorzaken. In verband met artikel I, onderdeel Ia, van het wetsvoorstel, waarin het vierde tot en met zesde lid van artikel 75 vernummerd worden, is in onderdeel E van onderhavige nota artikel I, onderdeel K, van het wetsvoorstel aangepast. Dit onderdeel bevat een verwijzing naar één van de vernummerde leden van artikel 75.

De voorgestelde wijziging in artikel I, onderdeel I, derde lid, beoogt de tijd tussen het moment van bekendmaking van besluiten omtrent verlening van een ontheffing en het moment waarop mededeling van deze besluiten wordt gedaan zo kort mogelijk te houden. Derden-belanghebbenden zijn er in verband met hun rechtsbeschermingsmogelijkheden bij gebaat dat zij snel kennis kunnen nemen van voornoemde besluiten.

F

De voorgestelde aanpassing van artikel II ligt in lijn van de reeds eerder voorgestelde wijziging van artikel 27, tweede lid, onderdeel b, van de Wet wapens en munitie.

Artikel 26, tweede lid, onderdeel b, van de Wet wapens en munitie regelt het voorhanden hebben van voor de jacht en beheer en schadebestrijding bestemde wapens en munitie van categorie III. In de artikelen 32, eerste lid, en 42, tweede lid, van de Wet wapens en munitie, die een verwijzing bevatten naar artikel 26, tweede lid, wordt thans echter uitsluitend gesproken over wapens bestemd voor de jacht.

Beide artikelen worden met onderhavige nota van wijziging in overeenstemming gebracht met artikel 26, tweede lid, van de Wet wapens en munitie.

G

Artikel IIa

In artikel 23 van de Destructiewet is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur nadere, zo nodig van de Destructiewet afwijkende, regels kunnen worden gesteld ter uitvoering van een krachtens het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap of een ander verdrag tot stand gekomen bindend besluit.

In gevallen waarin de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur niet kan worden afgewacht, biedt het artikel voorts de mogelijkheid om bij ministeriële regeling voor een maximale periode van 2 jaar deze regels te stellen. Na die periode dient een ministeriële regeling vervolgens te worden vervangen door een algemene maatregel van bestuur.

In 2003 is op grond van artikel 23 van de Destructiewet alsmede artikel 19 van de Landbouwwet door middel van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten, tijdelijk uitvoering gegeven aan de verordening (EG) nr. 1774/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten (PbEG L273) (hierna: de verordening).

Omdat artikel 23 van de Destructiewet niet is opgenomen in de Wet op de economische delicten, is de strafbaarstelling van overtreding van bepalingen van deze ministeriële regeling destijds gebaseerd op artikel 19 van de Landbouwwet.

Gelet echter op het feit dat deze ministeriële spoedvoorziening in september 2005 vervangen moet worden door een algemene maatregel van bestuur en de Landbouwwet niet de mogelijkheid biedt om overtreding van bepalingen van een algemene maatregel van bestuur strafbaar te stellen, wordt thans voorgesteld artikel 23 van de Destructiewet in de Wet op de economische delicten op te nemen. Hiermee wordt voorkomen dat deze nieuwe algemene maatregel van bestuur in september 2005 niet strafrechtelijk kan worden gehandhaafd.

Voorgesteld wordt artikel 23 van de Destructiewet onder te brengen onder artikel 1a, onder 1°, van de WED. Dit betekent dat de strafmaat van de nieuwe algemene maatregel van bestuur gelijk zal zijn aan de strafmaat van de Uitvoeringsregeling E.G.-verordening gezondheidsvoorschriften inzake niet voor menselijke consumptie bestemde dierlijke bijproducten.

Artikel IIb

Sinds dat de verordening in werking is getreden, is deze reeds meerdere keren gewijzigd. Aangenomen mag worden dat in de toekomst meer wijzigingen zullen volgen.

Wijzigingen van de verordening vinden plaats door middel van communautaire verordeningen en beschikkingen. Omdat deze verordeningen en beschikkingen doorgaans een korte implementatietermijn voorschrijven blijft het in dergelijke gevallen noodzakelijk om door middel van een ministeriële regeling (snel) uitvoering te kunnen geven aan deze communautaire regelgeving.

Artikel 23, tweede lid, van de Destructiewet biedt thans weliswaar de mogelijkheid ter uitvoering van communautaire regelgeving bij ministeriële regeling af te wijken van de wet maar biedt niet de mogelijkheid bij ministeriële regeling af te wijken van een algemene maatregel van bestuur.

Gelet op de hierboven omschreven situatie – dat met ingang van september 2005 door middel van een algemene maatregel van bestuur uitvoering zal zijn gegeven aan de verordening – is het derhalve nodig dat de Destructiewet zodanig wordt aangepast dat het mogelijk wordt om bij ministeriële regeling, ter uitvoering van wijzigingen van de verordening, (tijdelijk) te kunnen afwijken van een algemene maatregel van bestuur.

Dientengevolge wordt thans voorgesteld artikel 23, tweede lid, van de Destructiewet in deze zin aan te passen.

Omdat hiermee wordt afgeweken van het uitgangspunt dat afwijking van regelgeving alleen geschiedt door regelgeving van gelijke orde zal in 2005 een wetsvoorstel tot herziening van de Destructiewet worden voorbereid.

De Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit,

C. P. Veerman


XNoot
1

Richtlijn nr. 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna (PbEG L 206).

XNoot
2

Richtlijn nr. 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de Vogelstand (PbEG L 103).

Naar boven